De volkstaal in Oostende
West-Vlaanderen heeft sedert De Bo (1871) op zijn twee oren geslapen, met zo'n kanjer van een eigen onvolprezen woordenboek! En dan nog Gezelles Loquela ‘een aanvulling van De Bo’, zo hoort men al te veel, want Loquela herbergt heel wat taalgoed uit Oost-Vlaanderen, Brabant en de Kempen. Aan akademische studie en verkenning van onze dialekten heeft het, dankzij de instituten van Gent (Dr. W. Pée) en Leuven en de Kon. Commissie voor Toponymie en Dialektologie niet ontbroken. Doch een nieuw woordenboek van een dialekt bleef in het stadium van onze nukleaire energie, ook in de vijf de generatie na De Bo, en na het progressistische Idioticon (1908-1924) van Teirlinck.
En toen viel uit een goede (gedeeltelijk Vlaamse) buurprovincie een Woordenboek binnen, stevig voluum, geïllustreerd, een monument van opname en van bewerking: het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, bijeengebracht door de Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek, onder leiding van Dr. Ha. C.M. Ghijsen. In 1928 werd die Vereniging opgericht. In 1964 was het werk XXVIII-1232 blz. voltooid. De erelijst van de medewerkers telt niet minder dan 621 namen, 42 % daarvan waren leerlingen van M.V. hoger onderwijs en kweekscholen. En het onderzoek loopt voort en brengt verslag uit in de Mededelingen van de Zeeuwse Vereniging. Zelandia docet.
Wie geeft West-Vlaanderen zo'n Woordenboek van zijn aktueel nog levend (maar aangetast en snel achteruitgaand) taalpatrimonium? Het Noorden doet het wel met de ingezette publikatie van een Noord-Brabants Woordenboek...
Van de zee kwam de verkondiging: een Oostends Woordenboek van Roland Desnerck. Een jongere (34) heeft het aangepakt, gedurende 15 jaar met geestdrift en volharding afgeluisterd en opgetekend alles wat in Oostende eigen klank en taal en zegging op de mond heeft. Een verklaring van ca. 25.000 woorden. Verzorgd werk, alfabetisch geordend, in nederlandse spelling doch fonetisch bruikbaar. Met de nodige lexikografische verwijzingen. Een statig voluum van 575 bladzijden. Een aantal tekeningen illustreren de tekst en 58 platen over Oostends volksleven worden buken tekst bijgegeven.
Niet alle steden zijn een Oostende, met een harde kern van dialektsprekers (waarvan de vissers en hun bedrijf snel aan 't uitsterven zijn). Niet alle dialekten zijn zo boeiend als het Oostends. Was Ary Sleeks (Karel Seys) een goede mentor voor de verkenning van het volksleven van zijn ‘zoetgevooisde’ stad, de moeilijkheid van een woordenboek stond hem goed voor ogen waar hij schreef:
‘Het Oostends bevat zoveel diepe afwijkingen van de gewone beschaafde taal, zoveel uitzonderingen op alle regels, zoveel verrassende eigenaardigheden, zoveel zonderlinge verschuivingen van klinkers en medeklinkers, zoveel onverwachte sappige woorden, zoveel pit, zoveel humor... dat de gebeurlijke taalkundige gewis wanhopig moet staan voor de roekeloze taak orde te willen brengen in dit fonetisch, spraakkundig of idiomatisch kluwen...’
Roland Desnerck was jong genoeg om die roekeloze te zijn: