Maria van Boergondie en Wenduine
1480
Op 6 juli 1480 werd door vrauwe Maria van Borgoinhien de broederschap der schotters ende archiers ter eere ende weerdigheid van den heilighen heraut St. Sebastiaen opgericht. Kort volgend op die andere gilde, te St.-Kruis-Brugge, eveneens op Proosts gebied, maar opgericht door Karel de Stoute op 22 februari 1476, was deze kustbroederschap blijkbaar geen unicum. De schutterijen van Nieuwpoort (1462), van Slijpe (1470), van Raverszijde (1469), van Oudenburg (1445), Zuienkerke (1479) zelfs Sluis, 1424 zijn alle ouder. Wel is aardig dat haar schietpers wordt opgericht, Zuid van den ouden caetspele (1506-1529), wat eventueel deze gilde het oude, louter ludieke, gebeuren liet opvolgen.
Over het Wenduinse gilde is vrij weinig bewaard gebleven: een confirmatie uit 1515 van de stichtingsoorkonde uit 1480; een beloenberd uit 1664, datum waarop de gilde - vrij laat - na de geuzentijd herontstaat (zij zou in 1857 een derde keer verrijzen).
Dank zij excerpten uit de registers der wettelijke passeringen, op het RAB, en dank zij de nota's van L. Gilliodts-Van Severen (zie P. Verduyn, Geschiedenis van Wenduine, 2e uitg., Wenduine 1960, blz. 140-145) kennen wij wel de namen van 16e eeuwse herbergen te Wenduine: De drie Cueninghen; De vier Aimeskinderen; Tgildhof (van de vissersgilde); naast het Schottershof zelf; wij weten wel dat vanaf 1423, en doorlopend de gehele 16e eeuw de ghesellen van weyndine als rederijkers uitermate geschikte compagnons waren voor schutterijen. Wij weten niet wie in aanmerking kwam om als hoofdman van de gilde te opereren. Dit kunnen ofwel beide leenhouders van het Proostse zijn geweest: één redenaer (1416 Jan vande Woestijne; 1506 Jan de Corte; 1545 de la Rue; 1549 van Eyewerve, 1622 Nans...) of de familie d'Ongnies 1511-1638; ofwel de heer van Uitkerke vanuit zijn huis De Leeu?
F.d.W.