‘de cuupers der stede van Brugghe’ bevestigd in hun aloud voorrecht ‘te bringhene, te hebbene ende te ontfaene vreemde zuere ende verlaeten bieren, te wetene bieren met drinckelic, daer geen ghisl, ghyl, noch moer up en es, omme daerof azijn te maekene’. (RAGent Sententien Raed van Vlaenderen, f 352). De bierazijn werd, meestal liggende achteraan in de hoven van een brouwerij, verkregen ‘by crachte van zonne ende lucht, zonder hantghedaet of smenschen industrie’ (anno 1589), in andere versie ‘ghewonnen by de sonne ende beneficie van lucht’.
MERYESTAL - Stal voor kweekmerries, fokmerries. In november 1539 wordt op het groot Hof van Schoeringe te Zuienkerke het volgende werk uitgevoerd: Gilie, de timmerman van het Sint-Janshospitaal werkt er vijf dagen ‘int maken van een groote nieuwe duere omme tmerye stal’; hij ontvangt (boven de kost) 8 sch. daags. Een andere betaling betreft de smid ‘int hanghen vander nieuwer staldueren vanden meryestalle’. (SJH. Rek. 1539, f. 111). Over paardenfokkerij op het Hof van Schoeringe in 1360, zie Biekorf 1963, 210, alsook 1973, 188, s.v. stagghe.
OBYTENBOUCK - Boek waarin de ‘obiten’ en jaaargetijden staan ingeschreven die in een bepaalde kerk gefundeerd zijn en er geexonoreerd worden; lat obituarium. Stichters van obiten en jaargetijden zijn vooral de plaatselijke heren en aanzienlijke families. Het ‘obitenboek’ is een belangrijke bron voor geschiedenis en genealogie. - In 1550 bezoekt de wapenheraut Cornelis Gailliard de St. Michielskerk in Roeselare; hij noteert dat ‘in de obijtenboeck van de kercke es memorie ende hebben jaerghetijden; Loovijs vande Kerckstede, Jan de Langhe, f. Pieters; Adolphe ende mer Philips van eleven, heere van Ravestijn, Wijnendaele; Pieter Simoens ende Vincentius van Poucke; mer Jan van Cleve, den gouverneur, ende vrau Josijne van Lichtervelde; Pieter ende Andries van Zijnghene’. (Bethune, Epitaphes 245). In de 16e eeuw blijken veel landelijke kerken een obitenboek te bezitten, de wapenheraut vermeldt er een o.m. voor de kerken van Snellegem, Eke, Hofstade, Idegem, Pollare, Gijzegem, Welden, alsook in de abdijkerk en de Karmerskerk te Geraardsbergen - Over de obiits (rouwblazoenen) in de kerken, zie J. Pieters, Doods- en rouwgebruiken in het arrr. Dendermonde 111-112
OFLIJE - Een eenheid van belasting (oorspr. een cijns) uit te keren in graan met soms een toevoegsel van een of twee hoenders. Zie daarover Biekorf 1967, 189; 1968, 189, 1972, 253. De aldaar medegedeelde citaten kunnen we aanvullen met de volgende, oudste vindplaats uit de rolrekening van het O.L. Vrouwhospitaal te Kortrijk, anno 1370. ‘Item 12. oflijen elke gheloest 2 sch heift 24 sch.’ (GOK. n.r. 1930, 145). - Over de geografische verspreiding van mnl. oflije en varianten, zie Biekorf 1972, 253.
VATENE - In bijzondere toepassing met bijen: inkorven. In 1472 vermeldt de rekening van het begijnhof te Dendermonde een uitgave van 3 gr. voor aankoop van ‘twee corven om bien in te vatene’. (M. Bovyn, Alexiusbegjinhof 37). - Mnl. vatene, d.i. in een vat doen. In 1454 wordt door de boursier van de Potterie te Brugge een bedrag van 20 sch. par. betaald voor plaatsing bij een pachter te Oedelem van een korf bijen ‘van eenen vate byen staende tonser stede t'Houdeleem’. (Biekorf 1962, 63). Mnl. vat betekent ook ‘lichaam, buik’ (Verdam VIII 1313) en valt daarin samen met buuc in biebuuc (bijenkorf). Nog heden is ‘biebuker’ een imker in het Land van Axel.