Biekorf. Jaargang 76
(1975-1976)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
[Nummer 9-12]Rosmolens in de Westvlaamse KuststreekGa naar voetnoot*Het malen van graan, om met het zo verkregen meel brood te bakken, gaat tot de oudste tijden terug. In het begin hebben de mensen met eigen kracht de maalstenen in beweging gebracht. Later werd dit zware werk verricht door dieren (paarden, ezels, runderen). De Romeinse rosmolen bestond uit een kegelvormige vaste steen, die als legger dienst deed, en een omsluitende loper met een trechtervormige opening waarin het graan gegoten werd (afb. 1). In onze streken heeft men tijdens opgravingen ook kleine Romeinse molenstenen (een door mensen of dieren rond te draaien bovensteen en een vaste ondersteen) ontdekt. Nog later maakte men gebruik van de natuurkrachten water en wind. De Romeinen kenden reeds de waterradmolens, terwijl de windmolens pas eeuwen nadien in Europa in gebruik kwamen. In de eenvoudigste vorm van waterradmolen1. Romeinse molen (Pompeï).
| |
[pagina 258]
| |
2. Waterradmolen waarvan het rad zich onder de molenstenen bevindt.
3. Waterradmolen met vertikaal geplaatst rad.
bevindt zich het horizontaal gelegen waterrad onder de molenstenen; de vertikale as op het rad drijft - doorheen een opening in de onderste steen - de bovenste molensteen aan (afb. 2). Later werd het waterrad vertikaal geplaatst, zodat de beweging van de horizontale as van het waterrad door kantelwerk-overbrenging de vertikale spil van de bovenste molensteen aan het draaien brengt (afb. 3). De windmolen is het jongste molentype. In onze gewesten zijn de standaardmolens (houten molens) de oudste windmolens; het ontstaan gaat terug tot de twaalfde eeuw. Het principe van de werking is hetzelfde als in de jongere stenen molens. Door de wind worden de wieken, en bijgevolg ook de wiekenas, in beweging gebracht; het kroonwiel (aswiel, bovenwiel) dat op die as bevestigd is, drijft door middel van kamwielen en schijflopen de ijzeren spil aan die de bovenste molensteen op de vaste ondersteen doet draaien (afb. 4). | |
[pagina 259]
| |
4. Doorsnede van een standaardmolen.
Zoals reeds vermeld, werden dieren reeds vroeg gebruikt om een maalinrichting aan te drijven. In de loop der tijden werden de rosmolens - molens waarvan het drijfwerk door paarden (ros of ors) in beweging gebracht wordt - voor meer en meer doeleinden gebruikt. Er waren niet enkel de ros-korenmolens op de boerderijen en bij de windmolens (waar ze bij langdurige windstilte als reserve-molen werkten); er bestonden ook ros-grutmolens (afb. 5), ros-oliemolens en andere ros-industriemolens (afb. 6). Rosmolens waren zelfs in ‘waterhuizen’ in gebruik om het water naar boven te halen en te verspreiden (afb. 7). De rosmolen is niet zo duur als een windmolen, vraagt minder plaats en is niet afhankelijk van de wind. Van dat alles is weinig bewaard gebleven. Archivalia verstrekken gegevens o.m. betreffende reglementering en octrooien. Schilderijen, gevelstenen en prenten geven soms een beeld van het interieur van een rosmolen. Zeer zeldzaam zijn de foto's van een rosmolen in werking. Bij ons weten is er in België of in NederlandGa naar voetnoot(1) geen rosmolen meer in werking. Het is dan ook niet te verwonderen | |
[pagina 260]
| |
1976
5. Gevelsteen te Gent, Meersseniersstraat 2, waarop het interieur van een grut-rosmolen afgebeeld is. (R. Depoorter, Gevelsteen met voorstelling van een rosmolen, in Ons Heem, 14(1959-1960), 90-92). 6. Rosmolen in een muntatelier. Uit D. Diderot, Recueil de planches sur les Sciences, les Arts Libéraux et les Arts Méchaniques, avec leur explication (11 dln., 1763-1772), VIII (1771), pl. VII (naar A Diderot pictorial Encyclopedia of trades and industry, Dover publications, New York, 1959, pl. 201).
| |
[pagina 261]
| |
7. In het Waterhuis - één der zeven wonderen van Brugge - werd water opgehaald bij middel van een rosmolen (afb. op het van ca. 1550 daterende schilderij ‘Septem admirationes civitatis Brugensis’, Brugge, Begijnhof). In het 16de-eeuwse Brouwers- of Waterhuis te Antwerpen bevindt zich nog een rosmolen. Op de kaart van de Duinenabdij (1580) door P. Pourbus, wordt onder nr. 20 het waterhuis afgebeeld waarin zich een ‘seer schoone rosmeulen’ bevond, die het water door loden buizen overal in de abdij bracht; met deze rosmolen werd ook koren gemalen en olie geslagen (cfr. L. Devliegher, De Duinenabdij te Koksijde. Ikonografie en archeologie, in Biekorf 61, 1960, 225-226).
dat voor de meeste mensen een rosmolen een grote onbekende is, die men missschien in werking kan zien in één of ander openluchtmuseum. Trouwens, ook vroeger stonden de rosmolens niet in die belangstelling die de wind- en watermolens wel ten deel gevallen isGa naar voetnoot(2): het eindeloos rondlopen van een paard was niet spektakulair in vergelijking met het majestatische rondwentelen van de wieken van een windmolen of het luidruchtig draaien van het waterrad bij een waterradmolen. | |
[pagina 262]
| |
In deze bijdrage wordt voornamelijk gehandeld over de rosmolens (rossekot in het dialekt) in de Westvlaamse kuststreekGa naar voetnoot(3). De aanleiding tot deze studie is het heroprichten van een rosmolen uit Houtem (bij Veurne) in het Provinciaal Domein Tillegembos te Sint-Michiels/Brugge. Het is onze bedoeling deze rosmolen te situeren in zijn oude en nieuwe omgeving, en niet een historische studie over dit molentype te schrijven. Pastoor L. Vanheule uit Izenberge, de onvermoeibare en enthousiaste conservator van het museum van de regionale heemkring ‘Bachten de Kupe’, is sinds jaren een dergelijke studie aan het voorbereiden waarin zal gehandeld worden over oorsprong, oktrooien, verspreiding, verhouding windmolen - rosmolen, opkomst op de hoeve, verdwijning enz. Enkele van deze problemen hebben wij terloops aangeraakt, andere helemaal niet.
***
Het is opmerkelijk dat juist in de vlakke kuststreek - waar uiteraard geen waterradmolens voorkomen - nog zoveel rosmolens, zij het alle in onvolledige staat, bekend zijn. Het is niet onmogelijk dat de aanwezigheid in deze weiden- | |
[pagina 263]
| |
rijke streek van een belangrijke veestapel (slacht- en melkvee) hiervan de reden is, althans gedeeltelijk. Voor dit vee is immers veel graan nodig, zowel voor het slachtvee dat dikwijls het ganse jaar in de stallen verblijft, als voor het melkvee dat maar in de winterperiode op stal staat. Voor het malen of breken van het graan dat als veevoeder gebruikt werd, was een rosmolen een goedkoop werktuig; de zware paarden die lastig werk gewoon waren, konden de molen aandrijven in een periode dat er geen werk op he land was. Aan de hand van de nu nog bewaarde rosmolens is de vroegere verspreiding van dit molentype moeilijk na te gaan. De weinige mensen die nog met rosmolens gewerkt hebben, en geboren zijn op het einde van de 19e of het begin van de 20e eeuw, kunnen over het algemeen maar weinig of geen andere rosmolens opnoemen in hun gemeente. Daaruit zou blijken dat omstreeks 1900 in talrijke gemeenten maar enkele rosmolens bestonden. Hoe het vroeger was, weten we niet, maar het lijkt ons toch onwaarschijnlijk dat elke grote polderhoeve ooit een rosmolen gehad heeft, zoals wel eens gezegd wordt. Een andere vraag is of de rosmolen oorspronkelijk niet een ‘reservemolen’ was bij een windmolen en pas later naar de boerderij ‘overgewaaid’ is. Op de boerderij was de rosmolen waar het paard langs buiten omheen het gebouwtje liep, onmiddellijk te herkennen: boven het dak verhief zich de koningspil waaraan de schuin naar beneden lopende staartbalk bevestigd was. Daarentegen vielen de rosmolens, waar het paard binnen in het gebouwtje rondliep, als dusdanig niet op. Nog vóór de eerste wereldoorlog heeft de stoommachine rosmolens buiten werking gesteld; het is echter tussen de twee oorlogen dat de meeste in onbruik geraakten door het aanwenden van elektriciteit en van een benzine- of stookoliemotor als energiebron. De rosmolens die nog overeind staan, zijn thans gedegradeerd tot rommelhok, garage, varkensstal en zelfs tot woonhuisje. Van de oorspronkelijke inrichting is dan ook maar weinig overgebleven. Soms bestaat nog enkel het gebouw waarvan vele gebruikers zelfs niet meer weten waarvoor het eenmaal gediend heeft; soms staat de koningspil er nog of liggen de molenstenen op het erf. Met deze enkele overblijfselen, met aanduidingen in het balkwerk en met de schaarse inlichtingen | |
[pagina 264]
| |
8. Op de kaart van Ieper (1564) door Jan Thevelin, komen verscheidene rosmolens voor. Hier een rosmolen en een bolbaan in het klooster van de Grauwe Broeders.
ons verstrekt door vroegere gebruikers, moet men proberen zich een beeld te vormen van de inrichting en van de werking van een rosmolen. Het is niet geweten wanneer de rosmolen in de ons bekende vorm ontstaan is. Waarschijnlijk zijn de nu nog aanwezige typen reeds eeuwen oud. Toch lijken alle door ons onderzochte rosmolens uit de 19e eeuw - en zelfs hoofdzakelijk uit de tweede helft ervan - te dateren. In de kuststreek zijn de rosmolens zowel van baksteen als van hout; de IJzer vormt grosso-modo de scheiding tussen beide groepen. Een nauwkeurige begrenzing is evenwel niet meer mogelijk omdat, tijdens de eerste wereldoorlog, aan weerszijden van de IJzer een kilometers-breed gebied totaal vernield werd. In de Westhoek zijn de molens van hout; het bouwmateriaal is afkomstig uit het houtland ten zuiden van Veurne waar veel eiken en olmen groeiden. In deze streek zijn de molens vierzijdig, met dien verstande dat de molen uit Houtem vier afgeschuinde hoeken heeft. De konstruktiewijze is omzeggens overal gelijk Op een bakstenen voet wordt een muurplaat gelegd waarop met pen en gat-verbinding de stij- | |
[pagina 265]
| |
9. Beplanking (horizontale beschieting) van houten rosmolens. 1. Hoogstade (Hoogstadesteenweg 52), 2. Hoogstade (Brouwerijstraat 11), 3. Izenberge, 4. Koksijde, 5. Sint-Rijkers, 6. Nieuwkapelle, 7. Lampernisse, 8. Steenkerke, 9. Vinkem, 10. Wulpen.
len en de schoren (naar de hoeken) ingelaten zijn; tegen stijlen en schoren wordt langs buiten een beplanking geslagen. Over de stijlen wordt een stijlplaat gelegd waarop de kepers van het dak steunen. In de nok van het dak lopen enkele kepers aan tegen een vierzijdig eindstuk waarop het kransstuk bevestigd is. In het midden- en het oostgedeelte van het kustgebied zijn de rosmolens van baksteen, met uitzondering van een molen te Uitkerke. In tegenstelling met de houten molens is er meer verscheidenheid in de grondplannen: er zijn achtzijdige, ronde en vierzijdige gebouwen, met een duidelijke voorkeur voor de eerste twee, onderscheidelijk 11 en 9 in aantal. Tussen de twee streken is er ook een onderscheid wat betreft het binnen of buiten lopen van het paard. In de Westhoek liep het paard binnen in 5 molens (Hoogstade, Koksijde, Lampernisse, Leisele en Lo) op de 15; in het overige gebied is er van de 23 molens maar één (Bredene) waar het paard binnen liep. | |
[pagina 266]
| |
In een rosmolen - en we beperken ons hier tot de hoeverosmolens in de kuststreek - bevindt zich enerzijds het aandrijfwerk, anderzijds de werktuigen die door dit werk in beweging gebracht worden: maalstenen, graanbrekersGa naar voetnoot(4), karninrichting, wasmachine (waskeern), enz. Het principe van de kracht-overbrenging in een rosmolen stemt overeen met dit van een windmolen, maar de door de wind, via de wieken, in beweging gebrachte wiekenas is vervangen door een koningspil die door een paard rondgedraaid wordt; in beide gevallen wordt de beweegkracht van de as of spil, langs een kroonwiel dat het verdere drijfwerk (kam wielen en/of schijflopen) doet draaien, overgebracht op de maalstenen. In het midden van de molen staat een zware houten spil van ca. 30 x 30 cm., de koningspil of boom. Aan de onderkant van deze centrale spil bevindt zich een ijzeren pen (taats) die draait in een taats- of vetpot waarin zich vet of olie bevindt. De koningspil loopt niet altijd door tot op de begane grond; in houten rosmolens steunt hij dikwijls op een ankerbalk waardoor men in het toch al niet te grote gebouw wat meer ruimte verkreeg. Als het paard buiten omheen de molen loopt, steekt de koningspil boven het dak uit. Op de plaats waar de koningspil doorheen het dak komt, heeft men het dak horizontaal afgesneden; de dakkepers lopen aan tegen een meestal vierkantig eindstuk waarin een opening aangebracht is. Op - of soms onder - dit eindstuk werd met bouten een kransstuk bevestigd, dat de koningspil in evenwicht houdt; in enkele molens is het eindstuk tevens ook kransstuk. Om slijtage te voorkomen is de koningspil op die plaats soms versterkt met ijzeren staafjes. Aan het boveneinde van de koningspil - afgedekt door een houten kapje dat het houtwerk beschermt en het inregenen belet - is een staart of staartbalk bevestigd die schuin naar beneden loopt. Met een zwingel is het paard aan deze staart gespannen. Als twee paarden de molen aandrijven, zijn ze naast elkaar ingespannen. Aan de staart is, naast het paard, meestal een leistok vastgemaakt die met een koord | |
[pagina 267]
| |
10. Rosmolen uit Ringel bij Lengerich, nu in het openluchtmuseum Mühlenhof in Münster (naar ‘Führer durch das Mühlenhof - Freilichtmuseum Münster und seine volkskundlichen Sammlungen, 4e. uitg., Münster, 1976, blz. 31).
het paard rondom de molen ‘leidt’ en het belet rechtdoor te lopen. Meestal lopen de paarden alleen, maar ze moesten wel regelmatig aangespoord worden; dit gebeurde dan als ze voorbij een luikopening of de openstaande deur kwamen. In de rosmolens waar het paard binnen loopt, is de koningspil langs boven aan een trekbalk bevestigd; aan deze spil is, onder het kroonwiel, de trekboom voor het paard vastgemaakt. Is er een tweede paard, dan is het gespannen aan een tweede, eveneens aan de spil bevestigde trekboom. Aan de konmgspil is een groot horizontaal wiel (het kroonwiel of groot wiel) vastgemaakt. Dit kroonwiel is aan de koningspil bevestigd bij middel van een kruis met dubbele armen, waarvan het middengedeelte de spil stevig omsluit. In een rosmolen waar het paard binnen loopt, wordt het groot wiel gesteund door schuine schoren die naar het ondereinde van de spil lopen. Het kroonwiel is bezet ofwel met haaks op het wie: staande kammen ofwel met straalsgewijs uit de rand stekende kammen. De kammen - gemaakt van taai en hard hout - pakken in de staven van schijflopen (lantaarnen) of in de kammen van kamwielen die de beweging overbrengen naar de onderdelen van de molen, die men wil gebruiken. | |
[pagina 268]
| |
11. Rosmolen uit Karbonaatjes Kraal, Hex Rivier, Worcester, Z.-Afrika. (J. Walton. Water-mills, windmills and horse-mills of South- Africa, Kaapstad, 1974, fig. 144). Het kroonwiel is opgebouwd met een enkel kruis, zoals het ook te Lampernisse moet geweest zijn.
Als het een maalinrichting betreft, dan drijft uiteindelijk een vertikale ijzeren spil (klauwijzer) de bovenste molensteen (loper) aan via het molenijzer (rijn) dat stevig bevestigd is in de onderzijde van de loper die over de vastliggende ondersteen (ligger of legger) draait. Het boveneinde van het klauwijzer, waaromheen de schijfloop (of het kamwiel) gemonteerd is, is bevestigd in een gleuf in een balk; het ontkoppelen van de schijfloop geschiedt door het vermelde boveneinde uit de gleuf te trekken. In twee molens (Koksijde en Leisele) waar het paard binnen liep, en waar men uiteraard over minder plaats beschikte, bevond de maalinrichting zich op de zolder; de bovenste molensteen werd dan door het klauwijzer van onder af in beweging gezet. Ook bij de rosmolen uit Houtem gebeurt de aandrijving van onder af, alhoewel de maalstoel op de begane grond staat. De twee molenstenen en de houten kuip (steenkist) waar- | |
[pagina 269]
| |
binnen de stenen liggen, bevinden zich op een houten stoel; langs een trapje komt men op dit verhoog om het graan in de graanbak uit te gieten; het graan komt langs de schudbak en langs het gat in het midden van de bovensteen terecht tussen de molenstenen waar het gemalen wordt; de groeven in de molenstenen drijven het meel naar de buitenkant waar het in een zak opgevangen wordt. Om de maalstenen dichter of verder van elkaar te brengen en zo fijner of grover te malen, maakt men gebruik van een hefboommechanisme waardoor een ijzeren spil, die op een steunbalk rust en doorheen een gat in het midden van de legger tegen het molenijzer in de loper drukt, deze bovensteen naar boven of naar beneden kan verstellen. De molenstenen in een rosmolen hebben een diameter van 85 tot 120 cm. en een dikte van ca. 10 tot 31,5 cm. De grijze lavastenen zijn afkomstig uit het vulkanische Eifelgebied. De groeven in de molenstenen worden met behulp van disselvormige scherphamers aangebracht. Om de stenen te scherpen moet de loper gelicht en omgekeerd worden. Dit gebeurt meestal bij middel van twee aan de schroef van een galg bevestigde ijzeren beugels die grijpen in een gleul op de zijkant van de molenstenen; soms gebruikte men enkel een koord die over een balk geworpen werd. Voor het scherpen deed men beroep op de molenaar van een naburige windmolen of op een beroeps-scherper. Het scherpen van een koppel stenen duurde een volle dag. Het is duidelijk dat de mogelijkheden van een rosmolen niet enkel tot het malen van graan beperkt bleven. Door het bijplaatsen van kamwielen en schijflopen (en later ook van wielen met drijfriemen) die men naar beliefte kon inschakelen of loskoppelen, kon men andere tuigen aandrijven, bv. een breker of pletter (cylinder), een boterkarn, een wasmachine en zelfs een kleine dorsmachine. Over de hoeveelheid graan die men per uur maalde, lopen de gegevens nogal uiteen. De meelsoort die men wilde be komen, de scherpte van de stenen en de gebruikte paarde kracht bepalen immers de hoeveelheid graan die men per uur kon malen. Als men graan fijn maalde voor huishoude lijk gebruik, kwam men tot 50-90 kg. per uur; met grof gemalen graan voor veevoeder bereikte men 100 tot 300 kg. per uur. Voor het malen gebruikten omzeggens alle zegspersonen twee paarden, te Stalhille zelfs drie. Voor één paard was | |
[pagina 270]
| |
12. Kroonwielen uit Koksijde, Houtem, Oostkerke en Leisele
| |
[pagina 271]
| |
1. Koksijde. Van de tien segmenten waaruit de rand bestaat, ontbreekt één en is een ander vernieuwd. Het dubbele kruis en de verbindingsbalkjes werden ingetekend volgens de sporen op de rand.
2. Houtem. 3. Oostkerke (De Naaie 79). Rand bestaande uit vier segmenten De vier bestaande verbindingsbalkjes tussen de dubbele kruisarmen en de rand, zou men willen bevestigen op de opleggingen op de lasstukken, maar de lengte van deze balkjes past niet; ook een bevestiging van deze balkjes op de rand, daar waar een gat voor een toognagel bestaat (cfr. tekening), is niet helemaal juist. 4. Leisele. | |
[pagina 272]
| |
[pagina 273]
| |
1976
14. Paardenmanege te Eernegem (Kriekenstraat 27), waarmede haver en gerst geplet (gecylinderd) wordt; vroeger werd ook een kleine dorsmachine aangedreven. De machines die aangedreven worden, zijn in de schuur opgesteld. Het paard is aan een trekstok gespannen; een leistok leidt het paard rond. Om te dorsen loopt het paard met de zon mee, om te cylinderen loopt het paard tegen de richting van de zon. Met één paard kan 200 kg. per uur gecylinderd worden, met twee paarden komt men tot 300 kg. per uur. malen, en soms zelfs cylinderen, te zware arbeid. Voor het karnen volstond echter één paard. Nog vóór 1850 kwam een ander soort rosmolen in gebruik, de zg. paardenmanege, die niet enkel gebruikt werd voor het aandrijven van de toen ook nieuwe dorsmachine (die ook door een stoommachine in beweging kon gebracht worden), maar ook voor het doen werken van een maalinrichting of een graan- en bonenpletterGa naar voetnoot(5). Deze gietijzeren paardenmanege is meestal niet in een gebouw ondergebracht, maar staat onbeschut in openluchtGa naar voetnoot(6). Het aandrijfwerk, | |
[pagina 274]
| |
dat stevig in de grond bevestigd is, bestaat uit een rond tandrad dat door aan trekbomen gespannen paarden wordt rondgedraaid, en waarvan de beweging via tandraderen wordt
15. Grondplan van de paardenmanege te Eernegem. Van de manege loopt een driedelige as naar de schuur. Die as ligt gedeeltelijk onder de grond, om het paard bij het rondgaan niet te hinderen.
| |
[pagina 275]
| |
overgebracht op een draaiende horizontale as (gedeeltelijk onder de grond, om de paarden bij het rondgaan niet te hinderen) die een machine - meestal in een schuur opgesteld - aandrijft (afb. 14-16). Deze paardenmaneges betekenden wel een vooruitgang tegenover de oude traditionele rosmolen, maar ze hebben deze toch niet kunnen verdringen wat het malen betreft. Wie een rosmolen had, bleef deze gebruiken; wie er geen had, liet verder zijn graan malen in één van de plaatselijke windmolens waar meer en meer een mechanisch aangedreven maalderij bijgeplaatst werd. Toen de paardenmaneges niet meer gebruikt werden, lagen ze op het erf in de weg en werden als ‘oud ijzer’ opgeruimd. 1976
16. Paardenmanege te Eernegem. De in de grond bevestigde gietijzeren molen bestaat uit een rond dekstuk waarop vier trekstokken kunnen bevestigd worden. Onderaan dit dekstuk grijpen 69 naar onder gerichte tanden in een klein tandrad (14 tanden) dat bevestigd is op een groter rad waarvan de 77 tanden een klein vertikaal geplaatst rad (13 tanden) aandrijven. Dit laatste is gemonteerd op een as, bestaande uit drie delen met cardankoppeling. Deze sneldraaiende as brengt uiteindelijk de beweegkracht van de paardenmolen over naar de aan te drijven machine in de schuur. Op de molen staat ‘LEON CLAEYS ZEDELGHEM BELGIE’. | |
[pagina 276]
| |
17. De verspreiding van de rosmolens in het Westvlaamse kustgebied.
1. Ronde bakstenen molen waar het paard binnen loopt, 2. ronde bakstenen molen, 3. vierzijdige bakstenen molen, 4. achtzijdige bakstenen molen, 5. vierzijdige houten molen waar het paard binnen loopt, 6. vierzijdige houten molen, 7. achtzijdige houten molen. | |
[pagina 277]
| |
Alfabetisch repertoriumBlankenbergeDe heer E. Bilé publiceerde in zijn boek ‘Blankenberge, een rijk verleden, een schone toekomst’ (Blankenberge, 1971) op blz. 250 een foto van een rosmolen te Blankenberge, die we dank zij de vriendelijke toestemming van de schrijver hier opnieuw kunnen afdrukken. De rosmolen in de brouwerij De Clercq (tussen de Weststraat en de Van Maerlantstraat) was een rond bakstenen gebouwtje waarvan de wanden schuin naar boven liepen. Het paard liep buiten omheen de molen, zoals blijkt uit de - door een kapje afgedekte - koningspil die buiten het dak uitstak. 18. Blankenberge, rosmolen in de brouwerij De Clercq.
| |
[pagina 278]
| |
1976
19. Bredene, Blauwvoetlaan 3. Buitenzicht. 1976
20. Bredene, Blauwvoetlaan 3. Binnenzicht. | |
[pagina 279]
| |
Bredene, Blauwvoetlaan 3De ronde bakstenen rosmolen - vroeger afgedekt met een strodak - staat achter de langgevelhoeve ‘Vicogne’. Het paard liep rond binnen in de molen, wat wel uitzonderlijk is voor dit type rosmolen in de kuststreek. De molen, die binnenwerks een diameter van 6,15 m. heeft, is gebouwd met rode baksteen van 21 x 10 x 6 cm.; de vloer bestaat eveneens uit rode baksteen. In de wand zijn 22 verluchtingsspleten (langs binnen 62,5 cm. h. en 20 cm. br.) aangebracht, omdat in deze kleine ruimte het paard snel bezweet geraakte. Het middengedeelte van de rosmolen was ingenomen door een rechthoekige ruimte die afgebakend was door vier houten stijlen die door horizontale balkjes verbonden waren. In het midden stond een ijzeren spil, waaraan het ijzeren21. Bredene, Blauwvoetlaan 3. Grondplan en doorsnede (over de wand).
| |
[pagina 280]
| |
kroonwiel (Ø ca. 150 cm.) gemonteerd was; langs boven draaide de spil in een balk waaraan twee kleinere balken bevestigd waren. Het kroonwiel dreef een tandwiel aan dat bevestigd was aan het klauwijzer van de bovensteen. De stoel met de twee molenstenen (Ø ca. 110 cm.) stond naast de centrale spil, in de ene helft van de afgesloten middenruimte. Er werd niet enkel graan gemalen, maar ook haver en bonen gebroken. Boven het kroonwiel was aan de middenspil een horizontale balk vastgemaakt aan wiens uiteinden een V-vormig ijzer bevestigd was. Aan ieder ijzer, dat tot ca. 1 m. boven de grond hing, was een trekhaak voor de zwingel, zodat twee paarden aangespannen konden worden. De paarden liepen met de zon mee. Tijdens de eerste wereldoorlog werden de twee maalstenen verzegeld; daarom werd in de andere helft van de middenruimte een nieuwe maalinrichting met twee reeds aanwezige, maar kleinere molenstenen geplaatst; één steen (Ø 88 cm.) is nog bewaard. Met deze stenen werd enkel gemalen. Na de eerste wereldoorlog werd de rosmolen niet meer gebruiktGa naar voetnoot(7). 22. Bredene, Blauwvoetlaan 3. De rosmolen in werking.
| |
[pagina 281]
| |
Bredene, Zuidoostwijk 1De achtzijdige rosmolen - gelegen aan de achterkant van het woonhuis en thans als varkensstal gebruikt - deed dienst tot in 1936; in dat jaar werd de hoeve op het elektriciteitsnet aangesloten. De diameter of breedte bedraagt buitenwerks 6,25 m. Het bouwmateriaal is 19de-eeuwse gele baksteen van 20,5 x 10 x 6 cm. Er zijn vier luikopeningen, elk met een blauwstenen dorpel en twee diefijzers. Op de vier trekbalken ligt nu een vaste zoldering, zodat niets meer van de bekapping zichtbaar is. In de molen bevonden zich een koppel maalstenen en een bonenbreker. Er werd ongeveer 100 kg. graan per uur gemalen. Twee paarden, die liepen tegen de zon in, dreven de molen aanGa naar voetnoot(8). 23. Bredene, Zuidoostwijk 1. Grondplan en doorsnede (over de wand).
| |
[pagina 282]
| |
1976
24. Bredene, Zuidoostwijk 1. Buitenzicht. 1976
25. Ettelgem, Klemskerkestraat 5. Buitenzicht. | |
[pagina 283]
| |
Ettelgem. Klemskerkestraat 5De achtzijdige rosmolen - gelegen naast het vroegere woonhuis - is thans als varkensstal in gebruik. De diameter of breedte bedraagt buitenwerks 6,25 m. Als bouw materiaal gebruikte men laat-19de eeuwse gele baksteen (21 x 10,5 x 5,5-6 cm.). Er zijn vier venstertjes, elk met twee diefijzers. In de nok van het dak zit het door zestien kepers geschoorde vierkant - met vierzijdige opening - waardoor de koningspil boven het dak uitstak; het eigenlijke kransstuk erboven ontbreekt. Omheen de molen ligt het twee meter-brede looppad voor het paard. In de molen lag een koppel maalstenen (een steen Ø 106 cm., ligt nog op het erf). Er werd ook gekarnd. De rosmolen - die aangedreven werd door één paard - heeft gewerkt tot in 1938 (verandering van eigenaar)Ga naar voetnoot(9). | |
Gistel, Abdijstraat 75Achtzijdige rosmolen, gelegen ten zuiden achter de hoevewoning. Het gebouwtje - opgetrokken met gele 19de-eeuwse baksteen van 21,5 x 10,5 x 7 cm. - heeft een buiten werkse diameter of breedte van 7 m. Tegen het bovengedeelte van de koningspil (35 x 35 cm.), die op 210 cm. boven de grond afgezaagd werd, heeft men een nieuwe bekapping bevestigd. Omheen de rosmolen ligt een bakstenen paardenpad van ca. 150 cm. breed. In de molen bevond zich één koppel maalstenen (waarvan een steen van 97 cm. Ø en 16,5 cm. dikte bewaard is) en een cylinder. Er werd gewerkt met twee paarden die, begeleid, tegen de zon rondgingen. De molen heeft gewerkt tot ca. 1932Ga naar voetnoot(10). | |
[pagina 284]
| |
26. Ettelgem, Klemskerkestraat 5. Doorsnede, dakplan, grondplan ep luikopening.
| |
[pagina 285]
| |
1976
27. Gistel, Abdijstraat 75. Buitenzicht. 1976
28. Gistel, Abdijstraat 75. Onderste molensteen. | |
[pagina 286]
| |
29. Gistel, Abdijstraat 75. Grondplan en luikopening.
| |
[pagina 287]
| |
Gistel. Abdijstraat 88De ronde rosmolen - gelegen op de binnenkoer van de boerderij - is nu onherkenbaar verbouwd tot een vierzijdig gebouw. Van de vroegere toestand bestaat echter een foto30. Gistel, Abdijstraat 88. Vroegere toestand.
1976
31. Gistel, Abdijstraat 88. Enkele muurgedeelten van de ronde rosmolen zijn ingewerkt in een vierzijdig gebouw. | |
[pagina 288]
| |
uit de verzameling A. Ronse (nu ACL, nr. A 104059). De molen had een buitendoormeter van 6 m.; het bouwmateriaal bestaat uit geelrode baksteen van 21,5-22 x 10 x 6 cm. Gedeelten van het twee meter-brede bakstenen loop pad zijn bewaard gebleven. Er is ook nog een molensteen (Ø 108 cm.). Op de foto van Ronse is de molen met stro gedekt. De door het dak uitstekende koningspil is afgedekt door een kapje. Tegen de bovenkant van de boom is de lange, niet te zware staart vastgemaakt waaraan het paard gespannen was. Verder zijn nog twee segmentboogvenstertjes zichtbaar. 32. Gistel, Abdijstraat 88. Grondplan van het bestaande gebouw.
| |
[pagina 289]
| |
Hoogstade, Brouwerijstraat 11De - nu verlengde - vierzijdige houten rosmolen wordt thans als stalling gebruikt; het gebouw mat oorspronkelijk 5,50 x 5,50 m. buitenwerks. De wanden bestaan uit een bakstenen (20 x 10 x 6 cm.) voet waarop een stijlwerk met horizontale beplanking steunt. Twee wanden - waarin telken een luikje - bestaan nog; van een derde wand - nu binnenwand geworden - zijn de stijlen nog gedeeltelijk ter plaatse; de vierde wand werd in 1944 door een bakstenen muur vervangen. De - niet meer aanwezige - koningspil draaide op de begane grond. In de daknok komen de kepers samen tegen het vierkant, door dewelke de spil boven het dak uitkwam; vier bouten bevestigden het - verdwenen - kransstuk aan dit vierkant. In het balkwerk van de rosmolen ziet men op drie plaatsen sporen van bevestiging van het aandrijfwerk. 1976
13. Hoogstade. Brouwerijstraat 11. Buitenzicht van de vergrote rosmolen. | |
[pagina 290]
| |
34. Hoogstade, Brouwerijstraat 11. Grondplan en wand A. 1976
17976
35. Hoogstade, Colaars Hillestraat 2. Buitenzicht; de houten wanden zijn door bakstenen muren vervangen. | |
[pagina 291]
| |
Hoogstade, Colaars Hillestraat 2Schuin vóór het huis, naast het in 1976 gesloopte bakhuis, staat een bakstenen gebouw dat oorspronkelijk een vierzijdige houten rosmolen (buitenwerks ca. 8,55 x 9,40 m.) was. De molen zou in 1875 gebouwd zijn. Na de eerste wereldoorlog werd de houten westwand door een bakstenen muur vervangen, maar de molen bleef nog een tijdlang in gebruik; later werd een zg. paardenmanege geplaatst. Tijdens de tweede wereldoorlog moesten de drie nog bestaande houten wanden op hun beurt voor bakstenen muren wijken. Thans zijn van de oude rosmolen nog bewaard: de drie ankerbalken (waarvan de pennen elk met twee wiggen verankerd waren), het bovengedeelte van de overeenstemmende stijlen (op de zuidkant), de stijlplaat met de gaten van de houten aagels waarmee de stijlen vastgemaakt waren (ook op de zuidkant), een horizontale tussenbalk (in de noordwestelijke hoek) met een opening voor het klauwijzer, één molensteen (Ø 118 cm.). 36. Hoogstade. Colaars Hillestraat 2. Grondplan
| |
[pagina 292]
| |
In de zuidwestelijke hoek stond de haverpletter en in de zuidoostelijke hoek, links van de ingang, de karn. Het paard liep in de molen, tegen de richting van de wijzers van het uurwerk. Men werkte met één paard om haver te pletten en om te karnen, maar voor het malen - wat minder vaak gebeurde - werden twee paarden ingespannen. In het midden van de rosmolen stond de koningspil tegen de ankerbalk. Het kroonwiel dreef een schijfloop aan die gemonteerd was op een horizontaal gelegen as waarop eveneens een kamwiel bevestigd was; dit kamwiel - waarvan de sporen van de draaiende beweging op de tussenbalk in de noordwestelijke hoek nog zichtbaar zijn - pakte in de schijfloop die bevestigd was aan de ijzeren spil van de bovenste molensteenGa naar voetnoot(11). 1972
37. Hoogstade, Hoogstadesteenweg 52. Buitenzicht. | |
[pagina 293]
| |
Hoogstade, Hoogstadesteenweg 52Achter het 18de-eeuwse woonhuis staat een vierzijdige, houten rosmolen (buitenwerks 4,60 x 4,60 m.) die tot omstreeks 1926 in bedrijf was. Er werd gewerkt met één paard dat - begeleid - langs buiten omheen de molen liep. Op een bakstenen voet staat een wand van stijlwerk waartegen een beplanking (planken van 22-27 cm. breedte) genageld is. De drie bestaande venstertjes lijken niet oorspronkelijk. In de oostwand bevindt zich een kleine ronde opening; in de zuidwand zitten twee inkepingen die misschien naar de plaats van een vroeger venster verwijzen. De ingang - die nu in de zuidwand zit - bevond zich oorspronkelijk in de westelijke wand, zoals blijkt uit de nog aanwezige onderdelen. 1976
38. Hoogstade, Hoogstadesteenweg 52. Verhoog waarop de maalstenen lagen, fn de balk is een gleuf voor het klauwijzer. | |
[pagina 294]
| |
Van de ankerbalk waarop de koningspil draaide, is enkel één doorstekende pen met twee wiggen overgebleven; uiteraard is de overeenstemmende stijl eveneens ter plaatse; de andere stijl daarentegen, is nu in gebruik als staander voor de huidige ingang. In de nok van het dak lopen de kepers aan tegen het kransstuk, waarvan de ronde opening met een ijzeren ring versterkt is. De vloer bestaat uit grijsblauwe natuurstenen tegels (zg. schorren) van 33 x 33 cm. 39. Hoogstade,: 52. Wanden A en B, plattegrond en dakplan.
| |
[pagina 295]
| |
Tegen de oostwand staat de houten stoel (2,90 x 1,40 m.) waarop de twee - nu op het erf staande - molenstenen lagen (Ø 109 cm., dikte 19 cm. (ligger) en 21 cm. (loper). Langs een los trapje van vier treden komt men op het 95 cm. hoge verhoog. In een oost-west gelegen balk boven de maalstoel was het klauwijzer bevestigd, zoals te zien aan de daar aanwezige gleuf; in een tussenbalkje tussen de eerste balk en de stijlplaat van de zuidwand zit een kleine katrol die waarschijnlijk gebruikt werd om de bovensteen op te lichten als deze moest gescherpt worden. Tegen de westwand, ttz. links van de ingang, bevonden zich een afromer, een boterkarn en een haverpletter die eveneens door de rosmolen aangedreven werdenGa naar voetnoot(11a). | |
Houtem, Driekoningenstraat 1De houten rosmolen werd in 1940 tijdens de slag om Duinkerke zwaar beschadigd en later als bakstenen garage herbouwd. De binneninrichting (aandrijfwerk en maalwerk) bleef echter gespaard en werd door de eigenaar, de familie Vanhee, zorgvuldig bewaard. In 1971 kocht de Provincie West-Vlaanderen de gehele inhoud van de rosmolen aan. In 1976 werd in het Provinciaal Domein ‘Tillegembos’ te Sint-Michiels/Brugge, achter het schuurtje van de herberg ‘De Trutselaar’, een nieuwe rosmolen met de nog bruikbare onderdelen van de molen uit Houtem opgetrokkenGa naar voetnoot(12). Het eigenlijke gebouwtje is zoveel mogelijk een kopie van de vroegere molen te Houtem zoals die o.m. uit foto's bekend is; voor de constructie van de wanden inspireerde men zich op nog bestaande houten rosmolens in de Westhoek. Voor de eigenlijke inrichting en plaatsing verschaften mevr. Maria en Yvonne Vanhee en hun broers Valère, Henri en burgemeester Pancras Vanhee met veel bereidwilligheid alle inlichtingen betreffende de oorspronkelijke toestand. De rosmolen was een vierzijdig gebouw waarvan de hoeken afgeschuind waren; de wanden bestonden uit een bakstenen voet en houten stijlwerk waartegen beplanking gena- | |
[pagina 296]
| |
40. Houtem, Driekoningenstraat 1 (vroeger Molenwal 17). De rosmolen in werking; bij de molen staat de h. Pancras Vanhee.
| |
[pagina 297]
| |
geld was. Omheen de molen lag een - nog gedeeltelijk te zien - looppad. De ingang bevond zich in de noordwand; de deur draaide naar binnen teneinde het rondgaande paard niet te hinderen. In de west- en oostwand was een rond kijkgat aangebracht, waardoor de boer het soms vertragende paard tot meer spoed kon aansporen. De koningspil (3,80 m. hoog) heeft langs onder een ijzeren pen die draait in een taatspot die in de ankerbalk ingewerkt is. Op 2,40 m. van de onderzijde krijgt de spil, die eerst vierzijdig en daarna achtzijdig is, een ronde doorsnede (versterkt met acht ijzeren staven) daar waar de spil in het kransstuk draait. Hoger herkrijgt de koningspil opnieuw zijn vierzijdige vorm. Aan de bovenkant van de boven het dak uitstekende spil is de schuin naar beneden lopende staartbalk bevestigd waaraan het paard gespannen wordt. Aan de staart is een leistok41. Houtem, Driekoningenstraat 1. Aan de houten wanden waren reeds herstellingen met baksteen uitgevoerd.
| |
[pagina 298]
| |
1976
42. De rosmolen uit Houtem wordt heropgebouwd in Tillegembos te Sint-Michiels. 1976
43 De rosmolen uit Houtem in werking te Sint-Michiels. | |
[pagina 299]
| |
(‘leidsman’) vastgemaakt die reikt tot aan de kop van het paard; een koord loopt van het uiteinde van de stok naar het gebit van het paard. Meestal werd gewerkt met twee paarden die onbegeleid rondliepen (in de richting van de zon). Het kroonwiel (buitendiameter: 313 cm.), met 84 straalsgewijs uit de rand stekende kammen, is aan de koningspil bevestigd door een kruis met dubbele armen dat hier - uitzonderlijk - aan de bovenkant geplaatst is. Het groot wiel drijft een schiifloop (14 staven) aan, die vastgemaakt is aan een houten spil (h. 234 cm.) die zelf met een ijzeren pen in een taatspot draait; aan deze spil bevindt zich langs onder een kamwiel (61 kammen) die de beweging van de spil overzet op en kleiner kamwiel (22 kammen) dat gemonteerd is op het klauwijzer onder de maalstenen; dit klauwijzer,1976
44. De rosmolen te Sint-Michiels. Het kroonwiel drijft een schijfloop aan die gemonteerd is op een houten spil. | |
[pagina 300]
| |
dat op een beweegbare steunbalk rust, brengt - doorheen een opening in de vaste ondersteen - de bovensteen aan het draaien. De loper en de ligger hebben onderscheidelijk een dikte van 28 en 15 cm.; de diameter van de loper bedraagt 119 cm., van de ligger 120 cm. De maalstenen liggen op een stoel waartoe een verplaatsbaar trapje van vier treden toegang geeft. Om de bovensteen naar omhoog of naar omlaag te brengen en zo de afstand tussen de stenen te vermeerderen of te verminderen (om grof of fijn te malen) werd gebruik gemaakt van een hefboom (de lichte of lichter) - waaraan een klein gewicht hing - die de reeds vernoemde steunbalk kon verhogen of verlagen. 45. Grondplan van de rosmolen te Sint-Michiels, met aanduiding van kroonwiel, schijfloop en twee kamwielen.
| |
[pagina 301]
| |
46. Doorsnede over de rosmolen te Sint-Michiels.
47 Het aandriifwerk en het maalwerk in de rosmolen te Sint-Michiels.
| |
[pagina 302]
| |
Met de rosmolen werd voornamelijk graan gebroken. Per uur verwerkte men 50 tot 100 kg. 48. Rosmolen te Sint-Michiels. Fragment van de rand van het kroonwiel.
ca. 1939
49. Izenberge, Izenbergestraat 142. De rosmolen in werking; twee paarden zijn aan de staartbalk gespannen. | |
[pagina 303]
| |
Izenberge, Izenbergestraat 142De vierzijdige houten rosmolen, - buitenwerks 3,90 x 3,90 m. - staat naast het woonhuis. Zoals blijkt uit het inschrift dat op de nu verdwenen ko ningspil (daar standaard genoemd) stond, nl. ‘HR 1893’, werd de molen in dat jaar gebouwd door Henry Ryckeboer; de binneninrichting was echter afkomstig uit de rosmolen die stond bij de windmolen van Verfaillie in Wulveringem. De wanden in stijlwerk met beplanking, staan op een bak-50. Izenberge, Izenbergestraat 142. Wanden A en B, plattegrond en dakplan.
| |
[pagina 304]
| |
stenen voet. In de wand waarin zich de ingang bevindt, is een rond kijkgat. In de nok van het dak steekt het kransstuk waardoor de koningspil - die op de vloer draaide - boven het dak uitstak. Het koppel maalstenen lag op een stoel, rechts van de ingang; erboven zit nog een balkje (tussen de stijlplaat en een grote balk) waarin het klauwijzer bevestigd was, zoals nu nog te zien is. Het kroonwiel pakte in een schijfloop die bevestigd was aan een spil waarop ook nog een kamwiel zat; deze dreef tenslotte een schijfloop aan die het klauwijzer en zo de bovensteen aan het draaien bracht. Als de stenen moesten bijgescherpt worden gebruikte men geen galg met beugels, alhoewel in de nog aanwezige molensteen (Ø 109 cm., dikte 20,5 cm.) de nodige gleuven voorhanden zijn. De steen werd losgemaakt en een eindje verplaatst, waarna met behulp van een touw die aan het kroonwiel vastgemaakt was, de steen gekanteld werd. Het scherpen van twee stenen vroeg een dag werk. Het kroonwiel kon ook een haaks geplaatst tandwiel aandrijven dat gemonteerd was op een as waarop een drijfwiel zat dat de haverpletter deed werken. Deze pletter stond in de hoek, schuin tegenover de maalstoel. Er werd altijd gewerkt met twee paarden (afb. 49); ze liepen naast elkaar - soms onbegeleid - met de zon mee. Aan de staartbalk was geen leistok vastgemaakt. Als men het graan fijn wilde malen, had men een uur nodig voor 50 kg.; wilde men grof gemalen graan, dan kon men in een uur 100 kg. graan verwerkenGa naar voetnoot(13). | |
Keiem, Dodepaardstraat 40De heer E. Leeuwerck uit Poperinge, bezorgde ons een foto waarop de windmolen en de rosmolen van de heer Em. Avereyn afgebeeld zijn. De rosmolen was een vierzijdig houten gebouw, afgedekt door een stroooien dak. Op het ogenblik van de opname (vóór 1914) was de rosmolen reeds buiten gebruik, zoals blijkt uit de afwezigheid van de boven het dak uitstekende koningspil. | |
[pagina 305]
| |
51. Keiem, Dodepaardstraat 40. Ros- en windmolen vóór de eerste wereldoorlog. De windmolen, afkomstig van de wijk Meulebrugge te Keiem, werd in 1914 door Belgische soldaten gedynamiteerd; de rosmolen werd in 1915 door Duitse troepen afgebroken.
De heer Avereyn (o 1904) die er als kind woonde, deelde ons mede dat hij de rosmolen, die in 1884 meegebracht werd uit Leke, niet meer in bedrijf heeft geweten. De rosmolen werd enkel gebruikt voor de boerderij, niet als vervangwerktuig voor de windmolen. In 1915 hebben Duitse soldaten de rosmolen gesloopt om de stijlen en planken als brandhout te gebruikenGa naar voetnoot(14). | |
Koksijde, Burgweg 16Ten zuidwesten van de woning staat een grote houten rosmolen die buitenwerks 9,20 x 9,20 m. meet. De wanden zijn opgebouwd met houten stijlen - waartegen beplanking - op een bakstenen (21 x 10 x 5 cm.) voet. Vijf door korbelen ondersteunde ankerbalken worden gedragen door zwaardere stijlen in de noord- en zuidwand; de buiten de | |
[pagina 306]
| |
1976
52. Koksijde, Burgweg 16. Buitenzicht. 53. Koksijde, Burgweg 16. Wand A.
| |
[pagina 307]
| |
54. Koksijde, Burg wegding van kroonwiel 16. Doorsnede en plattegrond (met aanduien drie kamwielen).
| |
[pagina 308]
| |
stijlen uitstekende pennen zijn telkens met een wig veran kerd. In het midden staat de koningspil (27 x 27 cm.) die, steunend op een ijzeren pen, in beweging gebracht werd door een paard dat binnen in de molen rondliep. Doorheen de spil is er op 140 cm. en 145 cm. hoogte in elke richting een gat geboord dat waarschijnlijk iets met het treksysteem te zien had. Langs boven en langs onder is er telkens een (gedichte) opening waardoor het mogelijk was de ijzeren draaipen van de spil te bereiken. In de koningspil zitten op 40-50 cm. van de grond, nog de nagels waarmee de schuine schoren naar de rand van het kroonwiel vastgehecht waren. Aan het vierzijdige bovengedeelte van de boom was het kroonwiel (buitenwerks 5,44 cm. Ø; 178 kammen) bevestigd (15). Dit groot wiel was samengesteld uit tien segmenten, op de schuine haaklassen genummerd van I tot X; éér. segment (tussen VII en VIII) ontbreekt en één segment (tussen V en VI) is vernieuwd. Een andere nummering (van 1 tot VIII) is aangebracht op de rand, waar de armen van het dubbele kruis (dat de koninspil omsluit) met een toognagel1976
55. Koksijde, Burgweg 16. Gedeelte van de rand van het kroonwiel. Nummering VIIII en X op de schuine haaklas; nummering VIII voor de oplegging van een arm van het dubbele kruis. 56. Koksijde, Burgweg 16. Fragment van de rand van het kroonwiel dat maar enkele kammen bewaard heeft. (15) Op een ankerbalk is een sleepspoor van het kroonwiel aanwezig op 263 cm afstand van het midden van de koningspil.
| |
[pagina 309]
| |
vastgehecht waren. Tussen de kruisarmen bevond zich telkens een verbindingsbalkje waarop drie balkjes naar de rand steunden. Het kroonwiel bracht een kamwiel (23 kammen) in beweging, waardoor een tweede maar groter kamwiel (40 kammen), dat boven het eerste op een zelfde as gemonteerd was, ook meedraaide en de beweging overzette op een klein kamwiel (14 kammen) dat zich onder de - op de zolder gelegen - maalstenen bevond en via het klauwijzer, van onder1976
57. Koksijde. Burgweg 16. Het - door het kroonwiel aangedreven - onderste kamwiel, waarboven een groter kamwiel (dat op dezelfde as gemonteerd is) dat het kamwiel ernaast doet draaien. Dit laatste drijft - via het klauwijzer - van onder af de bovenste molensteen aan. 58. Koksijde, Burgweg 16. Hefboommachine waarop door de steunbalk, waarop het klauwijzer draait, kan versteld worden.
| |
[pagina 310]
| |
af de bovenste molensteen aandreef. De ijzeren spil van dit kleine kamwiel rust op een steunbalk waardoor - met behulp van een hefboom - de bovenste molensteen naar omhoog of naar omlaag kan gebracht worden. De twee molenstenen hebben een diameter van 120 cm. en een dikte van 15 cm. (legger) en 20 cm. (loper). | |
Lampernisse, Kruisstraat 7In 1969 verwief het Openluchtmuseum te Bokrijk de groen-geschilderde houten rosmolen, die het jaar nadien afgebroken en herbouwd werd. De molen, die gewerkt heeft tot in de jaren '30, werd meestal aangedreveen door twee paarden, die waarschijnlijk met de zon mee rondliepen. De molen meet buitenwerks 9,80 x 9 m. De wanden bestaan uit met planken beslagen stijlwerk op een bakstenen voet. De stijlen zijn in de oost- en zuidwand in de muurplaat bevestigd met een pen en gat-verbinding en houten toognagels; in de andere wanden daarentegen staan de stijlen op de muurplaat. De door korbelen ondersteunde kopbalk rust1970
59. Lampernisse, Kruisstraat 7. Buitenzicht. | |
[pagina 311]
| |
op twee zwaardere stijlen. Elke wand telt twee luikopenin gen met buitenluiken. In de oostwand zit een poort. In het midden van de rosmolen stond de koningspil (h. 216 cm.); aan het boveneinde was hij bevestigd tegen de kopbalk. De bovenhelft van de koningspil is vierzijdig, de benedenhelft achtzijdig; langs onder zijn er acht inkepingen voor de acht schuin naar de rand van het kroonwiel lopende schoren. Het kroonwiel - met haaks op de rand van het wiel staande kammen - bestaat niet meer; volgens een sleepspoor van de kammen op de kopbalk bedroeg de afstand tussen het midden van twee tegenover elkaar gelegen kammen 3,20 m. Het kroonwiel was opgebouwd met een enkel kruis, te oordelen naar de vier in elkaar doorlopende openingen (h. 36 cm., d. 11,5 cm.) aan de bovenkant van de koningspil; in de openingen waren de vier kruisarmen bevestigd. Het groot wiel diende tot het aandrijven van de maalinrichting (in de zuidoosthoek), van de haverpletter (in de zuidwesthoek) en van de boterkarn (in de noordoosthoek). Door het kroonwiel werd in kantelwerk een schijfloop (20 staven) aangedreven die gemonteerd was op een houten as waarop ook een groter kamwiel (50 kammen) bevestigd was; de beweging werd langs een haaks met dit kamwiel geplaatste schijfloop (12 staven) overgebracht op het klauwijzer dat greep in de bovenste molensteen. De molenstenen (Ø 117,560. Lampernisse, Kruisstraat 7. Tekening door dr. J. Weyns, konservator van het Openluchtmuseum te Bokrijk (Ons Heem, 25, 1971, 185).
| |
[pagina 312]
| |
61. Lampernisse, Kruisstraat 7. Wand A en B.
| |
[pagina 313]
| |
62. Lampernisse, Kruisstraat 7. Doorsnede en grondplan (midden: kroonwiel, links: maalinrichting, rechts: karninrichting, achteraan: haverpletter).
| |
[pagina 314]
| |
63. Lampernisse, Kruisstraat 7. De verbinding van de stijl, de uit stekende kopbalk en de opgepende stijlplaat.
64. Lampernisse, Kruisstraat 7. Aandrijfwerk van de maalinrichting.
| |
[pagina 315]
| |
65. Lampernisse, Kruisstraat 7. Maalinrichting.
66. Lampernisse, Kruisstraat 7. Aandrijfwerk en maalwerk. Op de tekening werd de steunbalk weggelaten waarin de as van de door het kroonwiel aangedreven schijfloop draait.
| |
[pagina 316]
| |
1970
1970
67-68. Lampernisse, Kruisstraat 7. Boven- en benedengedeelte van het aandrijfwerk van de karninrichting. | |
[pagina 317]
| |
cm. en dikte 31,5 cm., Ø 117,5 cm. en dikte 27 cm.), de steenkuip, de graan- en schudbak, de stoel en het hefboommechanisme zijn bewaard. Het kroonwiel pakte in kantelwerk ook in een andere schijfloop (13 staven) die gemonteerd was op een ijzeren as met een tandwiel; dit wiel deed een kleiner tandwiel draaien waardoor een op de tweede as bevestigd houten wiel, langs een drijfriem, de beweegkracht naar de haverpletter overbracht. Door het kroonwiel kon ook een karninrichting aangedreven worden. Daartoe pakte het kroonwiel door kantelwerkoverbrenging in een kamwiel (14 kammen) dat bevestigd was op een houten as waarop ook nog gemonteerd waren: een houten wiel, waarop een drijfriem kon gelegd worden (om een kleine dorsmachine aan te drijven?) en een tweede: kamwiel (19 kammen) die greep in een haaks geplaatst kamwiel (13 kammen) dat boven op een vertikale as gemonteerd69. Lampernisse, Kruisstraat 7. Karninrichting. Op de tekening werd de steunbalk weggelaten waarin de as van het door het kroonwiel aangedreven kamwiel draait.
| |
[pagina 318]
| |
was. Aan de onderkant van deze as bevond zich een tweede kamwiel (16 kammen) die in kantelwerk een kamwiel (11 kammen) aandreef waardoor een karnton in beweging gebracht werd. Door een hefboom was het mogelijk de as (met de twee kamwielen) naar omlaag te brengen waardoor het mechanisme uitgeschakeld werdGa naar voetnoot(16). | |
Leffinge, Kalkaartsweg 2De achtzijdige rosmolen is buitenwerks 5,40 m. breed; het bouwmateriaal is rode baksteen van 18 x 9 x 4,5 cm. In de wanden bevinden zich een ingang en twee luikopeningen. Het strodak werd maar in 1976 door een pannendak vervangen. Rondom ligt een bakstenen looppad voor het paard. 70. Leffinge, Kalkaartsweg 2. Buitenzicht.
| |
[pagina 319]
| |
De koningspil (34 x 34 cm., afgeschuinde hoeken) draait op een ijzeren pen in een vetpot, die geplaatst is in een blauwe natuursteen van 25 x 25 cm. Langs boven wordt de spil recht gehouden door een vierzijdig kransstuk waartegen ook de dakkepers aanlopen; boven het dak is de spil thans afgezaagd. Rechts bevond zich de maalinrichting; er was een koppel molenstenen (Ø 108 cm., dikte 18 en 23 cm.). Er werd graan gemalen voor het bakken en gerst voor dierenvoeder. 71. Leffinge, Kalkaartsweg 2. Doorsnede (met bestaande koningspil), dakplan en plattegrond.
| |
[pagina 320]
| |
Links stond de karninrichting. Een schijfloop (11 staven) wordt nu bewaard in het museum van de heemkring ‘Bachten de Kupe’ te Izenberge. Er waren twee paarden nodig voor het malen, één voor het karnen. De paarden liepen alleen, maar moesten soms wel tot spoed aangemaand worden; ze liepen met de zon mee (17). | |
Leisele, Beverenstraat 14In de brouwerij Comeyne stond een vierzijdige houten rosmolen die in 1959 door het Openluchtmuseum te Bokrijk verworven en daar sindsdien herbouwd werd. Het gebouwtje meet buiten 6,70 x 6,70 m. De wanden bestaan uit stijlwerk (op een bakstenen voet) waartegen een beplanking is geslagen. In het midden draait, op een blauwe natuursteen, de koningspil die langs boven aan de ankerbalk bevestigd is; aan1959
72. Leisele, Beverenstraat 14. Buitenzicht. (17) Zegspersoon: Kamiel Verstegen | |
[pagina 321]
| |
de bovenkant van deze spil is het kroonwiel gemonteerd. Op de koningspil en op een verbindingsbalk staat het jaartal 1861. In de spil komt een inkeping voor die verband houdt met de trekboom waaraan het - hier binnen lopende - paard gespannen was. Dit groot wiel is opgebouwd met een kruis met dubbele armen, die door verbindingsbalkjes verstevigd zijn en de koningspil goed omsluiten; daarenboven wordt het wiel gesteund door twaalf schoren tussen de rand van het wiel en de onderkant van de koningspil. Het kroonwiel heeft buitenwerks een diameter van 3,38 m. en telt 126 kammen die haaks op de rand staan. Van het drijf- en maalwerk, die zich op de zolder bevonden, bleef niets bewaard. Wel is er nog een schijfloop (12 staven), in kantel werk door het kroonwiel aangedreven, die gemonteerd is op een as met twee wielen waarop een drijfriem kan gelegd worden; dit drijfwerk zou o.m. een graanpletter (cylinder) bediend hebben. 73. Leisele, Beverenstraat 14. Grondplan (met kroonwiel).
| |
[pagina 322]
| |
1976
74. De rosmolen van Leisele in Bokrijk. Koningspil en kroonwiel. 1976
75. De rosmolen van Leisele in Bokrijk. Schijfloop door kantelwerkoverbrenging door het kroonwiel aangedreven. 76. Rosmolen Leisele. Jaartal 1861 op de koningspil en op een verbindingsbalk.
| |
[pagina 323]
| |
Lo, Noordhoek 17Van deze vierzijdige houten rosmolen die, gelegen achter het huis, buitenwerks waarschijnlijk ca. 7,80 x 6,40 cm. mat, zijn op drie kanten de bakstenen voet (gele baksteen 21 x 10 x 6,5-7 cm.) en een gedeelte van de muurplaat en de stijlen (10 x 10 cm.) bewaard gebleven. De beplanking tegen de stijlen is nu vervangen door bakstenen metselwerk tussen de stijlen. De afstand tussen de stijlen bedraagt ca. 60 cm. Tegen de hoekstijlen waren schoren geplaatst. Deze rosmolen heeft gewerkt tot in 1927; in dat jaar werd een stookolie-motor geplaatst. In 1928 werd tegen het gebouwtje een autogarage aangebouwd. In de molen lagen in de hoek rechts van de ingang, de twee maalstenen (die nu nog ergens onder de grond op het erf liggen), links stond de karn en in de linker achterhoek de cylinder; in de rechter achterhoek waren graanbakken. In het midden stond de koningspil met het kroonwiel dat ondersteund was door korte schoren naar de spil. Er werd gewerkt met twee paarden (achter elkaar); voor het karnen volstond één paard. De paarden liepen, binnen in de molen, met de zon meeGa naar voetnoot(18). 1976
77. Lo, Noordhoek 17. Buitenzicht van de (vergrote) rosmolen. De beplanking is vervangen door bakstenen metselwerk tussen de houten stijlen. | |
[pagina 324]
| |
Meetkerke, Oostendse baan 28Midden op de binnenkoer, vóór het uit 1843 daterende woonhuis, staat de achtzijdige rosmolen, gemetseld met geelbruine baksteen van 21,5 x 10-10,5 x 5-5,5 cm.; er werd echter rode baksteen gebruikt voor de hoeken van het gebouw en voor de strekken boven de vensters. De breedte van de molen bedraagt buitenwerks ca. 6,10 m. De poort heeft een oude beplanking bestaande uit brede geprofileerde planken, verbonden met messing en groef. Er zijn drie luikopeningen; onder de twee die zich tegenover elkaar bevinden, is er op ongeveer 75 cm. onder de benedendorpel een tweede luikopening (met duimijzers voor buitenluiken) waarvan de betekenis ons ontgaat. Er zijn twee evenwijdig gelegen balken waarin telkens een sleepspoor van een kamwiel. 78. Meetkerke, Oostendse baan 28. Grondplan en drie wanden.
| |
[pagina 325]
| |
1976
79. Meetkerke, Oostendse baan 28. Buitenzicht. 1976
80. Nieuwkapelle. Hazewindstraat 7. Buitenzicht. | |
[pagina 326]
| |
Nieuwkapelle, Hazewindstraat 7De vierzijdige houten rosmolen meet buitenwerks 5,50 x 5,50 m. De wanden in stijlwerk (met buiten-beplanking) zijn opgetrokken op een voet van baksteen (22x 10,5 x 6,5 cm.). In de naar het huis gerichte wand zit de ingang (98 cm. breed en 198 cm. hoog); het deurkalf wordt gesteund door twee houten konsoles. 81. Nieuwkapelle, Hazewindstraat 7. Ingangswand en grondplan.
| |
[pagina 327]
| |
Boven in de nok van het dak zit het vierzijdig kransstuk. Daar er geen ankerbalk is, liep de koningspil door tot bene den. Op het erf liggen twee molenstenen van 116 cm. Ø Rond de molen ligt een gekaseid looppad van 110 cm. breed. De molen was reeds in 1932 niet meer in gebruik. | |
Oostkerke, De Naaie 75De achtzijdige bakstenen rosmolen heeft buitenwerks een breedte van 5,35 x 5,35 m.; de bakstenen meten 21 x 10,5 x 6 cm. Er waren drie - nu gewijzigde - luikopeningen en een ingang. Het looppad rond de molen bestaat nog gedeeltelijk. Omstreeks 1930 werd de hele binneninrichting uit de toen nog met stro gedekte molen gehaald. Links duidt een raveelbalk tussen twee evenwijdige balken, de plaats aan waar de stoel met de twee koppels molenstenen stond; op het erf liggen nog twee molenstenen (Ø 85 cm., dikte ca. 8 en 12 cm.). Het kroonwiel dreef een schijfloop aan die pakte in één van de twee kamwielen die via het klauwijzer de bovenste molensteen deed draaien; in de vermelde raveelbalk bevinden zich de gleuven waarin het boveneinde van de klauwijzers bevestigd was. Er waren twee galgen voor het oplichten en omkantelen van de bovenstenen. 1970
82. Oostkerke, De Naaie 75. Buitenzicht. | |
[pagina 328]
| |
83. Oostkerke, De Naaie 75. Plattegrond.
Er werd gewerkt met twee paarden, die meestal zonder begeleiding rond de molen liepen met de zon mee; de paarden stapten vlugger als ze aan de luikopening kwamen en soms was het nodig ze - doorheen die opening - met een stok aan te porren. Per uur maalde men 80-90 kg. graan: als men grof maalde voor dierenvoeder kon men 300 kg. per uur bereikenGa naar voetnoot(19). | |
Oostkerke, De Naaie 79Van deze achtzijdige rosmolen werden in 1958 het drijf en maalwerk, dat reeds sinds enkele jaren uit de molen ver wijderd was, naar het Openluchtmuseum van Bokrijk overgebracht; het bakstenen gebouw is echter ter plaats gebleven en wordt nu als garage gebruikt. Als bouwmateriaal werd baksteen van 22 x 10,5 x 6 cm. gebruikt. Bij het ombouwen tot garage werd een nieuwe ingang gemaakt op de plaats van de rechter segmentbogige luikopening (cfr. afb. 85). | |
[pagina 329]
| |
84. Oostkerke, De Naaie 79. Doorsnede, plattegrond (met kroonwiel) en dakplan.
In het midden van de molen stond de koningspil die in de nok van het dak recht gehouden werd door een rond kransstuk waar de dakkepers tegen aanliepen. Aan het boven het dak uitkomende boveneinde van de spil was de schuin naar beneden lopende staartbalk vastgemaakt. Een vierzijdig kapje met tentdak dekte de spil af. De koningspil draaide op een ijzeren pen; onder de twee evenwijdig gelegen balken was het kroonwiel (Ø ca. 3,20 m., 126 straalsgewijs uit de rand stekende kammen) aan de zware middenspil vastgemaakt. De rand van het groot wiel be- | |
[pagina 330]
| |
1953
85. Oostkerke, De Naaie 79. Buitenzicht. stond uit vier segmenten die door middel van een ‘driehoekig’ lasstuk aan elkaar bevestigd waren. Volgens de vroegere eigenaar was dit wiel opgebouwd met een kruis mei dubbele armen. Dit kruis hebben we in Bokrijk niet teruggevonden, wel de vier verbindingsbalkjes tussen dit kruis en de rand; deze balkjes kunnen echter op een tekening niet juist ingepast worden. In de molen bevonden zich rechts van de inkom, de stoel met de koppel maalstenen voor het fijn malen; tegen de achterwand stond de stoel met de twee molenstenen voor het breken van graan. De maalinrichting heeft waarschijnlijk maar gewerkt tot aan de eerste wereldoorlog. Links bevonden zich de was- en de karninrichting die gebruikt werden tot in 1955. Het malen gebeurde met twee paarden; voor wassen en karnen volstond één paard. De paarden liepen met de zon mee. Buiten het reeds vermelde kroonwiel hebben wij op 17 november 1976 in Bokrijk genoteerd: een groot kamwiel met dubbel kruis (Ø 129 cm., 64 kammen), een schijfloop (Ø 55 cm, 18 houten staven) op een korte ijzeren spil (l. 79 cm.), een schijfloop (Ø 56 cm., 18 ijzeren staven), | |
[pagina 331]
| |
1953
86. Oostkerke, De Naaie 79. Binnenzicht. In het midden de koningspil met het kroonwiel; rechts één van de twee stoelen met de steenkuip. de maalsteneen en het klauwijzer met schijfloop; op de achtergrond de tweede stoel. een klauwijzer (l. 163 cm.), een spil waarop gemonteerd zijn een schijfloop (0 43 cm., 13 staven) en een kamwiel (Ø 46 cm., 14 kammen), de voorste stoel en de steenkuip (sporen op de stoel laten toe de diameter van de ondersteer op ca. 99 cm. te berekenen)Ga naar voetnoot(20). | |
[pagina 332]
| |
Oostkerke, Pereboom 140De achtzijdige bakstenen rosmolen is buitenwerks ca 5,25 m. breed. De baksteen meet 22 x 10 x 6 cm. Het gebouw werd een tijdje als woonhuisje gebruikt, maar is thans onbewoond. 1970
87. Oostkerke, Pereboom 140. Buitenzicht. | |
Oudenburg, Stationstraat 64Een vierzijdige bakstenen rosmolen, of wat er van overbleef, werd in 1973 gesloopt. Een foto van A. Ronse, (nu ACL, A 104055) afgedrukt in het eerste deel van A. Ronse en Th. Raison, Fermes-types et constructions rurales en West-Flandre (Brugge, 1918), geeft een goed buitenzicht van de molen, waarrond een looppad aangelegd was. De koningspil was bedekt door een kapje waaruit de staartbalk uitstak; deze staart had langs onder een ijzeren verlengstuk waaraan o.m. een leistok bevestigd was. | |
[pagina 333]
| |
vóór 1918
88. Oudenburg, Stationstraat 64. Buitenzicht. 1969
89. Ramskapelle, Dudzelesteenweg 80. Buitenzicht. | |
[pagina 334]
| |
Ramskapelle, Dudzelesteenweg 80De achter het woonhuis gelegen ronde rosmolen mee: buitenwerks 6,25 m.; de molen is gebouwd met baksteen van 22 x 10,5 x 6 cm. Er waren een ingang en twee luikopenin gen. Het bakstenen looppad is 1,75 m. breed. In het midden stond de koningspil, in de zandbodem zat een steen met de taatspot waarin de ijzeren pen van de spil draaide. Tegenover de ingang bevonden zich twee evenwijdig gelegen balken - waarvan één nog aanwezig - tussen dewelke een raveelbakje waarin het klauwijzer van de bovenste molensteen bevestigd was. Rechts van de maalstoel stond een haverpletter (cylinder) en links een karn; van het mechanisme van de karn getuigt nog een hefboom op een balkje. Voor het malen - ongeveer 65 kg. per uur - en pletten had men twee paarden nodig; dit gedeelte van de rosmolen heeft gewerkt tot in 1938 toen men buiten de molen een dieselmotor plaatste die de maal- en pletinrichting aandreef. Daarentegen werd voortgegaan met karnen - waarvoor het looppaard ingespannen werd - tot na de tweede wereldoorlogGa naar voetnoot(21). De paarden liepen tegen de zon in. 90. Ramskapelle, Dudzelesteenweg 80. Dakplan.
| |
[pagina 335]
| |
91. Ramskapelle, Dudzelesteenweg 80. Plattegrond en doorsnede.
| |
[pagina 336]
| |
Sint-Pieters Brugge, Blankenbergse steenweg 370Schuin vóór het woonhuis stond een wit gekalkte ronde rosmolen die in gebruik was tot in de eerste wereldoorlog, maar in 1976 - samen met de hoevegebouwen - gesloopt werd voor de aanleg van een industrieterrein. De molen had buitenwerks een diameter van 5,10 m.; als bouwmateriaal gebruikte men baksteen van 21,5 x 10,5 x 6 cm. Er waren een ingang en twee venstertjes. Aan weerszijden van de niet meer aanwezige koningspil bevonden zich - op een afstand van 137 cm. - twee evenwijdig gelegen balken van 20 x 20 cm. waartussen een raveelbalk lag; daarenboven liepen onderscheidelijk drie en vier balkjes vanaf elke grote balk naar de muurplaat. De dakkepers kwamen in de nok samen tegen een horizontaal eindstuk waaronder het kransstuk - beide met ronde opening - bevestigd was. Langs achter in de molen, onder de reeds vermelde raveelbalk, bevond zich vroeger het maalwerk (met één koppel stenen). Er werd gewerkt met twee paardenGa naar voetnoot(22). De graanbak en de schudbak bevinden zich thans in de rosmolen in Tillegembos. 92. Sint-Pieters, Blankenbergse steenweg 370. Grond- en dakplan en doorsnede.
| |
[pagina 337]
| |
1973
93. Sint-Pieters, Blankenbergse steenweg 370. Buitenzicht. 1973
94 Sint-Pieters, Blankenbergse steenweg 456. Buitenzicht. | |
[pagina 338]
| |
Sint-Pieters Brugge, Blankenbergse steenweg 456Schuin achter het huis staat een achtzijdige rosmolen mee een buitenwerkse breedte van 5,20 m.; het bouwmateriaal is gele baksteen van 21-22 x 9-10 x 6 cm. Er zijn één ingang en drie segmentboogopeningen. In een balk zouden een jaartal (uit de 19de eeuw) en de namen van een metselaar en van een timmerman gestaan hebben. De stoel waarop de twee nog bewaarde molenstenen (Ø 108,5 cm., dikte 18 cm.) lagen, bevond zich tegenover de ingang. 95. Sint-Pieters, Blankenbergse steenw. 456. Plattegrond.
| |
Sint-Rijkers, Burgdreef 3De vierzijdige rosmolen, die gelegen is achter het woonhuis, meet buitenwerks 5,50 x 5,50 m. Op de bakstenen (21 x 10 x 6 cm.) voet staat een houten stijlwerk waartegen planken bevestigd zijn; de ca. 25 cm.-brede planken dragen sporen van rode beschildering. Drie wanden zijn goed bewaard; in één bevindt zich de ingang, in de twee andere telkens een luikopening (boven- en onderregel met pen en gatverbinding in de stijlen bevestigd). De binneninrichting werd in 1932 verwijderd. Er was geen ankerbalk, zodat de koningspil doorliep tot op de vloer. Op het erf liggen ergens onder de grond nog twee molenstenen. | |
[pagina 339]
| |
96. Sint-Rijkers. Burgdreef 3. Wanden A en B, grondplan.
Er werd gewerkt met twee paarden, die met de zon mee rondliepen. Er werd graan gemalen voor dierenvoeder, ongeveer 100 kg. per uurGa naar voetnoot(23). | |
[pagina 340]
| |
97. Sint-Rijkers, Burgdreef 3. Buitenzicht.
| |
Stalhille, Dijkweg 53Op het erf, tussen het woonhuis en de schuur, staat een achtzijdige rosmolen, waarvan de breedte buitenwerks 6,20 m. bedraagt; het gebouwtje is opgetrokken met laat19de- eeuwse gele baksteen van 21-22 x 10 x 5,5 cm. en afgedekt met een strodak. De molen heeft een ingang en vier luikopeningen (ieder met twee diefijzers). De zoldering wordt gedragen door vier evenwijdig gelegen balken. De dakkepers lopen in de nok samen tegen een vierzijdig eindstuk waarop vroeger het kransstuk bevestigd was. In het midden staat de achtzijdige koningspil; langs on- der draait de taats in een taatspot die in een natuursteen ligt. Onder de zoldering was het - niet meer aanwezige - kroonwiel bevestigd tegen de koningspil die op die plaats | |
[pagina 341]
| |
vóór 1918
98. Stalhille, Dijkweg 53. Buitenzicht. een vierzijdige doorsnede heeft. Op de zolder wordt de achtzijdige spil driemaal vierzijdig teneinde op die plaatsen ijzeren beugels te kunnen aanspannen. Ter hoogte van het - verdwenen - kransstuk is de spil met ijzeren staven versterkt. Aan het boveneinde van de spil was de schuin naar beneden lopende staartbalk bevestigd. Achteraan rechts staat de stoel waarop de steenkuip en de twee molenstenen (Ø 110 cm., dikte 16 cm. (loper) en 19 cm. (legger) liggen. Het oorspronkelijke aandrijfwerk met kamwielen en schijflopen is ca. 1945-1946 vervangen geworden door wielen met drijfriemen. Een hefboomsysteem (met draaikruk en schroef) brengt de maalstenen op de gewenste afstand van elkaar. De galg is voorzien van een schroef met twee haken, waaraan twee beugels hangen waarmede men de loper oplicht als de stenen gescherpt moesten worden. De rosmolen, die enkel één koppel maalstenen had, heeft gewerkt tot kort na de tweede wereldoorlog toen een motor geplaatst werd. Er werd gewerkt met drie paarden, die naast | |
[pagina 342]
| |
99. Stalhille, Dijkweg 53. Doorsnede. Boveneinde van de koningspil. Zicht op de stoel met de steenkuip, de galg en het hefboomsysteem. Grondplan. Dakplan (gedeeltelijk).
| |
[pagina 343]
| |
1976
100. Stalhille, Dijkweg 53. Binnenzicht. Links de koningspil; rechts het verhoog met de maalstenen; op de achtergrond de galg. elkaar liepen in de richting van de zon. Aan de achterkant van de rosmolen gekomen, durfden ze wel vertragen, maar ze verdapperden als ze voorbij de ingang kwamen, waar ze soms met de zweep aangepord werden. De molen werd eerst door de paarden in gang getrokken, dan werden de stenen dichter bij elkaar gebracht waarna men het graan tussen de stenen liet lopen. Per uur kon men 250-300 kg. graan grof malen voor dierenvoeder. Er werd niet gemalen voor huishoudelijk gebruikGa naar voetnoot(24). | |
Stalhille, Ettelgemstraat 1De ronde rosmolen, gebouwd met laat-19de-eeuwse gele baksteen van 21 x 10 x 5,5 cm., heeft buitenwerks een diameter van 6 m. Aan de voorzijde is een ingang, aan de achterzijde drie luikopeningen (elk met twee diefijzers). De rosmolen heeft gewerkt tot in 1930; het laatste onderdeel van de molen: de galg met de beugels, werd in 1976 door de Provincie aangekocht. De koningspil rustte op de vloer; er achter lag een koppel maalstenen. Het kroonwiel pakte in een kamwiel waarboven | |
[pagina 344]
| |
1976
101. Stalhille, Ettelgemstraat 1. Buitenzicht. zich een groter kamwiel bevond die de schijfloop op het klauwijzer aandreef. In een balk achter de centrale spil zijn nog sporen aanwezig die betrekking hebben op het aandrijfwerk. Er werd gewerkt met twee paarden die liepen tegen de richting van de uurwerkwijzers; er was geen leistok en er moest altijd iemand achter de paarden lopen. Er werd zowel fijn (voor het bakken) als grof (voor dierenvoeder) gemalen. Men zou tot 300 kg. per uur gemalen hebbenGa naar voetnoot(25). | |
Steenkerke, Julanestraat 1Naast het uit 1863 gedateerde woonhuis staat een kleine vierzijdige houten rosmolen die buitenwerks 3,90 x 3,90 m. meet. De bakstenen voet is ca. 70 cm. hoog en gemetseld met 19de-eeuwse gele baksteen van 21 x 10 x 6 cm. waar mede ook het huis gebouwd is. Op de bakstenen voet is eer stijlwerk geplaatst waartegen een beplanking (planken van ca. 22 cm. breed) genageld is. In de nok van het dak komen | |
[pagina 345]
| |
102. Stalhille. Ettelgemstraat 1. Doorsnede (over de wand) en grondplan.
102. Stalhille. Ettelgemstraat 1. Doorsnede (over de wand) en grondplan.
acht kepers samen tegen het vierkantig eindstuk waarop het kransstuk bevestigd is. In de twee zijwanden staat een zware stijl die ongeveer op halve hoogte een ankerbalk draagt waarvan de uitstekende pen door een wig verankerd is. In de ankerbalk is een taatspot ingewerkt waarin de ijzeren pen draait die in de onderkant van de koningspil (30 x 30 cm.) bevestigd is. Ter hoogte van het kransstuk, is de spil verstevigd met ingewerkte ijzeren staven teneinde sleet te voorkomen. In de boven het dak uitkomende koningspil steekt nog het boveneinde van de schuin neerwaarts lopende staartbalk; deze staart steekt door de spil en is er daarenboven met twee horizontale balkjes aan bevestigd. Ook van het kapje dat dit alles afdekte, is nog wat houtwerk aanwezig. De rosmolen - waarin sinds jaren enkel een cylinder (pletten en breken) aangedreven werd - heeft gewerkt tot | |
[pagina 346]
| |
1976
103. Steenkerke, Julanestraat 1. Middengedeelte van de koningspil. Langs boven, het eindstuk waardoor de spil boven het dak uitsteekt. 104. Steenkerke, Julanestraat 1. Eindstuk en kransstuk waar de koningspil doorheen steekt.
in 1928, toen een mechanische maalderij geplaatst werd. Er was één paard nodig dat onbegeleid met de zon meeliepGa naar voetnoot(26). | |
[pagina 347]
| |
105. Steenkerke, Julanestraat 1. Grond- en dakplan, wanden A en B en doorsnede (met ankerbalk en koningspil).
| |
[pagina 348]
| |
1974
106 Steenkerke, Julanestraat 1. Buitenzicht. | |
[pagina 349]
| |
1976
107. Steenkerke. Julanestraat 1. Boveneinde van de koningspil, aanzet van de staartbalk en resten van het kapje. | |
Uitkerke, Scharebrugstraat 154Kort vóór 1929 werd een rosmolen afgebroken waarvan het eigenlijke gebouw wel een unicum was in de streek, nl. een vierzijdig gebouw (met afgeschuinde hoeken) met houten wanden op een bakstenen voet, ttz. een type dat gebruikelijk is in de Westhoek (en best te vergelijken met de rosmolen uit Houtem) maar totaal vreemd is in het midden- en oostgebied van de kust waar de bakstenen rosmolen het gewone type isGa naar voetnoot(27). De ingang bevond zich in een schuine kant; in het achtergedeelte bevond zich een stoel - toegankelijk langs twee trapjes - waarop twee koppels molenstenen lagen: links de twee stenen voor het malen, rechts de twee lichtere stenen voor het breken van haver, gerst, bonen en erwten. De | |
[pagina 350]
| |
koningspil kwam tot beneden op de grond; het kroonwiel bracht via transmissie-wielen, de schijfloop op het klauwijzer in beweging. Er waren twee paarden nodig om de molen te laten draaien; ze liepen - onbegeleid - tegen de zon in. In latere tijden werd een zg. paardenmanege geplaatst, waardoor een dorsmachine in de naastgelegen schuur aangedreven werdGa naar voetnoot(28). De vier molenstenen zijn bewaard, maar tijdelijk onbereikbaar om opgemeten te worden. 108. Uitkerke, Scharebrugstraat 154. Schematisch grondplan. Langs achter een verhoog met twee koppels maalstenen.
109. Uitkerke, Zeebruggelaan 168. Buitenzicht (naar M. Coornaert, Uitkerke, s.l., s.d., afb. tussen blz. 64 en 65).
| |
[pagina 351]
| |
Uitkerke, Zeebruggelaan 168Een ronde bakstenen rosmolen werd gesloopt in 1963 of 1964. Van deze molen zijn nog drie molenstenen bewaard; de maten zijn onderscheidelijk Ø 96,5 cm. en dikte 15,5 cm. (legger), Ø 96,5 cm. en dikte 19 cm. (loper), Ø 105,5 cm. en dikte 16 cm. (loper). | |
Varsenare. Nachtegaalstraat 6Achter het woonhuis ligt een ronde rosmolen die buitenwerks een diameter van 6,10 m. heeft en gebouwd is met baksteen van 21,5 x 11 x 5,75 cm. In de muren zijn een ingang en drie luikopeningen (elk met twee diefijzers). De vroegere strobedekking van het dak is nu vervangen door gegolfde platen. 1953
110. Varsenare, Nachtegaalstraat 6. Buitenzicht. | |
[pagina 352]
| |
In het midden van de rosmolen staat de koningspil (28 x 28 cm.), vierzijdig maar met afgesneden hoeken; aan de onderkant is een ijzeren pen aangebracht die draait in een taats pot die zelf in een natuursteen ingewerkt is. Op een foto uit 1953 steekt de koningspil - met resten van het bekronende dakje - nog boven het dak uit; in de spil is de opening zichtbaar waarin de staartbalk bevestigd was. Aan de koningspil was het kroonwiel bevestigd dat - al dan niet met transmissie-werk - de schijfloop op het klauwijzer van de bovensteen aandreef; dit klauwijzer was bevestigd in een raveelbalk (tussen twee evenwijdig gelegen balken) langs achter in de molen. 111. Varsenare, Nachtegaalstraat 6. Doorsnede (over de wand) en grondplan.
| |
[pagina 353]
| |
1976
112. Varsenare, Nachtegaalstraat 6. Onderkant van de koningspil, de ijzeren pen draait in een taatspot. 113. Vinkem, Zwart Paard 109. Grondplan, doorsnede en wanden B en C.
| |
[pagina 354]
| |
Vinkem, Zwart Paard 109Midden het erf ligt een vierzijdige houten rosmolen (buitenwerks 4,60 x 4,60 m.) die thans als garage gebruikt wordt; de molen - omstreeks 1896 gebouwd door Petrus Dewaele - bleef in werking tot ca. 1928. De wanden bestaan uit een bakstenen voet met daarop een stijlwerk met beplanking. In het midden van elke zijwand werd, naast de stijl van 9 cm. breedte, een tweede stijl in de muur- en stijlplaat ingelaten teneinde zo een zwaardere steun te bekomen voor de - nu verdwenen - ankerbalk die met een dubbele doorstekende pen in de gekoppelde stijl opgelegd en met twee wiggen verankerd was. Op de door twee korbelen geschoorde ankerbalk draaide de koningspil die doorheen het vierzijdig eindstuk en het daar met vier bouten op bevestigde (niet meer aanwezige) kransstuk, boven het dak uitstak. Aan de centrale spil was het kroonwiel bevestigd; de kammen waren van bukshout. Als men om één of andere reden kammen moest vervangen, gebruikte men appelaarhout. Het kroonwiel dreef niet rechtstreeks de schijfloop boven de twee maalstenen aan, maar wel via een transmissie-werk. Dit was eveneens het geval met de aanwezige haverpletter. Per uur werd 50-60 kg. graan gemalen. Het oplichten van de bovensteen om deze te kunnen scher-1970
114. Vinkem, Zwart Paard 109. Buitenzicht. | |
[pagina 355]
| |
pen, gebeurde bij middel van een koord die over een balk geworpen werd. Eén molensteen (Ø 110 cm.) ligt in een voetpad ingemetseld; een kleinere molensteen (Ø 90 cm. en 10 cm. dik) werd ergens aangekocht, maar is nooit in de molen gebruikt geworden. Twee paarden brachten de koningspil in beweging; ze liepen, alleen, tegen de zon in. Er was geen leistok aan de staartbalk bevestigd, en het gebeurde wel eens dat de paarden rechtdoor liepen zodat aan de bovenkant van de staart een verbindingsbalkje losgetrokken werd waardoor de staartbalk verzakteGa naar voetnoot(29). | |
Westkerke, Noordstraat 11Achter het woonhuis staat een vierzijdige rosmolen (buitenwerks ca. 4,35 x 4,35 m.), gebouwd met rode bakstenen van 21 x 10 x 7 cm. In de nok van het dak is het kransstuk, dat de boven het dak uitstekende koningspil recht hield, met zes bouten vast gemaakt aan het eindstuk waartegen de dakkepers aanlopen. Op een oude foto ziet men hoe deze spil door een kapje afgedekt was en hoe van onder dit kapje de staartbalk schuin naar beneden liep. De rosmolen bleef tot na de eerste wereldoorlog in gebruik. De ingang bevond zich op de oostkant, tegen de zuid-115. Westkerke, Noordstraat 11. Buitenzicht.
| |
[pagina 356]
| |
116. Westkerke, Noordstraat 11. Dakplan en doorsnede.
hoek. Tegen de zuidmuur stond de stoel waarop twee koppels molenstenen lagen; rechts van de ingang stond tegen de oostmuur de karn, en wat verder de haver- en bonenpletter. Er werd gewerkt met één paard dat meestal onbegeleid rond de molen liep, en dit tegen de richting van de wijzers van het uurwerkGa naar voetnoot(30). | |
Wilskerke, Dorpstraat 15Ten westen van het woonhuis staat een rond gebouwtje, gebouwd met oude rode baksteen (21,5 x 10-10,5 x 6 cm.), dat dient als varkensstal, maar het restant is van een rosmolen. De buitendiameter van de molen bedraagt 6 m. De muren lopen schuin opwaarts. In de muren zitten een - gewijzigde - ingang en drie segmentboogopeningen. In het midden van de vloer ligt een arduinen steen (70 x 50 cm.) waarin de taatspot ingewerkt is. Daarin draaide de taats van de koningspil die boven het dak uitstak en door een kapje afgedekt was. De staartbalk, waaraan het paard gespannen was, had men verstevigd door twee lange schoren die ter hoogte van het kapje verbonden waren door een horizontale balk die aan de koningspil vastgemaakt was. De rosmolen was nog in gebruik in 1914. Gedurende vier jaar lag de streek in het frontgebied (de IJzer ligt maar 7 km. verwijderd) en naast de rosmolen werd een zeer zware, nog bestaande kommando-bunker gebouwd. Na de eerste wereldoorlog bleef de rosmolen buiten werking. | |
[pagina 357]
| |
vóór 1914
117. Wilskerke, Dorpstraat 15. Buitenzicht. 118. Wilskerke. Dorpstraat 15. Grondplan, luikopening en doorsnede (over de wand).
| |
[pagina 358]
| |
Wulpen, Wulpendammestraat 11Achter de hoevewoning ligt een kleine houten rosmolen die buitenwerks maar 3,45 x 3,45 m. meet. Op een bakstenen (21 x 10 x 6 cm.) voet van ca. 1 m. hoogte ligt een muurplaat waarop stijlwerk met een beplanking staat. In het midden van de twee zijkanten staat een zwaardere stijl waarin de - nu afgezaagde - ankerbalk met een doorstekende per opgelegd en met een wig verankerd was; enkel de pennen bestaan nog. Op de ankerbalk draaide de koningspil. In de nok van het dak zit het eindstuk waardoor de spil naar buiten stak. De molen die door één paard in gang gezet werd, bleef in gebruik tot aan de eerste wereldoorlog. In de molen bevonden zich een koppel molenstenen en een haver- en bonenpletterGa naar voetnoot(31). 1976
119. Wulpen, Wulpendammestraat 11. Buitenzicht. | |
[pagina 359]
| |
120. Wulpen, Wulpendammestraat 11. Wanden, doorsnede en grondplan.
1976
121. Zuienkerke, Nieuwe steenweg west 46. Buitenzicht. | |
[pagina 360]
| |
122. Zuienkerke, Nieuwe steenweg west 46. Grondplan
123. Zuienkerke, Nieuwe steenweg west 46. Jaartal op baksteen boven de ingang.
| |
Zuienkerke, Nieuwe steenweg west 46Schuin achter het huis staat een bakstenen rosmolen, waar van het grondplan een langwerpige achtkant tekent. Op een baksteen boven de ingang staat het jaartal 1856; erboven bevindt zich een tegeltje als waterlijst. Als bouwmateriaal werd gele baksteen van 21,5-22 x 10-11 x 6 cm. gebruikt. Er zijn een ingang en drie luikopeningen (elk met een houten latei en twee duimijzers). Een gedeelte van het bakstenen looppad is nog aanwezig. luc devliegher |
|