Biekorf. Jaargang 80
(1980)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Cornelis Kiliaan, dit specialZowat 450 jaar geleden werd Cornelis Kiliaan te Duffel geboren; de bronnen verschillenGa naar voetnoot(1) en de herdenking die op zijn gemeente in 1979 plaatsvond - o.a. de publicatie van het keurige KiliaangedenkboekGa naar voetnoot(2) - kon even goed in 1980 gehouden worden. Vanuit de taalkundige hoek is Biekorf Kiliaan op zijn minst enkele bladzijden verschuldigd: het revolutionaire werk dat hij heeft gepresteerd bleef een monument van degelijkheid. Er werd al heel wat over hem gepubliceerd, terwijl van zijn oeuvre nog niet eens alles is verschenenGa naar voetnoot(3). Om zijn grote verdienste, wil deze tekst een gedenksteen zijn. | |
[pagina 13]
| |
Een roerige periodeWanneer we Kiliaans levensloop (1528/29/30? - 15 april 1607) situeren tegen de achtergrond van zijn tijd, dan zitten we midden het bewogen beeld van nieuwe ideeën, strijd tussen wat waarheid en wat ketterij wordt genoemd, ineenvallende politieke structuren, revolutionaire normen voor kunst en wetenschap, kortom de pijnlijke geboorte van de moderne mens. Op politiek gebied bloeden de Nederlanden onder de stuiptrekkingen van het Habsburgse rijk, gekenmerkt door bestendige staat van beleg, repressie en inquisitie. Verweven met de onafhankelijkheidsstrijd van opstandige gewesten is er de godsdienstoorlog; het vechten voor een terugkeer naar de bronnen van de bijbel; het ongewild bewerken van het uiteenvallen van de middeleeuwse res publica christiana. Als derde, misschien minder vermeld maar even belangrijk, uitwendig kenmerk is er de centrumverschuiving op kleine en grote schaal. De Nederlanden zien zichzelf ingeschakeld als pion van een ruimere Europese politiek tussen een veelheid van nieuwe culturen en pas ontdekte continenten; terwijl de ontdekking van Copernicus (1473-1543) de hele wereld uit zijn middelpuntservaring wegtilt. Ook binnen in de mens leeft de heftigheid van de grensverschuiving: het contact met de antieken brengt de oudheid authentieker en rechtstreekser nabij terwijl geschiedenis en filologie hun eerste wetenschappelijke gestalte krijgen. In deze tijd van schoonheidsbeleving is het bijna symbolisch dat Vesalius de mens zelf een nieuw lichaam gaf... Deze leef-ervaring mag men niet uit het oog verliezen, als men wil spreken over Kiliaan; het is goed dat het gedenkboek er eveneens aandacht aan besteedtGa naar voetnoot(4). De wisselvalligheid in al dat nieuwe verklaart immers heel wat deviezen uit deze periode, die pleiten voor een leven van standvastigheid en middelmate, of om de kenspreuk van Plantijn te gebruiken, voor een leven, geleid labore et constantiaGa naar voetnoot(5). Met een soort stoïcisme ten aanzien van het tijdsgebeuren, niettemin ter zelfder tijd door dit gebeuren méé beïnvloedGa naar voetnoot(6), | |
[pagina 14]
| |
gaat de humanistische wetenschap aan het werk, gedragen door hét nieuwe medium bij uitstek: de boekdrukkunst. Omdat Duffel nabij Antwerpen ligt, had Kiliaan vanaf zijn jeugd voeling met het politieke en religieuze wereldgebeuren dat zich rond en in dit Europese centrum afspeelde. Hij was er lange tijd werkzaam in één van de grootste uitgeverijen van zijn tijd: het Plantijnhuis waar de vele nieuwe wegen elkaar kruisten, o.m. onder de scherpe en onderlegde ogen op de correctorenbankGa naar voetnoot(7). Maar vooral is Kiliaan erin geslaagd, midden dit onzeker tijdsgebeuren, enkele merkwaardige naslagwerken te creëren. Dat pleit niet alleen voor zijn werkzaamheid en inzicht, ook voor de soepelheid van zijn geest, voor zijn zin voor synthese. Om dit grondig te evalueren, moeten we eerst aan zijn leven aandacht besteden. | |
Een bewogen levenDe geboortedatum van Kiliaan is nogal onzeker. Uit de schepenbrieven kan opgemaakt worden dat hij ten vroegste pas in 1530 kan geboren zijnGa naar voetnoot(8). Toch bezitten we een grafschrift dat hij dichtte voor zijn vriend Ortelius (1527-1598) waar we lezen:
O mocht ook mij de knokkelige Dood,
mij, uw omtrent twee jaren jongre vriend,
(want veertienmaal heb ik vijf jaar doorlopen)
uit ziekte en last en zorgen eindelijk halenGa naar voetnoot(9).
Kiliaan verklaart duidelijk dat hij zeventig jaar is, en ongeveer twee jaar jonger dan Ortelius. Deze stierf in 1598 en werd geboren in 1527. Cornelis Kiel werd dus geboren in 1528 of in 1529Ga naar voetnoot(10). Volgens diezelfde schepenbrieven uit Duffel heete hij Cornelis Abts alias van Kiele. Hij werd geboren als zoon van Henrick Abts alias van Kiele en Anna Rechtstraets alias sDrossatenGa naar voetnoot(11). Het bijvoegsel van Kiel wijst waarschijnlijk op de herkomst van de familie. Kiel is het bekende gehucht | |
[pagina 15]
| |
bij Antwerpen. Max Rooses meent echter in den naam Kiel, die hij steeds zonder van gebruikt een afleiding te mogen zien van een ouden voornaam. In een nota die Kiliaan op een boek schreef, staat inderdaad, in den rand onder een aantal namen van patroonheiligen: Kil, Kiliaen, Kilianus, ChilianusGa naar voetnoot(12). Onder de naam Kil, of van Kiel treffen we hem later ook in Antwerpen aan. Deze naam werd volgens de gewoonte van zijn tijd verlatijnst tot Cornelius Kilianus; op de meeste van zijn werken werd daaraan, ook naar gewoonte van de tijd, nog Dufflaeus toegevoegd, naar zijn geboorteplaats, zodat de volledige Latijnse naam luidde: Cornelius Kilianus Dufflaeus. Naderhand werd het Latijnse Kilianus dan weer vernederlandst tot Kiliaan. Deze vorm komt, voor zover we weten, het eerst voor bij zijn begrafenis, die in het archief van de kathedraal te Antwerpen ingeschreven staat onder de naam Cornelis KiliaensGa naar voetnoot(13). De naam Kiliaen, soms nog aangetroffen in ae-spelling - o.a. bij H. AllaeysGa naar voetnoot(14) - wordt nu zo goed als overal Kiliaan geschreven. De tijd kende vrede toen Kiel geboren werd. Karel V had nog een betrekkelijk rustig rijk, en Duffel was binnen dit grote bestel één van de belangrijkste en welvarendste gemeenten van het hertogdom Brabant. Op de Nete gingen schepen tot 500 tonnenmaat, visserij was het inkomen voor een groot deel van de plaatselijke bevolking, terwijl de faam van het centrum ver reikte omwille van de laken en sargennijverheidGa naar voetnoot(15). Al beweert A. Keersmaekers dat er over het schoolwezen (...) van Kiliaans kinderjaren (...) geen gegevens bewaard blevenGa naar voetnoot(16), en al wordt er ons ook bij L. van den Branden niets méér hierover duidelijkGa naar voetnoot(17), toch lezen we bij P. Gé- | |
[pagina 16]
| |
nard dat Kiliaan zijn eerste onderricht in zijn geboorteplaats kreeg, waar zich alsdan, evenals in de andere voorname Brabantsche gemeenten, eene wel ingerichte latijnsche school bevond, die onder het bijzonder bewaak der Scholasters en der Dekens van de St.-Ambrosiusgilde geplaatst, eene aanzienlijke uitbreiding had bekomenGa naar voetnoot(18). Op 29 augustus 1548 wordt aan de Leuvense universiteit een zekere Cornelius filius Henrici Kyel de Duffel ingeschreven voor de faculteit van de Artes, vermoedelijk niemand anders dan Kiliaan, al blijft omwille van de gelijkenis tussen namen in die periode ook dàt nogal onzeker. Op de lijsten van degenen die promoveerden tussen 1545 en 1565 komt hij niet voorGa naar voetnoot(19); maar we moeten toegeven dat hij zijn algemene ontwikkeling, zijn talenkennis en zijn grondig inzicht in de structuren van het Latijn later overtuigend heeft bewezen. In 1555 komt nog een jonge Fransman, Christophe Plantin (1520-1589), ambitieus boekbinder, daarna drukker en zakenman, zich te Antwerpen vestigen, o.a. met de droom ooit de Frans-Zwitserse werkplaats Estienne te evenarenGa naar voetnoot(20). Frans Sweerts, Kiliaans eerste biograaf in 1628, getuigt dat de meester zelf naar Leuven trok om er Kiel als verbeteraar voor zijn drukkerij op te zoekenGa naar voetnoot(21). Zijn eerste functie wordt drukker en letterzetter. P. Génard plaatst hier het jaar 1556 op, al dateren Plantijns eerste rekeningen betreffende het personeel - ook i.v.m. Kiliaan - pas van 5 februari 1558Ga naar voetnoot(22). Maar als Max Rooses gelijk heeft te beweren dat Kiel vijftig jaar bij Plantijn werkzaam is geweest, dan moet deze datum vroeger vallen: Kiliaan stierf in 1607, en in 1604 was hij reeds op rust gesteld. Hetzelfde vermoeden wordt gedeeld door L. van den Branden, die erop wijst hoe onwaarschijnlijk het zou zijn dat iemand na één maand dienst al met een (...) vertrouwensfunctie zou | |
[pagina 17]
| |
worden belastGa naar voetnoot(23). Want in maart schrijft Plantijn in zijn dagboek: Op Zondag, 6 Maart 1558, is Cornelis hier komen wonen in den kost, en voor zijn gewoon werk moet hij ontvangen 13 stuivers in de week, behoudens hier van af te trekken de fouten, die in de drukkerij gedaan worden, volgens zijn geëvenredigd aandeelGa naar voetnoot(24). Toch een merkwaardig systeem van Plantijn om zijn personeel contractueel verantwoordelijk te stellen voor begane fouten, en hiervoor te besnoeien op het weekloon... Het werk dat Kiliaan intussen ook als corrector levert, mag niet worden onderschat: binnen de onzekerheid van de nog groeiende taal viel heel wat te corrigeren om de edities vlot leesbaar, taalkundig zuiver en stilistisch min of meer eenvormig te krijgen, wat soms de volledige omwerking eiste van een autograaf. Schrijvers protesteerden uiteraard, en de corrector zag zich verplicht aan mannen, die somtijds zekere faam benoten, duchtige lessen van stijl- en spelkunde te geven.Ga naar voetnoot(25). Dat Plantijn met Kiliaan blijkbaar tevreden was, zien we bij het begin van de jaren '60, als hij hem belast met de vertaling van een reeks woordenboeken. Zijn eerste proef in het vak der Nederlandsche taalkunde leverde hij hoogst waarschijnlijk in den vorm eener bijdrage tot het Dictionarium Tetraglotton, een Latijnsch- Grieksch- Fransch- Vlaamsch woordenboek, door Plantijn in 1562 gedrukt (...). | |
[pagina 18]
| |
In 1562 wordt Plantijn ervan verdacht een ketters drukje te hebben uitgegevenGa naar voetnoot(27), en moet hij tijdelijk zelfs het land verlaten; meubelen, (...) boeken, platen, letters en verderen alm werd in het openbaar verkocht, en voor een groot jaar hield de Plantijnsche drukkerij op te bestaanGa naar voetnoot(28). Kiliaan duikt bij de heropening in 1563 echter onmiddellijk weer op aan de zijde van de meester, en krijgt een nieuwe lexicografische opdracht: hij moet het Dictionarium Latino-Gallicum van Robert Estienne in het Nederlands omzetten. In Plantijns boekhouding wordt dit werk het Dictionarium Latino-gallicogermanicum genoemd; in 1572 zegt Plantijn dat het persklaar is, maar het werd nooit gedruktGa naar voetnoot(29). Kiliaan moet zijn arbeid voor deze uitgave herhaaldelijk, uit noodzaak, onderbroken hebben, want tussenin liet zijn werkgever hem nog de Synthaxis van Joannes Custos Brechtanus (M. van Hille, Antwerpen, ca. 1515) vertalen, en het zetwerk verrichten voor een ander werk, dat Plantijn des poetes noemt; niettemin was Kiliaan met zijn woordenboekvertaling al klaar op 16 september 1564: hij had de Franse uitgave gekregen in augustus '63, wat betekent dat hij het dus op iets meer dan één jaar klaar maakteGa naar voetnoot(30). Na deze eerste stappen, in dienst van zijn uitgever, begint Kiliaans eigen belangrijke lexicografische arbeid; de eigen aard en verdiensten komen in het volgende gedeelte terug. Bij dit alles is echter merkwaardig wat M. Rooses in 1880 schreef. Van 1567 tot 1571 wint Kiel 12 stuivers in de week en zijn naam is ingeschreven tusschen dien van de gewone gasten der drukkerij, die over het algemeen meer wonnen dan onze correcteur. Rekent men den kost van dezen aan 54 gulden per jaar, zooals Plantijn doet, en voegt men er twaalf stuivers in de week bij, dan krijgt men een jaarwedde van 75 gulden, terwijl de beste drukkersgasten van Plan- | |
[pagina 19]
| |
tijn 150 en de timmermansgasten ongeveer 250 gulden in het jaar wonnenGa naar voetnoot(31). Hij knoopt er verder zelfs een vrij sombere bedenking aan vast, die we om zijn belang integraal afdrukken: Het is een zware beschuldiging die hier aan het adres van Plantijn geformuleerd wordt, trouwens gedeeltelijk ten onrechte. Wat vooreerst die dochters betreft: L. van den | |
[pagina 20]
| |
Branden toonde aan dat Plantijns achting niet uit ijdele woorden bestond, en dat Moretus en later Martine Plantijn resp het peter- en meterschap aanvaardden van Kiliaans eigen kinderen; dat zij geld voor hen opzij legden en hen zoals het overige huispersoneel bedachten met een jaarlijks nieuwjaarsgeschenkGa naar voetnoot(33). Over zijn wedde lezen we: Kiliaan werd betaald overeenkomstig het belang dat zijn werk had voor de firma Plantijn; hij was voor haar een zeer nuttig man maar onontbeerlijk was hij niet. Vandaar dat zijn loon niet tot de hoogste in het bedrijf behoorde; wel werd hij, alles in acht genomen, behoorlijk voor zijn diensten betaald. Als Rooses met Ravelingen wil vergelijken, moet hij overigens zien dat deze op wetenschappelijk gebied waardevoller werk diende te verrichtenGa naar voetnoot(34). Dit relativeert, al blijft de vraag open waarom ook timmerlui zoveel méér werden betaald... Men vermoedde - met min of meer grote zekerheid - dat Kiliaan belangrijke inkomsten had van eigendommen in zijn geboortestreek; het is weer het precieze onderzoek van L. van den Branden waardoor dit werd bevestigdGa naar voetnoot(35). Die geboortestreek had in de jaren 1570 echter heel wat te lijden van religieuze tribulaties, en bevond zich bovendien aan een frontlijnGa naar voetnoot(36). Ev. Dom maakte daarnaast het lijstje op van besmettelijke ziekten, pest en buikloop die Duffel vanaf 1572 onophoudelijk teisterden - het jaar dat ook de beeldenstorm het dorp raakteGa naar voetnoot(37). We kunnen ons daarom wel moeilijk van de indruk ontdoen dat Kiliaans gedachten in Antwerpen van tijd tot tijd wel eens elders waren dan bij zijn lexicografisch of correctorenwerk, wat de bewondering voor zijn werkkracht en menselijke sterkte helemaal niet vermindert, integendeel. Toch zien we hem herhaaldelijk geld uitlenen aan PlantijnGa naar voetnoot(38). Niettemin hebben zijn bezittingen hem af en toe heel wat kopbrekens bezorgdGa naar voetnoot(39). Daar komt nog bij dat in 1576 de officina van de PolygiottaGa naar voetnoot(40) door soldaten van de Spaanse furie wordt ingenomen. Er moet zwaar rant- | |
[pagina 21]
| |
soen betaald zijn om de vernietiging te voorkomen, en met andere bewoners van het Plantijnhuis kan Kiliaan hier slechts ter nauwer nood aan een ware slachting ontkomen zijnGa naar voetnoot(41). Zijn werk heeft zich intussen enigszins gewijzigd. Waar schijnlijk door zijn faam als vertaler heeft hij heel wat opdrachten ontvangen van de overheid, meer bepaald van de Generale Staten, de Staten van Brabant en de stad Antwerpen. Dit werk noemt hij het translateren vande geintercipieerde brieuen, m.a.w. hij is ingeschakeld in een soort inlichtingendienst Sedert 1574 werkt hij dan ook nog slechts gedeeltelijk bij Plantijn, en in 1579 is hij waarschijnlijk volledig door dit werk voor de overheid in beslag genomenGa naar voetnoot(42). In 1580 huwt hij te Lier Marie Bosmans, of Marie Cleys alias Bos. Uit dit huwelijk heeft hij drie dochters: Catharina (1582), Maria (1584) en Anna (1586). Dat het leven hem ook hier niet zal sparen bewijst de vroege dood van zijn vrouw, die hem op ± 56/58 jarige leeftijd met drie kinderen achterlaatGa naar voetnoot(43). In 1582 vinden we hem nog slechts gedeeltelijk bij de overheid en wéér bij Plantijn in dienst, die nu intussen een rijke, bloeiende uitgeverij heeft uitgebouwdGa naar voetnoot(44). Op 1 februari 1584 vertrekt Plantijn naar Leiden. Na de inname van Antwerpen door Farnese, keert hij midden oktober 1585 terugGa naar voetnoot(45). Om tijdens de oorlogsjaren het tekort aan personeel aan te vullen heeft Kiliaan van begin augustus '85 tot einde januari '86 zelf bij de pers en de zetbok gestaanGa naar voetnoot(46). Ook na Plantijns dood (1 juli 1589) blijft Kiliaan in dienst, nu bij diens schoonzoon, Moretus. In een exemplaar van het Latijn-Grieks-Franse Promptuarium Latinae Linguae (Plantijn-Moretus, 1591) noteert hij in handschrift een volledige Nederlandse vertaling, die nooit gedrukt raakte. In zijn | |
[pagina 22]
| |
tweede uitgave van het Dictionarium brengt hij correcties en aanvullingen aan, die worden opgenomen in zijn levenswerk, het Etymologicum van 1599. Ook van deze uitgave legt hij weer een werkexemplaar aan kant, maar de nieuwe bewerking ziet geen drukpers meerGa naar voetnoot(47). In 1604 neemt hij ontslag wegens een aanslepende ziekte, en hij sterft kort daarna, op Paasdag 1607, de 15de april, moe van dagen en werkenGa naar voetnoot(48). Hij wordt begraven op het kerkhof van de O.-L.-V.-kerk te Antwerpen, met het grafschrift, dat zijn vriend Frans Sweerts voor hem samengesteld had. Aan Cornelius Kilianus van Duffel, geroemd en geliefd om zijn volhardende arbeid en zijn bestendige ijver. Gedurende vijftig jaar was hij corrector in de drukkerij van Plantijn. Hoe betrouwbaar en kundig hij die taak vervulde, blijkt uit de boeken zelf, die de stempel dragen van zijn onvergankelijke kunstvaardigheid. Hij hield zich niet uitsluitend met de boeken van anderen bezig maar heeft ook eigen werken nagelaten. In het Latijn schreef hij vloeiend proza en sierlijke verzen. Hij was ook een voortreffelijk auteur in zijn moedertaal; hij verzorgde ze en herstelde haar eigen karakter. Hij overleed op hoge leeftijd en na een vruchtbare loopbaan op Paasdag 1607Ga naar voetnoot(49). Alles samen genomen lijkt dit dus wel tot op zekere hoogte overeen te komen met wat P. Génard reeds voorzichtig opmerkte: nl. dat Plantijn het hoofd van een grote uitgeverij was, Kiliaan de handGa naar voetnoot(50). Als men van Plantijn vol lof beweert dat hij het Nederlands een rang onder de Europese talen wou gevenGa naar voetnoot(51), dan vergeet men misschien iets té veel dat hij vooral drukker-uitgever, d.w.z. zakenman was, die met een fijne - ook commerciële - gevoeligheid voor Brabants gekleurde correcties koos, conform aan de groeiende cultuurtaal van toen, die zich ongeveer volledig naar de leidinggevende rol van de Brabanders richtte. Op die manier - door uitspeling van het Brabantse aandeel in het Nederlands en van het belang van enkele elementaire noties Nederlands voor vreemde kooplui in wereldstad Antwerpen - wist Plantijn zich een belangrijk afzetgebied te bezorgen. | |
[pagina 23]
| |
Zijn verkoopcijfer kon hij verder opdrijven door, binnen de planning van zijn edities, een behoorlijke plaats in te ruimen voor hét gewenste boek van die dagen, n.l. een woordenboek, uiteraard vooral vertalend, en met een drievoudig richtpunt: de wereld van handelaars en kooplui - vooral de Franse, die hij als taalgenoot persoonlijk grondig kende; de kring van wetenschapsmensen en humanisten - die aan Latijnse woordenlijsten behoefte hadden; en het Noordnederlandse taalgebied - we denken aan zijn succursaal te Leiden - waar de vraag bestond naar instrumenten voor een betere kennis van het Brabants. Taallievend zonder méér mag men Plantijn daarom misschien niet noemen - al weze gezegd dat hij zelf uitdrukkelijk verlangde het Nederlands te kennen, om in Antwerpen met personeel en klanten in de eigen taal vlot te kunnen opschietenGa naar voetnoot(52). Kiliaan daarentegen - misschien minder gewaardeerd of bekend dan verdiend en in de dictionaria-reeks zowat Plantijns schaduw en toevlucht - heeft zijn ontzaglijk werk wél uit liefde voor de taal verricht. Wat hij er financieel aan overhield, was overigens vrij beperkt, zeker voor een welgesteld man als hij, die van grotere en heel wat zekerder inkomsten wist. Ook dàt mag - hem ter eer - onderstreept worden. (Vervolgt) Johan Van Iseghem |
|