Karel de Goede en de hongersnood van 1816
In de ‘Gazette van Brugge en der Provincie van West-Vlaanderen’, 11 december 1816, verscheen een alleen al door zijn lengte hoogst merkwaardig artikel. Het besloeg immers vijf kolommen (p. 2-4) van de acht. (Het blad telde, zoals toen gebruikelijk, vier bladzijden, alle ingedeeld in twee kolommen).
Het stuk was bedoeld als aanklacht tegen de graanspekulatie waarvan in de hongerwinter 1816-1817 de vele armoelijders het slachtoffer waren. Een erg originele aanklacht overigens, want het betreft een aktualisering van de moord op graaf Karel de Goede, gepleegd in 1127; de titel laat over de bedoelingen geen twijfel:
slagt-offer der graen-opkoopers.
karel den goeden xiv graef van vlaenderen.
Dan volgt het uitvoerig verhaal over de moord, met de volgende aanhef: ‘Wy dunken in deze drukkelyke tyden onze lezers te voldoen, met hun een stuk mede te deelen van het grootste belang, behelzende de vervloeking en vermalendydyng, die volgende vonnis van de wet, voor de revolutie, jaerlyks binnen Brugge de dry eerste vrydagen van maerte wierd vernieuwd en uytgeroepen aen de kerkdeure van St. Donaes...’.
Het verhaal zelf herhaalt de gewone versie uit de kronieken.
Zeer opmerkelijk is de volgende opmerking achteraan:
‘'T waere te wenschen dit stuk in d'handen viel van onzen lieve Koning, 't zoude den armen voordeelig zyn’.
Karel de Goede, de vorst die het opnam voor de slachtoffers der woekeraars, wordt dus tot voorbeeld gesteld aan koning Willem I der Nederlanden (zeker zonder enige bijbedoeling omtrent het droevig lot dat de graaf om zijn rechtvaardige politiek beschoren was).
Het stuk is ondertekend: P. VAN LEDE. Het betreft Pieter van Lede (1768-...), regent in de Weeskamer, opziener van het Beheer der Burgerlijke Godshuizen, die aan de hand van het door hem geordende archief van de Bogardenschool een historische beschrijving van deze instelling heeft opgesteld.
Van Lede werkte vrij vààk mee aan de Gazette van Brugge, meestal ondertekend met P.V.L. (maar onder zijn bijdrage over Karel de Goede prijkt zijn vollédige familienaam, wat ook al een vermeldenswaardig detail is).
In de jaargang 1816 treft men op 21 februari van hem een levensschets aan van de pas overleden jezuïet Hendrik Jozef Fonteyne (Brugge 1745 - Destelbergen 1816), op 22 april een uitvoerige bijdrage over de blinde Hollandse dichteres Petronella Moens, toen nog in leven, op 25 december iets uit vroegere tijden over de Brugse dichter Lambertus de Vos (Vossius).
Pieter van Lede was ook kerkmeester van Sint-Salvators. Zo is te verklaren hoe het komt dat hij op 23 december nieuws geeft over de pastoor van de Sint-Salvatorsparochie, Ignatius van Coquelaere, die toen op sterven lag. En blijkens een stuk van drie dagen vroeger, 20 december, ijverde Van Lede voor het oprichten, in die kerk, van een praalgraf voor graaf Karel de Goede, dit naar aanleiding van het feit dat het gebeente van de martelaar sinds de recente re-