Het Sint-Janshospitaal te Veurne
Alhoewel de meeste historische gebouwen van Veurne zich rond of in de nabijheid van de Marktplaats ophopen, loont het niettemin de moeite even de Houtmarkt aan te doen, plaats waar, in de zestiende eeuw het hout, dienstig voor de versterkingswerken, opgestapeld lag.
Een der mooiste, gerestaureerde gevels van de stad, is deze van het vroegere Sint-Janshospitaal, dat werd opgericht na de Beeldenstorm in 1566, ter vervanging van de Zuid- Noord- en Gave Gasthuizen en dat dienst deed als oude mannenhuis tot 1957.
De geschiedenis van het gasthuisleven in Veurne loopt parallel met de geschiedenis der stad zelf, want reeds lang vóór de oprichting van het St.-Janshospitaal bestonden instellingen, waar gebrekkigen en zieken waren opgenomen.
Op ongeveer 2 km. ten zuiden van de stadspoort, stond in de dertiende eeuw het Zuidgasthuis, dat door de Geuzen werd vernield. De plaats waar zich eens dit gasthuis bevond, leeft voort in de benaming der straat, die vanaf de Ieperse steenweg naar de Lovaart loopt.
Het O.L. Vrouwhospitaal Oostuit vinden we reeds vermeld in 1218; het stond juist boven de oostpoort, tussen de stad en de Sint-Niklaasabdij - buiten Veurne, en hing van de abdij af. Geplunderd en tenslotte afgeschaft in 1578, verscheen op zijn plaats in 1581 een nieuw bolwerk nabij de poort. Ook zijn ontstaan blijft in de nevel van het verleden hangen.
Heel wat klaarder is de geschiedenis van het Gave Gasthuis (nieuw hospitaal). In 1325 liet een kanunnik van Sint Walburga, Jan van Dendermonde (Jean de Teneramonda) op eigen kosten en op zijn eigendom, gelegen aan de oostzijde van de Noordstraat, ter hoogte van de huidige Smissestraat, een hospitaal bouwen dat het ‘nieuwe gasthuis’ (Hospitale novum) wordt genoemd. Na zijn dood en in uitvoering van zijn testament, werd het gasthuis verder beheerd door het kapitel van Sint Walburga, en wel tot in 1578. Wegens de armzalige toestand waarin de Geuzen het hadden gebracht, nam de stad vanaf die datum de zorg ervan op zich; in de akte van overname (1578) wordt de stichting genoemd het ‘Gave zo Nieuwe Gasthuus’. In 1604 hield men er de Vlaamse School en in 1606 werd op deze plaats het Kapucijnenklooster gebouwd, dat omstreeks 1798 door brand zou vernield worden.
De zieken en gebrekkigen hadden intussen hun intrek genomen in het nieuw hospitaal op de Houtmarkt, dat tot in 1822 bestuurd werd door een econoom, geholpen door ziekenverplegers. Op dit tijdstip en door het koninklijk besluit van 28 September 1823 werden deze laatsten vervangen door een congregatie van Zusters-verpleegsters, die ten getale van acht waren. Later werd hun aantal verhoogd tot tien en met het bijvoegen van het Oude Mannenhuis in 1849 steeg het aantal zusters tot veertien.
Gelukkig bleef het uiterlijke van het gebouw van alle onheil gespaard. Na de jongste restauratie maakt het een der vele historische sieraden uit van de oude boetestad.
A. Dawyndt