Makrons en makronkast
In Biekorf, 1972, nr. 5-6, p. 192 verscheen een nota over de ‘makrongasten’ uit Herzele. Hier willen wij daar op aansluiten vooral met betrekking tot West-Zeeuwsch-Vlaanderen.
In Aardenburg en omgeving was tot het uitbreken van de tweede wereldoorlog een makronverkoper actief. Deze ‘makronvint’, Alphons van Vooren, overleden op 12 juli 1959 te Oostburg, woonde te Heille (gem. Sluis). Hij bezocht met zijn ‘makronkasse’ de kermissen, de koopdagen, de gaaischietingen en de krulbolwedstrijden.
De makrons (vgl. Frans macaron = bitterkoekje) werden oorspronkelijk per vel van 20 stuks verdraaid of verkocht.
De makronkast van A. van Vooren, die met twee riemen op de rug werd gedragen, wordt thans bewaard in het Gemeentelijk Oudheidkundig Museum van Aardenburg. De kast is 70 cm hoog, 29 cm breed en op het deksel bevindt zich een cirkel met een diameter van 24 cm. Binnen deze ruimte zijn tien vakken van 5 kleuren aangebracht: geel, rood, wit, blauw en zwart. Twee zelfde kleuren kwamen naast elkaar nooit voor. In het midden van de cirkel bevindt zich de pen met wijzer. De speler diende een cent op een vak in te zetten; hield de wijzer stil op het vak waarop een cent lag, dan was men winnaar en ontving men een vel makrons.
Een beschrijving van deze kast alsmede het recept om makrons te bereiden treft men aan in het boek ‘Kezanse Kost’ (Uitgeverij W.J. Pieters-Oostburg, 1967) van M.A. Aalbregtse.
De voornaamste ingrediënten zijn: poedersuiker, eiwit, fijngemalen amandelen, een lepel fijngestampte stijfsel en een beetje rozewater. Het gerezen deegmengsel werd op de gesatineerde zijde van velijnpapier neergelegd in 24 hoopjes. Deze velletjes verdwenen dan in een bakblik in de zeer matig verwarmde oven om er dan als een zacht geelachtig baksel uit te voorschijn te komen. Aalbregtse vermeldt dat men te Brugge nog elk jaar makrons kan kopen gedurende de ‘meifôôre’.
In het Museum voor Volkskunde te Gent bevindt zich eveneens nog een makronkast volgens dezelfde conceptie als die van Aardenburg.
De vellen makrons bevonden zich steeds in de makronkast, te bereiken via een deurtje in de zijwand of achterzijde.
Een afbeelding van zo'n kastje treft men aan in H. Ghijsen, Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, Den Haag-Brussel, 1968, p. 630-631. In het land van Hulst (Oost-Zeeuws-Vlaanderen) sprak men niet van makrons maar van een vel obbeliën (obbelie = ouwel), zo ook obbeliekas. (cfr. Ghijsen, op. cit.).
Deze ouwels waarop een twintigtal kleine makrons waren gebakken, werden nog tot in het eerste kwart van de 20e eeuw verloot op koopdagen. In Aardenburg-Heille-Sluis zette A. van Vooren deze activiteit voort tot 1940. Na de oorlog ventte de invalide koopman nog tot de vijftiger jaren met een mand snoepgoed: chocolade, pepermunt en... makrons.
De makronkasse werd na zijn overlijden door zijn zuster aan het museum te Aardenburg geschonken.
Vermelden we terloops dat A. van Vooren in de volksmond