Henry Parker, negende baron Morley, in ballingschap
Brugge 1570-1577
Duinkerkse vissers ‘mackereel-vaerders’ dreven op woensdag 7 juni 1570 hun haven binnen met aan boord een Engels edelman. Onderweg van hun visgronden hadden ze ontmoet ‘een cleen Inghels sceepken met twee scippers, commende uut Inghelant, waerin dat was een edelman uut Inghelant’ die zich bekend maakte als ‘heer van Morley’. Hij was uit Engeland gevlucht, zo verklaarde hij, ‘ter cause van de catholycke religie, dewelcke hy begeerde te observeren’. Hij maakte nog bekend dat zijn vrouw, die in Engeland was achtergebleven, de dochter was van de graaf van Derby. Hij was echter vergezeld van zijn broeder en van een achttal dienaars, en had ook bij zich ‘zekeren schat van gelde ende vesselle (tafelservies) van zelvere’.
Morley vernachtte in Duinkerke om reeds's anderendaags door te reizen naar Brussel, waar hij de Spaanse gouverneur ontmoette. Kort daarop kwam hij in Brugge wonen, waar hij een herenhuis had aangekocht, in welke stadswijk weten we niet.
Morley - eigenlijk Henry Parker, negende baron Morley - was een aanzienlijk edelman, ridder van de Bathorde, die betrokken was in de ‘uprysinghe in de Noordt-Coste’, d.i. de opstand van de adel van het Noorden (the Rising of the North,