Biekorf. Jaargang 75
(1974)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
Gezelle en ‘De Vlaemsche jeugd’ (Roeselare)In 1858, ofwel wat vroeger, werd in de kongregatie ‘De Jongelingenkring’ te Roeselare de letterkundige afdeling ‘De Vlaemsche Jeugd’ gesticht. Reeds in april 1858 schreef deze afdeling een literaire wedstrijd uit, met als thema ‘Waarom moet de Vlaming zijn taal beminnen, grondig kennen en immer verdedigen?’ Ook in 1859 was er zo'n wedstrijd. Nog in 1868 blijkt ‘De Vlaemsche Jeugd’ aktief te zijn, maar van werkzaamheden na dat jaar zijn er geen sporen. Aldus staat te lezen in een recent artikel van Antoon Deweerdt, dat daarbij opmerkte dat ‘in het licht van de innige correlatie’ tussen de Jongelingenkring en het Klein Seminarie de ‘diepe invloed (wellicht medewerking) van Guido Gezelle mag voorop gesteld worden’Ga naar voetnoot(1). Gezelle was van 1854 tot 1860 verbonden aan het genoemd Klein Seminarie. Zijn er uit die zesjarige periode van de grote dichter werkelijk geen aanwijzingen te rapen in verband met zijn hier veronderstelde betrokkenheid op “De Vlaemsche Jeugd’? Misschien kan het volgende van enig belang zijn. Op 2 april 1876 sprak Albrecht Rodenbach in de ‘Lettergilde’ van het Klein Seminarie de ‘lieve meester en bestierder’ Hugo Verriest ondermeer aldus toe: ‘... gij vriend en leerling en weerdige opvolger van Gezelle, Gezelle onzen dichter, Gezelle dien ze gelasterd en verbannen hebben, Gezelle de man der Vlaamsche Jeugd, Gezelle die hier nog levend is in dit ons gestichte...’Ga naar voetnoot(2). Gezelle als ‘man der Vlaamsche Jeugd’: kan Rodenbach de genoemde afdeling van de Jongelingenkring hebben bedoeld? En stak achter die woorden dan geen diepere betekenis m.b.t. Hugo Verriest, die zijn vormende werkzaamheden in het recente verleden ook tot buiten de klamuren had uitgedragen, ondermeer toen hij op 23 februari 1873 in diezelfde Jongelingenkring over de Vlaamse Beweging sprakGa naar voetnoot(3)? Rodenbach kan over de ‘Vlaemsche Jeugd’ anders wel genoeg afgeweten hebben, want zijn oudere vriend Alfons Carlier (Roeselare 1845-1912), de bekende leider van de ‘Bond der Westvlamingen Voor Taal en Volk’ (waar Verriest op 26 december 1872 zijn rede uitsprak ‘Eertijds heeft er een volk bestaan...’), was in zijn jonge jaren ‘de ziel en ware leider van De Vlaemsche Jeugd’ geweestGa naar voetnoot(4). Overigens was (waarschijnlijk kort daarvóór) Hugo Verriest zijn poësisleraar geweest. J. Huyghebaert |
|