Guido Gezelle en Kiliaan
Caesar Gezelle vertelt hoe hij nog een heel klein boontje van nen jongen was, toen hij met neef Lateur - Streuvels dus - na de begrafenis van Constance Gezelle zijn oom Guido ging bezoeken in Kortrijk.
Ze komen naast de eetplaatse binnen in het grootste vertrek van het huis: nonkels ontzaglijke boekenkamer...
Dat was een heiligdom waar men zelden en niet zonder een zekeren schroom mocht binnenterden. Ook die kamer kwam op straat uit met twee vensters, doch die bleven eeuwig toe en de kamer trok lucht en licht van het koertje. Hier was 't dat, omringd van boeken aan de vier zijden, oom zat te werken. Aan de muur waar er plaatsje vrij van boeken was, hingen er oude koperplaten en op een draaiend gestoelte dat ook vol boeken zat, lag een groote zware foliant open met letterteekens die uitstaken op de snede, en met Quarto bladjes tusschen de groote bladen ingenaaid. Later heb ik gezien dat dit KILIAEN was of van Kiels etymologisch woordenboek, en, waren de vensters altijd toe, Kiliaen lag immer open.
CAESAR GEZELLE, Uit 't land en 't leven van Guido Gezelle, Van Munster, Amsterdam, blz. 81-83.
Johan Van Iseghem