Biekorf. Jaargang 78
(1978)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 251]
| |
De kist van OxfordIn de lopende jaargang van haar Mededelingen publiceert de Koninklijke Academie een bijdrage van R.H. Marijnissen onder de titel De ‘Chest of Courtrai’, een vervalsing van het pasticcio-type. Het betreft de Kist van Oxford, die onlangs opnieuw in het nieuws kwam omdat de Stad Kortrijk haar graag zou verwervenGa naar voetnoot(1). Biekorf heeft in 1952, het Guldensporenjaar bij uitstek, een artikeltje over bedoeld meubel gepubliceerd, waarin werd gesuggereerd dat de kist wel eens een product zou kunnen zijn van de moderne Brugse antiquiteiten-industrie, niet ouder dan 1860, nog eerder te stellen na 1880. Het verdict van de heer Marijnissen klinkt zeer zwaar. Het onderzoek van de houtsoort heeft uitgewezen dat deze van het bebeeldhouwd paneel voortkomt van een boom die na 1270 is geveld ergens tussen het zuid-oosten van Engeland en Hessen; de rugzijde is vervaardigd uit een jongere houtsoort die zowel uit de late middeleeuwen als uit de 16e eeuw kan stammen. Andere elementen van de kist evenals het ijzerwerk verwijzen naar de periode omstreeks 1600. Materieel gezien zou het belangrijkste gedeelte van de kist, het bebeeldhouwd paneel van de voorzijde, derhalve eigentijds zijn, de andere gedeelten wegens een verbouwing van jongere datum. Daarmee is echter niet bewezen dat de kist als zodanig zou stammen uit de periode kort na 1302. De heer Marijnissen voert namelijk een aantal bedenkingen aan om vast te stellen dat het materiaal weliswaar teruggaat op eigentijdse 13e eeuwse bestanddelen - de verbouwingsingreep niet te na gesproken, - maar dat een falsaris deze in de loop van de 19e eeuw handig heeft aangewend om de kist in mekaar te flansen, ‘aaneengeklungeld met gerecupereerd materiaal’, zo staat het in zijn bericht. Hij verwijst daarbij naar een aantal materiële details maar haalt vooral een aantal stilistische onwaarschijnlijkheden aan die hem ervan overtuigd hebben dat de Kist van Oxford een pasticcio is: ‘elementen van verschillende herkomst worden samengevoegd en met omwisseling van details, lichte of meer afwijkende varianten vermomd in een authentieke creatie’. De auteur citeert in dit verband ‘modellen’ waarop de maker zich kan hebben gesteund: publicaties van Viollet-le-Duc en van Felix De Vigne zowel als authentieke voorbeelden o.a. de muurschilderingen in de Leugemeete te Gent en een fragmentje op de Tapisserie de Bayeux. De ‘vader’ van de kist zou dus niet alleen een bedreven schrijnwerker maar tevens een erudiet neo-gothieker kunnen zijn geweest. In de Guldensporenstad is de uiteenzetting van de heer Marijnissen allicht niet in dank afgenomen. Een college van deskundigen zou zijn argumenten bespreken. Het laatste woord lijkt in elk geval nog niet gezegd, wat niet anders kan dan de waarheid en wetenschap te goede komen. Wat ons betreft: wij zouden zo'n omstreden kist wel voor een zacht prijsje durven kopen; de sensatie vergoede dan het risico.. G.G |
|