Dertien in een dozijn
Om aan te sluiten bij het groothonderd als getalmaat, waarover Biekorf 1973, 304-305.
Het ‘groot dozijn’ was op de markten niet alleen in voege voor eieren. De laatste Nieuwpoortse visleurster onderhield nog de traditie van het toemaatje bij de kleine vis die twee kluiten per dozijn gold. Zie daarover de mededeling van Jacques Beun in Biekorf 1961, 282.
Op de garenmarkt te Oudenaarde gaven de spinsters tot in de jaren 1850 een klos garen op een dozijn toe om ‘goed hun gewicht te geven’. Deze 12/13 klossen waren dan ongeveer een pond garen. (Biekorf, 1960, 124).
Ook op Walcheren en Schouwen (Zeeland) verkocht men vroeger de eiers per dertien stuks, een boeredozien was daar de naam; in Kadzand zei men duveldozien. (Wdb. Z. Dial. s.v.).
De Engelsen geven als uitleg voor hun ‘bakkersdozijn’ (baker's dozen) een oud gebruik waarbij de bakker aan de broodventer een dertiende brood op een dozijn toegaf.
P.B.