De ‘Pieter Verzeyl’-reeks van Jan Baptist Decorte
1837-1852
In Biekorf 1968, p. 192 vroeg C.B. naar de auteur van ‘drie deeltjes samenspraken’ getiteld ‘Deugd en Spaerzaemheyd of de Wysheyd van Pieter Verzeyl’, verschenen in de reeks ‘Kleyne Catholyke Bibliotheek’ bij David van Hee te Roeselare, respektievelijk in 1841, 1844 en 1848.
De auteur was priester Jan Baptist Decorte (Sint-Lievens Houtem 1811 - Brugge 1873), leraar in het Klein Seminarie te Roeselare van 1831 tot 1843, daarna o.m. direkteur der Broeders van Liefde te Brugge van 1843 tot 1845, en principaal van het kollege Den Duine te Brugge in 1845-1846, waar hij als talentvol verteller invloed heeft uitgeoefend op de adolescent Guido Gezelle. (Zie hierover A. Walgrave, Het Leven van Guido Gezelle, 1923, p. 40-41, met portret van Decorte).
Eigenlijk zijn er niet drie, maar vier deeltjes ‘Pieter Verzeyl’ verschenen. De katalogus bij de verkoping der biblioteek van kanunnik Dominiek Verdegem (Brugge 1882), vermeldt (nr. 2099) als data van uitgave 1841, 1844, 1848 en 1852.
Het betreft hier bundelingen, om de vier jaar, van stukjes die Decorte eigenlijk jaar na jaar liet verschijnen in de door David van Hee uitgegeven almanakken, en wel van 1837 tot 1852, dus zestien in totaal. Dit wordt ondermeer bevestigd in Van Hee's almanak van 1859, waar de zestien ‘Samenspraeken’ nog worden te koop geboden, en wel in een - zoals hoger gezegd - vierdelige uitgave.
Om de vier jaar werden Decortes almanak-bijdragen dus gebundeld. Over de uitgave van de éérste bundeling, zijn we toevallig wat nader ingelicht door een brief van drukker David van Hee, op 2 februari 1841, aan een ‘Mynheer den Vicaris’. Van Hee stuurt de vier teksten ter goedkeuring, met volgend kommentaar: ‘Dit boekske behelsd de saemenspraeken die ik sedert eenigte na een volgende jaeren gedrukt heb in myne Almanacks die zoo veél aen de leézers der zelve behaegen’. Als auteur noemt Van Hee hier Decorte, poësisleraar in het Klein Seminarie ‘maer dien heer verzoekt dat gy dit niet zult voortzeggen’. Decorte blijkt de anonimiteit te hebben verkozen omdat de Jezuieten ‘eenigte moeilykheyd gemaekt hebben’ omtrent David van Hee's uitgave van ‘Gebedenboek der Congreganisten’. De daarin opgenomen ‘regels’ weken immers af van ‘die der Congregatie van Rome’. Op vraag van de Jezuieten werkte Van Hee nu (in 1841) aan een ànder werk. ‘Handboek der Congregatien’, vertaald door Gevaert naar ‘Manuel des Congrégations’ (verschenen te Namen). (Deze brief: in Bisschoppelijk Archief Brugge, N 66, sub verbo De Corte).
De Corte blijkt dus ook nà zijn overplaatsing van Roeselare naar Brugge in 1843, nog te hebben meegewerkt aan Van Hee's almanakken. Na 1852 bléven in die almanakken ‘samenspraken’ volgen, zoals in 1859 tussen ‘Jan de Klager, Joos de Leugenaer, Karel Spotbeen, Pieter Welweter, Philippe Koetsepeerd en Boer Spaerpot’. In 1859 was de hele samenspraak bijna uitsluitend gericht tegen de jongste vrouwenmode, de ‘krinolienen rok’, die om vele