Biekorf. Jaargang 74
(1973)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
Jaargetijde van Geraard van Gistel en van Jan IV van GistelIn 1365 stichtten Jan IV van Gistel, heer van de Woestijne, en zijn echtgenote Margriet van Longueval, een jaargetijde voor henzelf en voor de eerste echtgenote van Jan IV van Gistel, Yolande van Maldegem. Daartoe bezetten ze een rente van 3 pond par. ‘op den molen van Haeltre ende op moelnage diere toebehoerd’. In diezelfde oorkonde herinnert Jan IV van Gistel eraan dat zijn ouders Geraard van Gistel en Katelijne van Drongen ook 3 pond par. bezet hadden op de molen en de maalderij van Aalter voor het celebreren van een jaarmis. Verder bepaalde Jan IV van Gistel nog dat het jaargetijde moet gedaan worden met ‘dyaken ende subdyaken’Ga naar voetnoot(1). De beide jaargetijden werden samen gedaan op de zondag vóór vastenavond. Tijdens de mis werden er vier ‘stallichten’ opgesteld en offerde men twee pond kaarsen. De pastoor ontving 4 sch., de beide kapelanen ieder 3 sch. en de koster 3 sch. voor hun dienst. Verder voorzag de stichting nog 6 sch. voor de miswijn en 2 sch. voor het misbroodGa naar voetnoot(2). | |
Jaargetijde en fundatie van Jan van VlaanderenEen tweede belangrijk jaargetijde was dat van Jan van Vlaanderen, heer van de Woestijne, en van zijn echtgenote Johanna van Reigersvliet. De jaarmis werd gedaan op de woensdag na vastenavond door de pastoor en zijn kapelaan, waarvoor ze respectievelijk 12 sch. en 3 sch. kregen. De koster ontving 3 sch. voor zijn dienst. Tijdens de requiemmis stelde men ‘de lijckschraghen over tgraf met vier stallichten daerop beerende’ en offerde men één pond kaarsen en dienden de priesters en de koster ‘te grave te gaene metten wie- | |
[pagina 274]
| |
roook ende metten wijwatere lesende miserere ende de profundis’Ga naar voetnoot(3). Jan van Vlaanderen had ook nog ‘de officie ende de dienst van den heylighen sacramente’ gesticht. Elke dag van het octaaf waarop de pastoor de mis en de getijden zingt, krijgt hij 4 sch. 9 d. en de kapelaan krijgt elke dag 3 sch. op voorwaarde dat hij ‘zal helpen zijnghene de ghetijden de octave lanc ende de epistele ende de evangelie’. De koster moet ook meehelpen ‘zijnghene de ghetijden ende messe’ en verder moet hij nog elke dag ‘luudene ter messe ende telcken ghetijde’ opdat ‘de parochiaenen dies devocie hebben moghen commen’. Daarvoor ontving hij dagelijks eveneens 3 sch.Ga naar voetnoot(4). Ook de hofkapelaan van de heer van de Woestijne kreeg 12 d. wanneer hij de getijden kwam meezingen. Om het jaargetijde en het officie en de dienst van het H. Sacrament te betalen had Jan van Vlaanderen een rente van 7 p. 16 sch. par. bezet. | |
Fundatie van Jan van PumoortereJan van Pumoortere schonk aan de kerk van Aalter 30 p. gr. om twee missen per week te doen ter ere van Sint Niklaas. Met die som hadden de kerkmeesters een jaarrente gekocht waarmee dan de kapelaan werd betaald. In 1541 ontving kapelaan Roeland Brune 20 p. par. om ‘twee messen te weke te doene over Pumoortere van Sint Jansmesse 1540 tot Sint Jansmesse 1541’Ga naar voetnoot(5). We mogen die Jan van Pumoortere waarschijnlijk vereenzelvigen met ‘Jehan de Pudemortere’ die in het begin van de vijftiende eeuw baljuw was van het land van de WoestijneGa naar voetnoot(6). Een Jacob van Pumoortere fs. Jans bezat in 1463 een leen van 5 gemet gelegen in AalterGa naar voetnoot(7). Sint Niklaas was de patroon van de handelaars, zodat het goed mogelijk is dat de familie | |
[pagina 275]
| |
Pumoortere door handel geld, bezit en aanzien had verworven. | |
Jaargetijde van Josijne van PraetMevrouw Josijne van Praet, gestorven in 1546, echtge note van Lodewijk IV van Vlaanderen, had een rente van 38 p. 8 sch. par. bezet voor een jaarmis die voor het eerst gedaan werd ‘swoensdaechs van Sinte Nicasiusdach 1547’Ga naar voetnoot(8). Dit was een rijke dotatie zodat gemakkelijk aan de pastoor 1 p. 4 sch., aan beide kapelanen ieder 12 sch. en aan de koster 18 sch. voor hun dienst kon betaald wordenGa naar voetnoot(9). Na het jaargetijde van 1557 deelde men aan de armen 200 broden uit; in elk brood staken ‘6 dobble stuvers’ of 2 sch.!Ga naar voetnoot(10). | |
Jaargetijde en fundatie van Lodewijk IV van VlaanderenVoor het jaargetijde van Lodewijk IV van Vlaanderen, gestorven in 1555, was er een jaarrente bezet van 24 p. par. op het goed te Lake te Knesselare. De jaarmis werd in 1557 gecelebreerd ‘swoensdaechs voor Sinte Martensdach’ door pastoor Lauwereins Dripont, kapelaan Clays De Vos, ‘heer Claeys, capelaan te Loo’ en ‘heer Christiaen, prochipape in Knesselare’. De pastoor van Aalter ontving 1 p. 4 sch., iedere kapelaan 12 sch. en de pastoor van Knesselare 6 sch.Ga naar voetnoot(11). Na het jaargetijde van 1558 werden er ‘45 provens ghedect’ voor de armen in de herberg De Zwaan. Die provens waren waarschijnlijk broden, want in elke proven staken geldstukken ter waarde van 4 sch.Ga naar voetnoot(12). Dezelfde Lodewijk IV van Vlaanderen bezette in 1548 ook nog 19 p. 8 sch. par. op zijn hof van Praet om op elke zondag de vespers te zingen en het lof te doen. De pastoor verdiende daar 5 p. 4 sch. per jaar mee, de kapelaan 3 p. 6 sch. en de koster 5 p. 4 sch.Ga naar voetnoot(13). Lodewijk IV van Vlaanderen had ook nog een jaarrente van 18 p. par. bezet om twee missen per week ter ere van Sint Cornelius te celebreren. Die missen werden de ‘meule- | |
[pagina 276]
| |
missen’ genoemd, omdat die rente op de molen van Aalter was BezetGa naar voetnoot(14). Deze Lodewijk IV van Vlaanderen of Lodewijk van Praet, zoals hij vaak in de bronnen wordt genoemd, was een belangrijk personage aan het hof van Karel V. Hij was ridder van het Gulden vlies, en tweede kamerheer van de keizer. Hij bekleedde verschillende hoge ambten zoals hoogbaljuw van Brugge en het Vrije en van GentGa naar voetnoot(15). In 1534 vergezelde hij Christina van Denemarken, nicht van Keizer Karei, op haar reis naar de hertog van Milaan, haar toekomstige echtgenootGa naar voetnoot(16).
L. Stockman |
|