Ziektediening tegen schurft en kwa-zeer
In de bijdragen over luizenplaag en schurft (Biekorf 1975-76, 212-213; 1977, 118-119) wordt niet gerept over ziektediening tegen schurft. De termen zeer, kwaad zeer, schorfheyd ende kwaedzeer die daar worden aangehaald wijzen echter de weg naar dieningen waarin of waaronder dat ‘kwaadzeer’ begrepen is. We denken aan de hl. Georgius in Sint-Joris-ten-Distel, gediend tegen distel (huidziekte; fr. teigne), zilte en andere zeeren. (Biekorf 1956, 268)). Ook Sint-Jan-de-Doper staat te Kachtem, Rollegem-Kapelle en Anzegem in de rij met een diening waarin de hoofdzweeren begrepen worden.
Brabant kent echter een zeer specifieke ziektediening tegen schurft, gericht naar de hl. Elisabeth (van Hongarije) in de haar toegewijde kerk te Haren (Brussel). Ze staat er bekend als beschermheilige tegen de haarworm. Men gaat er dienen om bevrijd te zijn van la teigne (hoofdzeer), la grosse gale (schurft).
Een bijzondere dag van verering is de eerste dinsdag van de maand. Moeders gaan met hun kinderen driemaal rond de kerk, en laten zich overlezen en zegenen, en ook inschrijven in de confrerie. Van een ‘Elisabethbron’ nemen ze ook water mee.
Tegen de Kalvarieberg (buiten tegen de koormuur) worden kindermutsen en -kapjes in batist, wol en allerlei linnen als exvoto neergelegd. Eén initiatiefnemer was genoeg om uit zijn handeling een gebruik te laten groeien.
Die verering te Haren (reeds genoteerd in 1929) wordt uitvoerig beschreven door J.E. Davidts in Eigen Schoon en De Brabander, dl. 59 (1976), 326-327.
E.N.