Biekorf. Jaargang 73
(1972)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 329]
| |
De harde winter van 1709 te NoordschoteIn de literatuur die de natuurrampen, hongersnoden en strenge winters uit het verleden behandelt, is de harde winter van 1708-09 goed bekendGa naar voetnoot(1). Rond die jaren werden de eerste nauwkeurige thermometers op de markt gebracht zodat de temperatuur heel wat juister dan voordien en in graden kon worden gemeten. Dag- en memorieboeken noteren steeds deze winter, die in het geheugen van de tijdgenoten is blijven voortleven als één van de scherpste winters uit de 18de eeuwGa naar voetnoot(2). Nochtans vindt men weinig sporen van deze winter en zijn gevolgen in onze Westvlaamse dorpsmonografieën. In die jaren was het immers juist oorlog en de meeste historici laten zich meer verleiden door details over plunderende soldaten dan over grote koude en dure granenGa naar voetnoot(3). Het uitzonderlijke van de winter uit de eerste maanden van 1709 was wel dat het buitengewoon koud was. Het vroor zo diep in de grond dat zelfs vele bomen en struiken en al het wintergraan verloren waren. De Schelde lag weken lang toe en het (onwaarschijnlijke) gerucht deed de ronde dat de zee tussen Engeland en Frankrijk dichtgevroren was zodat er een trafiek met wagens en paarden mogelijk was, die weken zou hebben geduurd ! Tijdelijk schoten de prijzen van het graan en andere voedingswaren de hoogte inGa naar voetnoot(4). Maar, en dit is wel het meest verrassende, deze duurte sleepte niet lang aan. De zomerzaaite van 1709 leverde een overvloedige oogst op. In 1710 was er opnieuw een goede oogst, zodat de kwade tijd van sterfte en hongersnood wel hevig, maar zeer kort was en geen langdurige nasleep kende. Een interessante notitie over deze winter en de levensduurte werd neergeschreven door Pieter Pieters, een landbouwer uit | |
[pagina 330]
| |
Noordschote, die een merkwaardig memorieboek aanlegdeGa naar voetnoot(5). Een winter als deze van 1709 kon aan deze wakkere landman niet voorbijgaan zonder een origineel relaas na te laten in zijn notitieboek. Hij schrijft dan ook uitvoerig wat hij beleefde met de kennelijke bedoeling zijn nakomelingen over de crisis in te lichten. Hij besluit zelfs met raad te geven uit eigen ervaring welke granen men bij zulke strenge winters moet zaaien en wanneer. Deze raadgeving leert ons meteen dat in die tijd de Vlaamse landbouw over een rijke gamma korens en granen beschikte. Zodat het ingewikkelde schema van braak, vruchtopvolging en bemesting, éénmaal het verstoord werd door een natuurramp als deze, nog moeilijk verbroken kon worden en voor de landbouwers geen onoverkomelijke tegenslag betekende om steeds een goede graanoogst te waarborgen. Iets wat in andere streken ongetwijfeld niet altijd het geval was. | |
Aantekeningen van Pieter Pieters‘In January 1709 Isser geweest een harden vorst van drie weken, die uitnemende groot is geweest soo datter veel boomen en wilgen opengeborsten sijn en alles vervrosen dat vervriesen conde; soo dat 25tich eijers verkocht sijn geweest 10 schellynghen, 25 rapen 26 stuvers ende ander dinghen in advenant. | |
[pagina 331]
| |
De oorsake vande dieste van het lente graen is dat alle het lant daer coorne gesaeijt was moeste wederom met lentegraen besaeit sijn, ten sij eenige die noch coorne hebben gesaeijt opden 27en maerte ende hebben daervan opgedaen den 21. 8bre 2500 schoven gevende een francaertGa naar voetnoot3. thondert ende hebbe suickelioenGa naar voetnoot4. gesaeit omtrent een half gemet opden 17en april ende daervan opgedaen 500 schoven gevende een halve rasiere thondert. L. Van Acker |
|