Vervoerdienst per hondenkar
1798-1820
De Rijselse kollegiaalkerk (Sint-Pieters) met de aanpalende huizen bij de Deulebrug werd, vóór haar verdwijning, in 1795 in beeld gebracht door de Rijselse tekenaar Deswerquin. De onderstaande prent is een fragment uit de plaat (kopergravure) die het werk van A.L. Millin, Antiquités Nationales (deel V, plaats LIV; Parijs 1798) illustreert.
In zijn tekening plaatste Deswerquin drie voertuigen die alsdan in Rijsel in gebruik waren: een wagen, een kruiwagen en een hondenkar. Deze laatste staat op het voorplan als het moderne voertuig, de nieuwigheid van zijn tijd.
Hondenkar bij de Deulebrug te Rijsel in 1795
Bij de prent voegde de auteur de volgende kommentaar.
‘Op de plaat ziet men een kleine wagen getrokken door drie honden die gewoon als paarden zijn ingespannen in een gareel, juist zoals de paarden van de vrachtrijders. Die honden trekken zeer zware vrachten. In sommige karren lopen zes zulke honden in 't gareel. Ze worden vooral ingezet voor het vervoer van steenkool. Het tekort aan paarden (wegens de veldtochten) heeft voor gevolg dat ook in Parijs en in andere Franse steden doggen als trekhonden op die manier in karren worden ingespannen’.
De hondenkar was in 1800-1820 in Rijsel zeer in trek. Het dagelijks vervoer van het Hôpital Général werd er verzekerd door een hondenkar. In 1806 bestond er tussen Rijsel en Tourcoing een vervoerdienst met een hondenkar die weldra als officiële vervoerdienst werd erkend en in de gedrukte lijst van de diligenties werd opgenomen. In de jaren 1820 liepen in Rijsel meer dan 250 trekhonden in het lokaal verkeer. (Biekorf 1965, 143).
Over de latere verspreiding en populariteit van de hondenkar in Vlaanderen zie o.m. Biekorf 1967, 40-41 en 122.
C.B.