Biekorf. Jaargang 76
(1975-1976)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| |||||
Flandrenses op studie in Parijs, Leuven en LeidenDe jubilerende universiteiten Leuven en Leiden herdachten hun stichtingsperiode met een tentoonstelling en daarbij behorende belangrijke catalogi. De Leuvense tentoonstelling - concreet op de 16e eeuw toegespitst, én op Brabant - gaf als onverhoopt resultaat dat de binding kon worden gelegd tussen de scholaster van het St.-Pieterskapittel Willem Neven en het Leuvense Studium Generale. Daarnaast bleven de catalogi van de Adriaan VI en Erasmustentoonstellingen, naast het uitvoerig studiemateriaal van Prof. H. De Vocht, basis van de tweeledige catalogus. Precies hierdoor wordt het beeld van de Universiteit Leuven in de 16e eeuw wel enigszins scheefgetrokken, gezien het benadrukken van figuren als Erasmus en Lipsius, van de rol van het Collegium Trilingue, ten koste van de reële macht van de Leuvense Theologische Faculteit. Dezes inquisitiepraktijken gaat men in de 20e eeuw blijkbaar uit de weg. Even goed was het op de tentoonstelling merkwaardig hoe het deel van de Nederlanden, dat de universitaire uitstraling kon ervaren, beperkt werd, tot en met op kaart, tot het hertogdom Brabant. We bedoelen hoe opmerkelijk Vlaanderen in dergelijke tentoonstelling werd uit de weg gegaan. Wellicht ligt hier als basis de Leuvense wetenschap dat Vlaanderen naar Parijs en de Zuid-Europese universiteiten, traditiegetrouw, bleef college lopen. Als we dit uittesten t.a.v. Brugge komen we echter tot bewonderenswaardige resultaten. | |||||
De gang naar Parijs tot ca. 1500Vrij befaamd bleef het charter uit 1292 (Cart. St.-Donaas, Hambg, fol. 90) waarbij een prebendarius van St.-Donaas poterit studere absque periculo foraneitatis Parisius vel Aurelianis, vel apud Montem Pessulanum, vel Andegavi... Item potuit studere Bononie vel alibi in Lumbardia. Men kon dus studeren te Parijs, Orléans, Montpellier, Angers, Bologna (naast Padoa, Vicenza, Vercelli, Viacenza of Reggio), met een verlies van 12 tot 20 pond par. van zijn prebende, bedoeld om de vicarius te betalen. Onder impuls van de deken J. Gerson zou vanaf 1398 de prebende zelfs in- | |||||
[pagina 222]
| |||||
tegraal worden uitgekeerdGa naar voetnoot(1). Er zijn zelfs vanaf die 13e eeuw studiebeurzen bekend voor Vlaamse theologiestudenten uit het bisdom Doornik te Parijs: resp. uit 1275 en 1277, gesticht door de hospitaalstichter Arnulf van Maldegem, en door Pieter van Harelbeke, deze laatste wellicht pastor van St.-Salvator-Brugge in 1240. Deze gang naar Parijs levert, van ‘Brugse’ zijde ca. 1400 bijv. Parijse theologieprofessoren als J. Gerson en A. de Brevimonte, dekens, en de kanunnik J. de Falisca; de deken sinds 1439 R. Scriptoris naast J. Despars, hoogleraren in de Medicijnen; ca. 1480-1500 de Brugse Artesleraren aan de Picardische colleges te Parijs (Boncour en Cardinal-Lemoine): K. Fernand, P. de Ponte, Joh. de Molendino, en de rector 1519 Jeroom Clichthove († 1555 als pastor laïcorum in St.-Donaas)Ga naar voetnoot(2). | |||||
Brugse professoren te Leuven in de XVe eeuwOndertussen waren aan de Leuvense Universiteit - waar de Bruggelingen sinds 1435 onder de Vlaamse natie ressorteerden - zowel J. Scheluwaerts, in de faculteit Theologie, als in de Lelie A. Haneron, H. Van Dungen, G. Dommele, P. de Villario naast C. Viruli zelf actief als leraren. Een vrij belangrijke datum voor Leuven wordt daarna de bulle van Sixtus IV, 28 april 1483, die de Leuvense Artesfaculteit een uitgebreid benoemings- en dus invloedsgebied schonk. Precies deze datum valt te Brugge samen met de oprichting van de 11e kanunnikale prebende aan de O.L. Vrouwkerk, te begeven door Leuven, terwijl het jaar erop de stichting gebeurde, door de proost A. Haneron, van het Donaascollege te Leuven in de Cattestraat (ARA, ALv 2001-2020). | |||||
[pagina 223]
| |||||
De fundateurs der 16e eeuwIn de 16e eeuw gebeurt daarna een lawine van fundaties op Leuven gericht, waarvan de belangrijkste schenkers waren: de proosten van St.-Donaas J. De Carondelet, P. De Corte en M. Drieux; deze van O.L. Vrouw G. De la Torre; de kanunniken van St.-Donaas J. Reyniers; van O.L. Vrouw P. Cotrel en V. de Slingere; de hoogleraren Jan van Strazeele en E. vande Walle, naast de weduwe van Jan Wijts Adrienne de Berquin. In 1611 gaat dan de eerste uitgebreide fundatie voor Dowaai door: de fundatie Francisco de la Torre (ALv 4663), bevestigd in 1621 door Francesco's zoon Gaspar, van een Brugs college met 7 bursarii, wat, na de opheffing van de Dowaaise universiteit, eveneens op Leuven overging. Bemerk dat verder in 1639 het plan bestond (ALv 1794) het seminarie te Brugge aan te hechten aan het Leuvense H. GeestcollegeGa naar voetnoot(3), net zoals in 1517 het Collegium Trilingue aan het Donaascollege zou worden gehecht, en in 1520 compleet naar Brugge overgebracht. | |||||
De 100 beurzen 16e-17e eeuwGeglobaliseerd zien de beursstichtingen naar Leuven er als volgt uit, 16e-17e eeuw: - Faculteit der Artes, 15 bursarii verdeeld als volgt: Lelie, 5 beurzen 1567-69; 2 beurzen 1676-92 (ALv 1234-36; 1263; 1269); Castrum, 1 beurs 1560 (ALv 968); De Valk, 4 beurzen 1545-60; 3 beurzen 1641 (ALv 1373, 1380, 1413). - Faculteit Theologie, 29 beurzen: Houterlé-college 2 beurzen 1567 (ALv 2461); Adriaen VI, 1 beurs 1569 (ALv 2744); R. Tapper, 2 beurzen 1575 (ALv 2932); H. Geest-college, 10 beurzen 1508-1688 (ALv 1650, 1668, 1670, 1744, 1757); Kleine H. Geest, 7 beurzen 1603 (ALv 1847); College de la Torre, Dowaai, overgebracht Leuven, 7 beurzen 1611 (ALv 4663). - Faculteit Rechten, 17 beurzen: Donaascollege 6 in 1483 (ALv 2001), 3 in 1547 (ALv 2019; verstevigd in 1587 (Id. 1702); De Winckele-college, 2 beurzen 1567 (ALv 2232); 2 beurzen 1680-1740 (Id. 2235). Voor de faculteit Geneeskunde bestaan (gezien het exclu- | |||||
[pagina 224]
| |||||
sieve van dit ambt, dat dit meer geschikt gemaakte voor ka pitaalkrachtigen), op 2 beurzen van J. Strazeele na, die straks worden behandeld, naast nog een derde, geen voorbeelden. Aan bovenstaand geheel van 61 bekende fundaties dienen nog minstens 5 vliegende beurzen worden toegevoegd, d.b. beurzen voor willekeurige studierichtingen aan te vragen, gesticht 1558-60 (ALv 4511, 4516). Aan deze bijna 70 bursalen dienen nog een 20-tal andere titels toegevoegd van lokale fundaties, bedoeld, tussen 1506 en 1571, voor armenstudenten van de Brugse Bogaerdenschool, waarvan 3 expliciet voor studenten Geneeskunde, 2 voor Theologie, 6 - deze van J. van Strazeele - uitsluitend voor studenten afkomstig van BelleGa naar voetnoot(4). Daarnaast waren in 1550 drie universitaire studiebeurzen gecreëerd ten behoeve van refectionalen in Sint-DonaasGa naar voetnoot(5), 4 sinds 1617 ten behoeve van choralen van de SalvatorkerkGa naar voetnoot(6), 3 in 1639 door het kapittel van St.-Donaas voor Seminaristen in Adriaan VIGa naar voetnoot(7). Op die manier nadert het getal bekende fundaties reeds de honderd, niet bijgerekend de fundaties in de overige Brugse kerken, niet de gratificaties van de Brugse stadsregering zowel voor studie als promotie, terwijl wij evenmin een idee hebben van het getal ‘betalende’ jongeren die zich, speciaal vanaf het ogenblik dat het Collegium Trilingue functioneerde, naar Leuven begavenGa naar voetnoot(8). Al deze ‘Brugse’ of via Brugge op Leuven gerichte studenten hadden zich daar, met als stamhuis het huis Amsterdam, gegroepeerd tot een Alma Brugensium Congregatio (SBB, Hs 389, Reglement: fol. 9-15v), heropgericht in 1694 cum abhinc paucis annis labefactaretur, en was duidelijk bedoeld om de schachten aan de Artes op te vangen. De colleges die gefrequenteerd worden zijn De Lelie en in mindere mate het Castrum, terwijl de decaan alleen onder de physici kan worden genomen. Heel duidelijk bestond het eerste jaar Artes uit de negen maand durende cursus logica, en noemden de studenten eerstejaars de logici. De Brugse club was bedoeld zowel voor wie was oriundus Brugis, aut sub ditione Franconatensium: voor zowel Brugge als het Vrije. Als aan het bovenstaande nu wordt toegevoegd dat tus- | |||||
[pagina 225]
| |||||
sen 1569-1594 het Driutiuscollege vanuit de Brugse proostdij, voor een onbepaald aantal studenten van Cassel nu, werd gedirigeerd, mét nog nieuwe fundaties door de begevers der beurzen R. en J. Drieux, 1618-19 (ALv 3055-58), kanunnik resp. aan St.-Donaas en O.L. Vrouwkapittel; dat Jehan de Carondelet naast de beveiliging der beurzen van het Donaascollege ook beurzen reserveerde voor Standonckstudenten in de H. Geest- en Donaascolleges (ALv 2081); dat de kanunnik van O.L. Vrouw V. De Slinghere in 1575 2 beurzen stichtte in het Baiuscollege voor studenten uit Sluis (ALv 2932), dan is het duidelijk dat meer dan 1 op 10 Leuvense studenten vanuit Brugge op Leuven werd gericht vanaf de 16e eeuwGa naar voetnoot(9). Het heeft geen belang of hogervernoemde fundateurs te Brugge resideerden of niet, evenmin of de studenten expliciet wel of niet Bruggelingen waren, gezien de schoolpolitiek binnen Brugge nooit als norm van opname stipuleerde dat de studenten van Brugse origine moesten zijn. | |||||
Brugse professoren der 16e eeuwBehalve het feit dat deze Vlaamse inbreng geen relilëf kreeg op de Leuvense tentoonstelling (wat zijn de ev. cijfers voor Gent, voor Ieper, etc.?), moet ook worden gewezen op de evidente aanbreng van ‘Brugse’ professoren te Leuven zelf. Voor de 16e eeuw waren dat in Theologie: P. De Corte († 1567) en de bezorger van de Leuvense Bijbel 1574: F. Lucas; in de 17e: E. Van de Walle († 1603). In de Rechten: R. de Lacu († 1483), E. Heems († 1558), M. Ruquebusch († 1586), R. Drieux en L. Carrio. Zowel De Corte als Drieux werden bisschoppen van Brugge, Ruquebusch was kandidaat voor Gent. Voor Geneeskunde zijn ons geen namen uit het Brugse milieu bekend, blijkbaar omdat Brugge zich hier op Bologna, Montpellier en Dôle richtte. In de Artes waren dit: in de Lelie P. De Corte, J. Brants; in de 17e J. de Crits en J.B. Wauckier; in het Castrum de befaamde Cornelis Brouwer en J. Reyniers; in de 17e P. Govaerts. Het zou van uitzonderlijk belang zijn de relatie te onderzoeken tussen de Leuvense benoemingspolitiek te Brugge - de notulen van de benoemingen in Sint-Donaas bleven bewaard over de jaren 1545-1627 (ALv 4919-4920); in O.L. | |||||
[pagina 226]
| |||||
Vrouw uit 1522 en de periode 1558-1640 (ALv 4921) - en de Brugse aanwezigheid te Leuven zelf. Eén ding is in elk geval overduidelijk: de enorme financiële inspanning die vanuit Brugge voor universitair onderwijs werd verricht was kapitaal dat, bij aanwezigheid van een studium generale te Brugge zelf, de stad een compleet ander uitzicht zou hebben gegeven, ook materieel. | |||||
De Leidse universiteitDit kan niet in dezelfde mate gezegd worden ten aanzien van de nieuwe Nederlandse stichting Leiden; de ‘schade’ aan het Brugse patrimonium hierdoor aangericht is eerder een bibliofiele aangelegenheid. Inderdaad zou bijvoorbeeld het eerste hs. ooit door deze Universiteit aangekocht het Martinus Smetius, Inscriptiones antiquae wordenGa naar voetnoot(10). Dit handschrift, dat bedoeld was voor de Brugse Laurocorinthus, werd op de vlucht van Mark Laurijn jr. voor het Calvinisme ontvreemd, en uiteindelijk te Londen verkocht, om in 1588, een -in fol uitgave, door Lipsius te Leiden te worden gepubliceerd. Een bijzonder grote reeks middeleeuwse hss. werden Leids bezit, nadat zij deze in 1596 afkochten van de Bruggeling F. Nans, Artesleraar eerst te Leiden, vanaf 1591 te Dordrecht. Tot de 50-tal hss., die Nans bij zijn vlucht uit Brugge, nu voor de hertog van Parma, had meegenomen, behoorden zowel Karolingische als Gentse (11e eeuw) en Parijse (14e eeuw) scripten die de Leidse bibliotheek zowel een geleerdenbibliotheek maakten, als reeds de aanleg van een museale bibliotheek konden inhouden. Een andere, dan typisch humanistenbibliotheek werd Leiden door de aankoop van, in twee beurten, de complete handschriftenverzameling van Bon. Vulcanius. Deze voornamelijk op patristiek gerichte bibliotheek had deze Bruggeling samengesteld op zijn reizen naar Spanje, het Rijnland en te Genève en Bazel. Het had wellicht, mede gezien het verloop van de krijgsverrichtingen, geen zin deze keur van teksten voor Vlaanderen te behouden. Wat tot slot de Brugse hoogleraren te Leiden betreft, deze beperken zich tot de filoloog B. Vulcanius, de bijzonder belangrijke theoloog Fr. Goemer, die het Noorden een uitein- | |||||
[pagina 227]
| |||||
delijk Calvinistische Republiek zou maken, en Simon Stevin, ontwerper van het onderwijsprogramma voor de (militaire) ingenieursschoolGa naar voetnoot(11). Het is aardig J. Lipsius zowel de maker van de faam van de Leidse als van de Leuvense Universiteit te horen benoemen, terwijl het ons inziens bijzonder opmerkelijk is te vernemen dat het aantal beurzen voor Theologie in het Staten-college slechte 31 bedroeg; vanuit Brugge telde men er praktisch evenveel. Boeiend is verder in de catalogus, die alleen bedoelt de eerste 75 jaar in beeld te brengen, dat Leiden, waar 1 op 7 van alle studenten tot 1600 uit de Zuidelijke Nederlanden kwam (vrij weinig uit Brugge), als universiteit gevolgd werd in 1585 door een universiteit te Franeker, in 1614 door een tweede te Groningen, 1636 één te Utrecht, 1648 een vierde te Hardewijk. Deze inflatie aan universiteiten werd wel enigszins beperkt door het aantal studenten dat, buiten Leiden, samen nog niet het getal van Leiden alleen bereikte. Een paar ‘Zeeuws-Vlaamse’ opmerkingen: een Leids bursaal, P. Bertius, stichtte samen met zijn vader in 1584 een Latijnse school te Goes; de bursaal van het Staten College Ant. Wallaeus, uit Middelburg werd in 1611 hoogleraar Grieks en Filosofie aan de Illustere School te Middelburg, om in 1619 hoogleraar Theologie te worden te Leiden zelf. Louis de Dieu, Waals predikant te Middelburg, zou in 1637-42 rector worden van het Waalse college te Leiden.
A. Dewitte
|
|