| |
| |
| |
Veelnamig Vlaanderen
Vervolg van blz. 95
Het Westland van Vlaenderen
(Le pays de West - Le West-pays de Flandres)
De benaming Westland, het Westland van Vlaenderen, verschijnt ca. 1300 om uit het gebruik weg te vallen kort na 1500. Een bestaan van amper twee eeuwen dat heel binnen de Middelnederlandse periode valt. En vóór de opkomst van de kartografie: Westland is in geen oude kaarten ingeschreven, ook niet in de kaarten die de indeling in kasselrijen geven.
Het Westland is een duidelijk omschreven gebied. Het omvat de ‘Drie Ambachten van 't Westland’, d.i. de drie kasselrijen Veurnambacht, Berghenambacht en Burburgambacht. Deze drie ambachten vormden een Hoop, een soort van unie die administratief tot uiting kwam in het okkasioneel samenzetelen van de ‘Drie Bancken’.
De steden die als zodanig (met naam van stad) in het Westland lagen waren: Nieuwpoort, Diksmuide, Lo, Veurne, Duinkerke, Winoksbergen, BurburgGa naar voetnoot(83).
De drie ambachten van het Westland zijn alle drie kust-kasselrijen, gelegen ‘an de zeecant’, op de ‘frontieren van der zee’, met elk een belangrijke haven: Nieuwpoort (Veurne), Duinkerke (Berghen), Grevelinge (Burburg). Ze vormen, tussen Yzer en Aa, de maritieme voortzetting van de kust van het Brugse Vrije.
Het Westland was het uitgesproken frontierland van het graafschap, ook in zijn binnenland, daar het strategisch een geheel vormde met de kasselrijen van Cassel en Belle en de linie van Aa en Leie (St.-Omaars en Ariën).
In het Westland - dat geheel over de Yzer lag en tot in 1559 onder het bisdom Terwaan ressorteerde - lagen de abdijen en kloosters Ter Duinen (Koksijde), Veurne (St.-Niklaas), Eversam (Stavele), Lo, Sint-Winoksbergen, Burburg. (NB. Tot het historische Westland behoorden niet: de steden en kasselrijen Ieper, Belle en Cassel. Poperinge lag in Belle-Ambacht).
In de volgende lijst zijn de vindplaatsen van Westland uit de bronnen samengebracht. Dietse en franstalige teksten in
| |
| |
één chronologische volgorde, die de evolutie van de benaming en het gebruik ervan overzichtelijk maakt.
1327 Ieper. - Het konflikt met graaf Lodewijk ligt weerspiegeld in de stadsrekening: uitgaven betreffen het enkwest over de opstand, o.m. de reiskosten van messagiers te paard: ‘N. omme een voiage ydaen te Curtrike ende te Dixmude omme te utene de enqueste, die yhordt was in 't Westlant, van 7 daghen, 76 lb. - NN van dat zi pijnden in 't Westlant, als de enqueste yhordt was...’ (Comptes Ypres II 794 795). Wat later, in 1328, wordt de messagier Jan Taispil ‘isent te Hazebrouc toten Westlande’, een dagreis waarvoor hem 8 sc. wordt betaald. (Idem II 849).
1335 Brugge. - Het aanhoudende konflikt met de graaf noopt de stad magistraten uit te zenden: Pieter van Zevencote en Everaert Rynvisch worden ‘ysent int Westland totten steden omme aqueste hoorne’ en blijven 12 dagen uit. Een gelijke missie ‘ysent int Westland toten steden’ volbrengen Boudin van Zomerghem en Jacob van Scathille. Rynvisch en Zevecote worden nog een tweede maal gezonden ‘intWestlant omme tland te disenierne [van hoofdmannen te voorzien] ende te zetten in paise’. (SAB, Stadsrek. 1334-35; La Flandre IX 296).
1342 Gent. - Schepenen en afgevaardigden van de neringen ‘voeren sondages up sente Michielsdagh int Westland, omme daer te sittene ende te hoorne besouc’ inzake het geschil in de draperie. (Stadsrek. II 203).
1336 Brugge. - Een rubriek in de stadsrekening betreft de uitgaven ‘ter heerevaert int westland ende in oostlant als die van Ghent ghiselen namen...’ (SAB. Stadsrek. 1334-35; La Flandre IX 287).
1342 Gent. - Door Artevelde wordt de volgende regeling getroffen: de drie steden van Vlaanderen zouden elk hun kasselrij besturen, met elk een ‘uppercapiteyn’: ‘ende Ypre (de derde stad) zoude tWeestland (sie) bestieren, ende de canten vander Leye, ende al dat hem toebehoort’. (Chronicke van Vlaenderen, Hs. 437, Stadsbibl. Brugge). - In deze (voorbijgaande) regeling werd door Artevelde een nieuwe inhoud aan het ‘Westland’ gegeven.
1345 Gent. - De stad Ieper was etappe voor de Gentse militie die naar het Westland heen en weer trok. In 1345 worden door Gent achterstallige herbergkosten vereffend met de stadskastelein van Ieper, schulden die waren gemaakt toen ‘onse liede quamen uten Westlande’. (Stadsrek. II 382).
1349. - In september geeft graaf Lodewijk van Male commissie aan Heer Hue van Halewin ‘pour estre reward dou West-land’. Al de goederen van zijn tante, de Vrouwe van Cassel (weduwe van Robert van Vlaanderen), die gelegen zijn ‘au Westland de nostre conté de Flandres’ heeft hij aangeslagen. Hue van Halewin wordt aangesteld als rewart van de volgende steden en kasselrijen: stad en kasselrij Ieper, de drie parochies Steenwerke, Nieukerke en Nipkerke, de steden en kasselrijen Waasten, Belle, Cassel, Winoksberge, Veurne’ et toutes autres villes estans ou Westland quelconques’. (Cartul. Louis de Male I 135). In april 1350 laat de graaf de kasselrij Kortrijk de onkosten betalen o.m. ‘pour les sergants envoiés au Westland’. (Idem I 161). - Opmerkelijk is dat de jonge en strijd- | |
| |
lustige graaf de term ‘Westland’ in een verruimde politieke betekenis gebruikt.
1381 Ieper. - De stad Ieper behoort niet tot het Westland doch is, op militair gebied, de poort van het Westland. De Gentenaren die in 1381 kwamen stropen naar Westelijk Vlaanderen werden teruggeslagen ‘daer of die van Ypre ende tWestlant de meeste eere hadden’. Een brigade ‘ghesellen van Ypre ende van den Westlande’ gaat zelfs post vatten te Deinze om de rooftochten van Ackermans benden te voorkomen. (Olivier van Dixmude, Merkw. Gebeurtenissen 9 10 15).
1382. - Na de slag bij Rozebeke wordt door de graaf een brutale repressie ingezet. Gedeputeerden voor de repressie zijn: de burggraaf van Veurne ‘capitein van den Westland’ samen met de heren van Ekelsbeke en Beerst; hun jurisdictie strekt zich uit over Veurne (en ambacht), Nieuwpoort, Poperinge, Berghen (en ambacht), Duinkerke, Burburg (en ambacht) ‘ende datter toebehoord’. In feite de drie ambachten van het Westland. (De Pauw, Baljuwrek. 225 244 246).
1386. - Als ‘frontierland’ verschijnt het Westland in de registers van het Rekenhof te Rijsel in verband met militaire uitgaven voor huurlingen en boogschutters ‘qui furent placés au West-Land de Flandre, sur les frontières, pour résister aux Anglais’. (Gachard, Rapport Chambre des Comptes 74). - Belangrijk is steeds het behoud van Nieuwpoort, de sleutel van het Westland; in 1388 zendt de kasselrij Kortrijk 7 schutters ‘in de stede van der Nieuwer Poord omme de verwaernesse vanden Westlande’. (RAK. Rek. Kasselrij 1387-1390, f. 10v).
1397 Cassel. - Op 20 februari werd hier een gerechtelijk tweegevecht ‘te voet’ uitgevochten ‘ende waren bee vlaminghen uuyt Westlandt’ (Hand. Emul. XI 206).
1387-1405. - Op de vergaderingen van de Staten van Vlaanderen komt de veiligheid van het Westland herhaaldelijk ter sprake. De vraag is in 1387 ‘hoe men tWestland bewaren soude’ tegen de Engelsen. Tegenover de Engelse zeeroverij wordt in 1403 de beslagneming van de Engelse lakeninvoer ‘int Westland’ voorgesteld. Voor de ‘bewaernesse vanden Westlande’ moet de geestelijkheid financieel bijdragen: in 1403 worden o.m. de abten ‘van den Vrijen ende van den Westlande’ zwaar getakseerd. De daarmee bezoldigde troepen worden gelegd ‘int Westland... te Veurne, te Berghen, te Duinkerke ende te Burchbuerch’. Het parlement van 29 juni 1403 te Gent bespreekt vooral ‘tverwaren van den Westlande van Vlaendre jeghens d'Inghelsche’. (Prevenier, Staten van Vlaanderen 14 250 268 271 275). - In 1405 dringen de Vier Leden bij den hertog aan om ‘de stede van Greveninghe ende t'Westland te houden’. (Invent. Brugge III 512).
1417. - Aktueel is in 1416-1417 de verbetering van de scheepvaart op de binnenwateren (verbinding Ieper - Nieuwpoort - Brugge). Een plan van 1416 noteert dat de rivieren komen uit Ieper, St.-Omaars ‘et du west pays de flandres passant parmi lescluse du nouvel dam (Nieuwendamme) devers la mer’. (Biekorf 1938, 125). Door de nieuwe waterweg zou de verbinding met St.-Omaars en met het Westland ‘ghecort ende verspoet wesen twee daghen’ tot voordeel van de
| |
| |
steden en plaatsen ‘ligghende int Westland van Vlaenderen’. (Biekorf 1938, 128. La Flandre XIII 229-230).
1437. - Hertog Filips onttrekt de wet van Nieuwpoort aan de rechtsmacht van Brugge. Door de langdurige oorlog was er immers wetschorsing geweest in vele steden ‘de nostre dit pays de Flandres, et mesmement ou Westpays, assavoir en nostre ville de Neufport...’ (Coutume de Nieuport 211).
1479 Dadizele. - In november ‘was gheconsenteert byden drie leden van Vlaendre te legghene 1850 mannen up de frontieren, te wetene tgendsche 300 te Douai ende 500 in 't Westland van Vlaendre, daeraf dat de heere van Dadiselle tlast hadde van huerlieder monstre ende betalinghe; tbrugsche 900 ende typersche 150 int Westland vorseid’. (Mémoires Jan van Dadiselle 20). - Uit deze tekst blijkt dat Brugge met het Vrije het zwaarste aandeel had () in de verdediging van de frontieren van het Westland; Ieper had bij te dragen, Gent boven de 300 man voor de zuidgrens (Douai). - Ook in nov. 1479 wordt een stadstrompetter ingezet om heren te begeleiden die optrekken ‘ten bescudde vanden Westlande’. (Gilliodts, Ménestrels nr. 62).
1482 Burburg. - Ridder Daniel van Praet, dit de Mourkerke, heer van Marewede, was door Brugge aangesteld als ‘capitaine du Westpays de ladite conté de Flandres’. Hij verlangt te worden gepromoveerd tot kapitein van Burburg. (Bulletin CFF IV 331).
1489 Brugge. - Het Brugse leger, aangevoerd door de heer van Gruuthuse, ligt ‘int Westland’; nog meer mannen worden gelicht ‘om te treckene upt Westland’; wagens voeren bewapening ‘naer der stede van Nyepoort int Westland, ten secourse van het Brugse leger dat daer ligt’. (Boeck van Brugghe 275 277 279 282).
1490 Brugge. - Alaert Coopman, thesaurier van Koning Maximiliaan, heeft van de stad 1800 pond ontvangen om het krijgsvolk te betalen: ‘aux gens de guerre estans à Saint Omer et ou pays de West’ (SAB. Reg. Civ. Sententiën. in -4, 1489-90 f. 9).
1493. - Op 3 oktober tekent Maximiliaan een oktrooi bestemd voor de steden en kasselrijen ‘de nostre Westpays de Flandres, assavoir: Neufport, Dixmude, Furnes, Dunkercke, Berghes, Bourbourg et Loo, et les chastellenies desdictes villes de Furnes, Berghes et Bourbourg’. Hun wordt toegestaan door berenting de nodige sommen op te brengen voor het betalen van de Duitse garnizoenen. - In 1494 is de prins van Chimay ‘lieutenant audit Westpays’. (P. Heinderycx, Jaerboeken van Veurne II 359 363).
1495 Nieuwpoort. - De schepenen van Nieuwpoort hadden in een suppliek aan Maximiliaan betoogd ‘comment icelle ville de Neufport, qui est la principale et meilleure vile de nostre westpais de Flandres, est scituée et assise sur la frontière de la mer, pour quoi elle est la clé de tout le westpais’. Na hun gedraging in het beleg van 1489 mochten de Nieuwpoortnaren zeker aanspraak maken op erkenning. Maximiliaan tekende te Bergen-op-Zoom een oktrooi voor een grote jaarmarkt, in Nieuwpoort te houden op zondag (met acht toogdagen) na Sint-Jansmis. (Gilliodts, Cout. Nieuport 256).
Het Westland heeft, zoals gezegd, de middelnederlandse periode niet overleefd en zou eerst in het einde van de
| |
| |
vorige eeuw als historische term in het nieuwnederlands opduiken. Een student in de geneeskunde, met name Lodewljk Allaeys, geboortig van Woesten in Veurneambacht, publiceerde in 1897 onder de titel ‘De Franschen in Vlaanderen’ een reeks feuilletons in het maandblad van de Kring der Westvlamingen te AntwerpenGa naar voetnoot(84). De belangstelling was zo groot dat Allaeys zijn bijdragen verder uitwerkte en bundelde in een boek dat in 1898 te Ieper verscheen als: ‘Het Westland in den Franschen Tijd’. De auteur achtte het nodig in zijn inleiding te wijzen op die ‘vreemde’ benaming Vlaanderens Westland en haalt daarom een drietal teksten aan om de oudheid van die naam te staven. Dr. Allaeys zal later, in 1930, onder de schuilnaam Herwin Eeckel, een lijvig verhalend werk tooien met de naam die hij gerehabiliteerd had en die hem dierbaar was: ‘T'Onzent in 't Westland’. De vereniging Pro Westlandia (tot verdediging van de taalgrens in West-Vlaanderen en tot behoud van het diets over de grens) die in 1912 te Antwerpen tot stand kwam, had haar naam van Dr. Allaeys gekregenGa naar voetnoot(85). Op dit vaderschap van de moderne wedergeboorte van Westland mag hier wel uitdrukkelijk worden gewezenGa naar voetnoot(86).
| |
Westvlaenderen
De eerste auteur die een ‘westelijk Vlaanderen’ vernoemt is de Gentse minderbroeder die ca. 1308 in zijn Annales Gandenses de gebeurtenissen van zijn tijd beschrijft. Hij noteert onder het jaar 1297 de slag bij Veurne (Bulskamp) die door de Viamingen en hun bondgenoten verloren werd door het verraad van sommige heren uit westelijk Vlaanderen: ‘de occidentali Flandria’. Met name waren dat de heren van Veurne en Winoksbergen. In 1303 brengt Willem van Gulik (junior) een nieuw leger samen ‘in occidentali Flandria’ en vestigt dan zijn hoofdkwartier in Cassel. Hij blijft verder ‘in occidentali Flandria’, een territorium dat door de Minoriet wordt onderscheiden van de territoriën van Gent, Brugge en Ieper. (Annales, ed. Funck-Brentano, 4
| |
| |
43 58). In de latijnse woordschikking van de auteur horen we de dietse term ‘Westvlaanderen’ doorklinken.
De dietse benaming Westvlaenderen verschijnt reeds in 1316 in de Gentse stadsrekening, in 1327 in de Ieperse stadsrekening, en wordt in de vergaderingen van de Staten van Vlaanderen in 1389-1400 soms gebruikt als een synoniem voor Westland, dat echter in de officiële taal nog domineert. Met dezelfde inhoud als Westland staat Westvlaenderen in onze Vlaamse kronieken in de periode 1435-1480 en later.
Een belangrijke verruiming van de inhoud ontstaat in 1543, wanneer door Keizer Karel de ontvangerijen-generaal in Vlaanderen worden opgericht. Van dat jaar af is de ‘Recette générale de Flandres’ gesplitst in een Algemene Ontvangerij van Oost-Vlaanderen (Ost-Flandre, in de franstalige dokumenten) met Gent als zetel, en een Algemene Ontvangerij van West-Vlaanderen (West-Flandre)Ga naar voetnoot(87).
Ieper werd alsdan de zetel van de Ontvangerij van West-Vlaanderen, die alsdan de kasselrijen Burburg, Winoksbergen en Veurne (het oude Westland) omvatte samen met de kasselrijen Ieper, Belle, Cassel en Waasten. Deze ontvangerij gebruikt in 1564 een groot zegel met het Ieperse stadswapen in 't midden, omgeven door de wapens van de zeven genoemde kasselrijen; het randschrift is: ‘S. Civitatis Iprensis et septem castellaniarum West Flandriae’Ga naar voetnoot(88).
Dit nieuwe Westvlaenderen (van de zeven kasselrijen) is ca. 1540-1550 in de plaats getreden van het oude Westland (van de drie kasselrijen). Onder de leiding van Ieper hebben voortaan de kontinentale kasselrijen de voorrang op de drie maritieme van't Westland. Als synoniem van het nieuwe Westvlaenderen komen Westquartier en het Quartier van Ypre in voege.
Het prestige van Ieper wordt bevestigd in 1559 bij de driedeling van het oude bisdom Terwaan. Ieper krijgt, samen met Sint-Omaars en Boulogne, een bisschopszetel. Het jonge bisdom omvat in hoofdzaak de kasselrijen van Westvlaenderen (zonder Burburg) en komt zeer in de aktualiteit wanneer dààr, in 1566, de eerste beeldstorm losbreekt. De literatuur over de beroerten van 1566-1584 zal de benaming Westvlaen-- | |
| |
deren (van de zeven kasselrijen) door heel de Nederlanden bekend maken.
Tot zover Oud-Westvlaenderen in het kader van het graafschap.
Het Westvlaenderen van de zeven kasselrijen zou maar al te zeer frontierland zijn gedurende de Europese oorlogen van de volgende eeuw en er alleen nog drie van de zeven uit overhouden. Bij de vrede van Utrecht (1713) gaan de kasselrijen Broekburg, Winoksbergen, Belle en Cassel over naar Frankrijk en vormen er, met Duinkerke als hoofdstad, de Intendance de Flandre flamingante (ook Flandre Maritime).
Het gehalveerde Westvlaenderen van 1713 omvat de kasselrijen Ieper en Veurne, de Generaliteit van de Acht Prochiën, de kasselrij Waasten, de roede van Menen, en de steden Wervik, Poperinge en Roeselare. Dit gebied van de retrocessie (Pays rétrocédé, Weergekeert Vlaenderen) stond onder toezicht van de Raad van Financiën (als land van impositie) en bleef uit de Statenvergadering van Vlaanderen uitgesloten (was geen land van bede meer). Gent, Brugge en het Vrije deden het met z'n drieën.
Gedurende de periode 1714-1749 verschijnt Westvlaender in verschillende samenstellingen. Daar het niet meer als Derde Lid van de Staten was opgenomen, werd als kompenserend orgaan de Vergaederinge van Westvlaender opgericht.
De operette-revolutie van 1789 werd in Westvlaender bijzonder kleurrijk gespeeld, te Ieper vooral onder de leiding van Malou-Riga. Het Departement van Westvlaender schudde overmoedig de minoriserende klank uit zijn naam en trad naar voor met de titel: Staeten van West-Vlaenderen, omvattende de twee departementen (Ieper en Veurne). Een hooggestemd ‘Manifest van West-Vlaenderen’ wordt uitgezonden. Onder generaal Malou wordt het ‘Regiment van West-Vlaendre’ opgerichtGa naar voetnoot(89), zijnde de IV. divisie van het Statenleger dat na enkele maanden zou uiteenvallen. Wanneer Dumouriez na Jemappes (einde 1792) naar Ieper komt ijvert Malou voor de lichting van een nieuw regiment met de herboren naam: ‘Régiment ci-devant West-Flandres’. Meer dan een naam is het niet geworden.
Keizersgezinden bleven echter, zoals advokaat J.A. De Bouck, Jozef II erkennen als ‘Oppervorst van West-Vlaen- | |
| |
deren’. In december 1789 komen twee heren uit Brugge naar Ieper om er de ‘comptoiren’ van Z.M. in beslag te nemen. Dat was onwettelijk, zo betoogde de jurist: Oost-Vlaendre (d.i. Brugge en Gent en hun kasselrijen) heeft niet meer macht over West-Vlaendre (Ieper en Veurne) dan West over Oost!
Nog zijn de avonturen van Oud Westvlaenderen niet ten einde. Bij hun tweede verovering, na Fleurus in 1794, organiseren de Fransen een kortstondig Arrondissement Westvlaenderen, dat niets anders was dan het Oostenrijkse ‘Departement van Westvlaenderen’, alias het Westkwartier (van na 1793). Enkele maanden later in 1795, schept de Franse administratie een nieuwe entiteit: het Departement van de Leie (in het kader van de departementen der Republiek) omvattende - in vier ‘arrondissementen’ - het oude Westvlaenderen plus het Brugse Vrije en de kasselrij KortrijkGa naar voetnoot(90). Gedurende twintig jaar zal de naam Vlaanderen geen officieel bestaan meer hebben: een énig hiaat in zijn geschiedenis.
Het Leiedepartement werd, zoals men weet, in 1814 opgevolgd door de Provincie West-Vlaanderen. De grenzen van deze provincie bleven onveranderd deze van het Departement.
| |
Westvlaenderen in de middelnederlandse periode
Het gebied omvat de drie maritieme kasselrijen: Veurne, Winoksbergen en Burburg.
1316-1324 Gent. - De stadsrekening boekt uitgaven ‘vanden serianten, die lagen ten passe in Westvlaenderen, te Curtrike, ende elre’ (1316). - Voor reiskosten van Jan van Coudenhove die voer... t'Ypre ende in Westvlaendren’ om er de graaf te gaan spreken (1321). - De tekst uit 1323 is bijzonder duidelijk: twee Gentse schepenen reizen op 17 januari naar Ieper ‘daer de drie steden vergaderden omme raed thebbene hoe men mochte af doen leggen donruste, die es in Vuernambachte ende in Bergambachte’. Op 4 februari reizen de schepenen nogmaals ‘naer Ypre ten parlemente’ voor dezelfde zaak, namelijk betreffende ‘donruste, die es in Westvlaenderen ende daeromtrent’. Einde februari reizen de Gentse schepenen naar Brugge en verder naar Veurne steeds om er te spreken over de middelen om te bedaren ‘donruste die was in Westvlaenderen’. Ze trekken ten slotte naar Oudenaarde, waar de graaf alsdan vertoefde ‘ten parlemente’, om hem ‘te biddene dat hy wilde setten in payse die van Brucge, van den Vrihen ende van Westvlaenderen’. (Gent, Stadsrek. ed. Vuylsteke 99 149 341).
| |
| |
1327 Ieper. - Uitgaafpost van reisgeld, in verband met dezelfde onlusten: boden worden betaald elk van 4 dagen ‘omme een voiage ydaen in Westvlaendre omme de enqueste te helpen horne’. (Comptes Ypres II 739).
1327-1332 Gent. - De onrust in het Vrije en de westelijke kustkasselrijen duurt voort. In 1327 reist Coppin van Erdenborgh naar Poperinge ‘ende in Westvlaenderen’ waar de onruste niet wil ophouden. Twee schepenen reizen in december 1329 naar Aalst om er met de graaf van Henegouwen te beraadslagen over ‘de onruste die die van den Vrihen ende Westvlaendren hebben’. (Stadsrek. ed. Vuylsteke 340 552).
1389-1403. - De Vier Leden zijn in onderhandeling met de Engelsen om te komen tot een verdrag over de zeevaart en de zeeroverij. Voor deze Vlaams-Engelse handelskonferentie, gehouden te Kales, zullen de Engelse gedeputeerde mogen ‘paisiblement passer et retourner par la ville de Gravelinghes et les aultres lieux de West-Flandres’ (1389). - Op 1 april 1400 reizen de schepenen van het Vrije naar Gent voor overleg met de andere grote Leden: de hertog vroeg immers een lichting van duizend man ‘van den lande van Vlaendre omme de verwaernesse van der sloten int West Vlaendre jeghen l'Inghelsche’. - Nog weer in 1403 moeten weerbare mannen worden gelicht ‘omme de bewaernesse van den Westlande’. (Prevenier, Staten van Vlaanderen 275 186 435). Vgl. de identiteit van Westvlaenderen met Westland boven, blz. 201.
1450. - Onder het jaar 1197 laat de Vlaamse Kroniek (redaktie 15e eeuw) graaf Filips spreken van ‘Sint Omaers, Aryen, tlant van Guysen (Guisnes), ende al dat Westvlaenderen’ is. (Exc. Cron. f. 31. - ‘dwelcke est Westvlaenderlant’, zegt de parallele versie van de uitgave Lambin, blz. 100). In 1324 heeft Zannekin op zijn zijde gekregen ‘Westvlaenderen, Belle, Casselle, Duynkercke, Berghen, Veurne ende Nyenpoort’. De auteurs gewagen eenmaal van ‘dat oude Westvlaenderen’ in het besef dat reeds, na Filips van de Elzas, het westelijkste deel van Vlaanderen aan de Franse kroon was gehecht.
1480. - De auteur van Die Wonderlijcke Oorloghen van Keyser Maximiliaen (ed. W. Jappe Alberts, blz. 78; Groningen 1957) laat de Franse koning zijn verwachtingen uitspreken: ‘Ende ghecrijghe ic Westvlaenderen: Grevelinghen, Bruborch, Veurne, Duynkercke, Dixmuyen, Nyeupoorte -: Ieperen, Brugghe ende die groote stadt van Ghendt zal ic dan haeste bedwinghen’.
1480. - De defensie van de frontieren wordt door Maximiliaan in vier distrikten ingedeeld, met elk een ‘conservateur’ als bevelhebber. De heer Jan van Dadizele wordt conservateur ‘van shertoghen weghe omme Westvlaendre’, het eerste distrikt. De drie andere distrikten zijn: 2. St. Omaers, Arien en de frontieren van Artoys, onder de heer van Bevers; 3. Ryssele, onder de heer van Herines; 4. Douai, onder Glaude de Sucre. (Mémoires J. de Dadiselle 22).
1494 Veurne. - De krijgsbelasting geheven in het ‘pays de West-Flandres’ vormt in de boekhouding van het Rekenhof te Rijsel een eigen kapittel. De prins van Chimay is luitenant van ditzelfde ‘Westpays’, alias ‘pays de West-Flandres’. (Heinderycx, Jaerboeken Veurne II 363).
| |
| |
| |
Het ‘Westvlaenderen’ van de zeven kasselrijen
1543-1714
Over de nieuwe omschrijving ‘Westvlaenderen’ in het kader van de ‘Generale Ontvangerij van West-Vlaanderen’ (opgericht in 1543), zie onze inleiding boven, blz. 204. De regressie van onze westergrens zal zich voltrekken binnen het gebied van de zeven kasselrijen (Burburg, Winoksbergen, Veurne, Ieper, Belle, Cassel en Waasten) met Ieper als hoofdstad. (De Waalse kasselrijen - Rijsel, Douai en Orchies - behoorden wel tot de Nederlanden doch stonden, zoals men weet, in los verband met het graafschapGa naar voetnoot(91) en vormden ook in 1543 een zelfstandige ontvangerij). De Vrede van Utrecht (1714) schept dan een zeer ingekrompen ‘weergekeert’ Westvlaenderen, waarvan Ieper de hoofdstad zal blijven tot aan de oprichting van het Franse Leiedepartement (1795). Deze derde versie van Westvlaenderen onder het oud regime wordt verder in een derde rubriek behandeld.
1568 Gent. - De Gentse annalist Marcus van Vaernewyck is vol lof over de vruchtbare velden van West-Vlaenderen. ‘Het aenschouwen der vrugten in West-Vlaenderen (zo schrijft hij), als sy in hunnen tyd zyn, strekt niet alleen tot vermaek, maer selfs tot verwondering; want die op den Cassel- of op den Wuwen-berg [in Oostvleteren], of op sommige hoogten ontrent Belle staet, siet alom een aengenaem groen en vele verscheyde andere koleuren in de land-gewassen, soo dat de velden een uytgespreyd kostelyk tapyt schynen, van den Hemel verrykt met allerleye verwen’. (Historie van Belgis, ed. Gent 1784; II 181-182). - Dezelfde Vaernewyck situeert zijn bericht over het voortzetten van de haagpreken: ‘Daer quam [in 1567] ooc de tijdinghe, dat in Westvlaenderen, ontrent Belle ende Cassele, noch zeker predicatien, maer by der nacht, ghehouden werden’. (Beroerlicke Tiden II 228).
1566-1569. - Deze beroerde jaren leggen de naam Westvlaenderen druk in de mond en in de pen van de landvoogdes der Nederlanden, van de hertog van Alva en hun raadsheren te Brussel. En natuurlijk is de term ook aktueel in de briefwisseling van de gedeputeerden van de zeven kasselrijen, zetelend te Ieper, die als Ontvangerij van Westvlaenderen de nodige gelden voor verdediging en repressie moeten opbrengen. We beperken ons hier tot een bondig overzicht van de tweetalige terminologie voorkomend in de officiële briefwisseling tussen Ieper en Brüssel:
‘t'landt van Westvlaenderen - tgheheel quartier van Westvlaenderen - de gedeputeerde van de zeven Casselryen van Westvlaenderen;
le pays de Westflandres, le quartier de Westflandres, la garde de Westflandres - les deputez des sept chastellenies au West-quartier de Flandres - la conté de Westvlaendres’.
Afwisseling brengt het synoniem Westquartier: ‘'t Westquartier van Vlaenderen, de lieutenant van het Westquartier, les magistratz de ce Westquartier, t'quartier van Ipre’.
| |
| |
1568 Brugge. - Broeder Cornelis Adriaensz, de beruchte stadsprediker van Brugge gedurende de troebelen, is niet zacht voor het gewest van de eerste beeldstormers, waar de ‘sectarissen’ er ook van de eerste in Vlaanderen bij waren om de wapens tegen de koning op te nemen. Te Ieper, zo vertelt Broer Cornelis, vernam Egmont ‘datmen daer ontrent in Westvlaenderen [voor het eerst] de beelde in stic smete’. Brugge ligt gelukkig niet in Westvlaenderen, zo roept hij uit: Waar ‘tyranniseert ende martiriseert’ men de priesters? In Westvlaenderen! En zijn aanklacht op de kansel wordt onstuimig: ‘Ba hebbense [de sectarissen] niet aldereerst de beelden gestormt en gebroken in Westvlaenderen, ba zijn de Westvlamingen de eerste niet, die de wapenen aengenomen hebben tegen de koning...’ (Historie en Sermonen I 302 304 360; ed. Deventer 1639).
- Deze tekst is de oudste vindplaats van de term Westvlamingen: inwoners van Oud Westvlaenderen.
1578 Gent. - De gedeputeerden van Winoksbergen op de vergadering van de Vier Leden te Gent vragen de vereniging van hun stad ‘mette casselrie ende tlant van Beerchambacht’, daar hun stad is ‘dienende voor bollewerck an gheheel Westvlaenderen’ en derhalve grotere inkomsten nodig heeft. (De Schrevel, Recueil II 19). - Gedeputeerde van de Staten-Generaal komen op 15 oktober 1578 te Gent de strategische waarde van Westvlaenderen betogen in de strijd tegen Spanje: ‘de contreye van Westvlaenderen is also sterc als eenich landschap inde weerelt, overmids dat daer gheene ruyteren yet bysonders connen bedryven’. Ruiterij kan er moeilijk opereren zowel wegens ‘sommeghe Boschage als van weghen der ghelegenteyt des lants’. De strategen uit Brussel doen inzien dat een kleine troep Soldaten ‘wel ghemoet ende geresolveert’ in zo'n terrein lang kunnen standhouden tegen ‘een groote heercracht’. (De Schrevel, Recueil II 200).
1580 Ieper. - In 1578 hadden de hertog en de Staatsraad een militair gouverneur aangesteld: ‘ung général superintendent chief ou gouverneur militaire pour et sur toutes les villes et chastellenies de toute la Westflandre ou Westquartier’. (Recueil II 61). Deze ‘Superintendent van Westvlaenderen’ (in 1580 admiraal Blois de Treslong, gestationeerd in Duinkerke) heft in 1580 een buitengewone belasting voor de versterking van Nieuwpoort. (Heinderycx, Jaerboeken III 172).
1581. - Bij de inrichting van de hervormde kerk in 1581 vormde Vlaanderen ‘twee onderscheiden synoden: Oost-Vlaenderen en Westvlaenderen’. De Oostvlaamse synodus groepeerde Gent, Brugge, Kortrijk en Oudenaarde (plus Land van Waas en de Vier Ambachten). De synodus Westvlaenderen groepeerde Ieper, Diksmuide, Veurne, Nieuwpoort, Cassel, Bergen, Burburg met Grevelinge: in feite de zeven kasselrijen van Westvlaenderen (zonder Belle (?) en met MenenGa naar voetnoot(92).
1591 Ieper. - De koornmeter Augustijn van Hernighem noteert in zijn Dagboek dat, in september, de vrybuters uit Oostende, alias de Oostendenaers, er in geslaagd waren ‘contributie te ghecryghen by- | |
| |
naest van half West-Vlaenderen’. (Kortrijk, Stadsbibliotheek, cod. 296, vol. VI)Ga naar voetnoot(93).
1659. - Jan Lambrecht van Pollinkhove bezingt het einde van de oorlog waaronder zijn Streek vooral zoveel had geleden:
Het ongeval en is met monden niet te spreecken,
Waerin West-Vlaenderlant soo langhde heeft ghesteecken.
(Vlaemsche Vrede-Vreucht, 's Gravenhage 1659).
1651-1660. - Gewoon in rekeningen en staten van goed is de benaming: (gelegen) int quartier van Westvlaenderen, de domeinen van Westvlaenderen, onze onderzaten van herrewaertsovere ende van Westvlaenderen’. Vgl. DF XVII 459.
| |
Westvlaenderen na de retrocessie
De vrede van Utrceht (verdrag van Rastatt) schept in 1713 een Westvlaenderen dat nieuw is, zowel naar de inhoud als naar het politiek-administratieve statuut.
Het gebied omvat voortaan:
de stad en kasselrij Ieper; de stad en kasselrij Veurne; de Acht Prochies van Veurne-Ambacht (hoofdplaats Elverdinge); de stad en kasselrij Waasten; de stad (en roede van) Menen; de steden Poperinge, Diksmuide, Lo en WervikGa naar voetnoot(94).
Deze gebieden bleven uit de Staten van Vlaanderen uitgesloten; ze vormden geen subprovincie: ieder lid werd beschouwd als een afzonderlijk bestuur terwijl ze globaal, als ‘Generaliteyt’, juridisch deel uitmaakten van het prinselijke (Habsburgse) domein. De keizerlijke inauguratie te Ieper - hoofdstad van Westvlaenderen - droeg dan ook een heel ander karakter dan de ‘grafelijke’ inauguratie (echte eedaflegging) te GentGa naar voetnoot(95).
Als verzamelnaam treedt de administratieve term Departement van Westvlaenderen naar voren. De gedeputeerden in hun zitting te Ieper vormden in 1790 de Vergaederinge van West-Vlaenderen, met eigen kanselarij en archief.
De autonomie van dit ‘nieuwe’ Westvlaenderen komt sterk tot uiting gedurende de Brabantse Revolutie: Westvlaenderen treedt nevens Oostvlaenderen, als eigen entiteit in de Staten-Generaal en het Congres, de Vergaederinge gaat weldra pronken met de titel ‘Staeten van West-Vlaenderen’ en richt einde 1789 een ‘Regiment van West-Vlaenderen’ in.
| |
| |
De ontwikkeling van de benaming wordt toegelicht in de volgende teksten.
1750. - Betwisting inzake de armenzorg leidt tot een zekere splitsing in twee departementen: West-Vlaenderen, met Ieper als hoofdplaats, en Zeekantig Vlaenderen, met Veurne als hoofdplaats. De twee departementen hebben elk een hoofdcollege en een direkteur. (Biekorf 1963, 169).
1772. - Een edikt van Maria-Theresia betreffende de ziekte van het hoornvee regelt de onkosten die moeten betaald worden ‘in het departement van West-Vlaenderen’. Dit reglement is bestemd ‘voor het Quartier ofte departement van West-Vlaenderen’; de sommen moeten worden opgebracht door ‘de Generaliteyt van het departement van West-Vlaenderen’ inkluis stad en roede van Menen. (Plac. v. Vlaenderen VI 1423-1425). Hetzelfde edikt spreekt ook van de ‘Casselryen ende Adrninistratien van West-Vlaenderen’, wijzende op de Generaliteyt.
1789 Ieper. - De advokaat J.A. De Bouck gebruikt in zijn dagboek de alsdan aktuele juridische termen: keizer Jozef II is ‘Oppervorst van West-Vlaenderen’; de Staten van Oost-Vlaanderen zenden gedeputeerde voor bespreking met de ‘Staeten van West-Vlaendren’, die als zodanig het berucht ‘Manifest van West-Vlaendren’ (1 maart 1790) zullen afkondigen waarbij ze de keizer van zijn souvereiniteit vervallen verklaardenGa naar voetnoot(96). In december 1789 wordt door Malou-Riga het Regiment van Westvlaenderen opgericht dat nummer 4 van het Statenleger zal worden. Dit Regiment, (ontbonden in de herfst van 1790) herleeft tijdelijk einde 1792: in overleg met Dumouriez ijvert Malou voor de lichting van een nieuw ‘Regiment gezegd ci-devant West-Flandres’ in het kader van zijn gedroomde ConventieGa naar voetnoot(97). (In de franstalige dokumenten van de tijd is de benaming vóór 1795 nooit anders dan Westflandre, West-Flandres).
1790. - De keizergezinde Excellente Print-Cronike (blz. 52; Gent 1790) noteert het verschijnen van het revolutionair Manifest op een wijze die de apartheid van West en Oost illustreert: ‘Den 1 Maerte publiceerden de souvereyne Staeten van West-Vlaenderen [te Ieper] ook een Manifest, zoo goddeloos als het geene van Oost-Vlaenderen [Gent, Brugge en Kortrijk]’.
1790 Ieper. - Een voorstel van Unie van Westvlaenderen met Oostvlaenderen wordt ter stemming gelegd. Stemmen voor de Unie: Diksmuide en Lo. Tegen de Unie: Ieper, Veurne en Waasten met hun kasselrijen; Wervik (stad en territorium); de roede van Menen; de Acht Prochies. Maakten voorbehoud: Poperinge (stad en jurisdictie), de steden Menen en Roeselare. (Annales Ypres III 217-218). - In het Souvereyn Congres staat Westvlaenderen naar de imposities, samen met Henegouwen, op de derde plaats, na Brabant en Oostvlaenderen, (Idem III 226). - Als zegel neemt de Vergaderinge van Westvlaender het wapen van Vlaanderen met bijvoeging van
| |
| |
de initialen W.F. rechts en links van de zwarte Leeuw. Zie voorbeeld in Annales Ypres III 312.
1793. - De gedeputeerden van de twee Vlaenderen trekken einde januari naar Parijs om er, vóór de balie van de Nationale Conventie, een eigen Conventie (met de andere Nederlandse provincies) te bepleiten. De woordvoerder is Malou-Riga, die er betoogde dat het tweeledige ‘Flandres’ een eigen volksregering volgens de Franse principes had verkozen en derhalve recht had op een zelfstandig bestaan in broederlijk samengaan met de Franse Conventie. Van deze illusie zouden de feiten hem zeer snel genezenGa naar voetnoot(98). Opmerkelijk is dat Malou-Riga, als Vlaams Republikein onwrikbaar het behoud van de twee Vlaamse Staten (samen met de andere Nederlandse provincies) bleef voorstaan. Ook met hun historische naam.
1793. - Onder de eerste Franse bezetting (na Jemappes) worden twee arrondissementen voorzien: 1. Het Littoriale Vlaanderen; 2. West-Vlaenderen (omvattend de kasselrijen Ieper, Kortrijk en Oudenaarde)Ga naar voetnoot(99). Deze bezetting liep reeds in maart 1793 ten einde en had geen tijd gehad om de feodale naam Vlaanderen door een natuurnaam (bos- of riviernaam) te vervangen.
1795 Ieper. - Gedurende de tweede Franse bezetting (na Fleurus) zal de naam West-Vlaanderen zijn officieel bestaan verliezen, en dit gedurende twintig jaar.
In januari 1795 vertonen de officiële stukken een zekere aarzeling tussen Flandre Occidentale en West-Flandre. Deze laatste naam ontmoeten we een laatste maal in een proklamatie van 20 januari. Vanaf 20 februari zetelt te Ieper alleen nog de Administration générale d'arrondissement de la Flandre Occidentale, een benaming die na enkele maanden zal opgaan in de nieuwe omschrijving van het Département de la Lys ofte LeiedepartementGa naar voetnoot(100).
Dit Departement van vier arrondissementen (Brugge, Veurne, Ieper, Kortrijk) zal in 1814 de historische naam Vlaanderen weer gaan delen met het zusterdepartement van de Schelde om voortaan als provincie op te treden: West-Vlaanderen heeft zijn departementaal gebied van 1795 tot op heden onveranderd behouden (mits een recente taalgrensmanipulatie aan zijn zuidergrens); Oost-Vlaanderen verloor in 1815 het hele arrondissement Sas-van-Gent, alias Staats-of Zeeuws Vlaanderen, aan het Koninkrijk der Nederlanden.
Nota. - Oud-Westvlaanderen zou in 1861 nog een laatste maal herleven in de benaming van de Historische Kring te Ieper gesticht als: ‘Société historique, archéologique et littéraire de la ville d'Ypres et de l'ancienne West-Flandre’, onder leiding van de bekende historicus (later minister) A. Vandenpeereboom. De Annales van die kring verschenen 1861-1880 en vormen negen boekdelen.
Slot volgt
A. Viaene
|
-
voetnoot(84)
- Over Dr. Hilaire (Lodewijk) Allaeys (1873-1934) zie de notitie van Dr. J. Lebeer in Nationaal Biografisch Woordenboek IV (1970, kol. 13-15
-
voetnoot(85)
- Luk Verbeke, Vlaanderen in Frankrijk, blz. 135 (Antwerpen 1970).
-
voetnoot(86)
- De benaming Westland kent, in de jongste tijd vooral, in allerlei verband, nieuwe omschrijvingen die met de historische inhoud niets meer te maken hebben.
-
voetnoot(87)
- Biekorf 1971, 243 (s.v. Oost-Vlaanderen). De bepaling van De Flou XVII, 459 is niet toepasselijk op zijn teksten van vóór 1551.
-
voetnoot(88)
- De Ghellinck Vaernewyck. Sceaux et armoiries de la Flandre 391 (Parijs 1935). - Biekorf 1971, 95.
-
voetnoot(89)
- Over dit Regiment van West-Vlaendre, zie Biekorf 1955, 65-71.
-
voetnoot(90)
- De indeling van het departement o.m. bij Ch. Oudiette, Dictionnaire géographique des treize départements, p. xxvij-xxviij (Parijs 1804).
-
voetnoot(93)
- Over de vrybuters van Oostende in het Ieperse, zie Biekorf 1959, 405.
-
voetnoot(94)
- Over de aparte situatie van Roeselare tegenover het oude Westvlaenderen, zie de studie van M. De Bruyne in Biekorf 1971, 175-282.
-
voetnoot(95)
- J. Vereecke zal de eerste schets van zijn Histoire militaire (1858) historisch mogen noemen: ‘Schets eener geschiedenis van Ypre, voormalige hoofdstad van Westvlaenderen’, zoals ook de titel van P.M. Ramaut's kroniek: ‘Beschrijving van de stad Ypre, wezende het derde lid van Vlaenderen ende hoofdstad van Westvlaenderen’ juist is wanneer men daarbij noteert dat Ieper na 1713 geen derde lid van Vlaanderen meer was. - Een goede kaart van Westvlaenderen na de retrocessie is te vinden vooraan deel I (1861) van de Annales d'Ypres et de la West-Flandre. - Over de inauguratie te Ieper in 1791, zie Biekorf 1960, 389-397.
-
voetnoot(96)
- Historische Aanteekeningen op de stad Yper, ed. A. Vandenpeereboom, passim (Ieper 1876). - Het Manifest van 1 maart werd tweetalig uitgegeven (Bibliographie Yproise nr. 1565).
-
voetnoot(97)
- Over het Regiment van Westvlaenderen, zie Biekorf 1955, 65-71.
-
voetnoot(98)
- A. Borgnet. Histoire des Beiges à la fin du 18e siède, II 129-131 (Brussel 1862): een belangrijke bron voor de politiek van Malou-Riga Zie ook Carlo Bronne, La vie impétueuse de Malou-Riga (Brussel 1962).
-
voetnoot(99)
- E.I. Strubbe, Historische antecedenten van de provincie West Vlaanderen, in West-Vlaanderen (verzamelwerk, ed. Brussel 1958), blz. 34.
-
voetnoot(100)
- Bibliographie Yproise, ed. A. Diegerick, nr. 1930, 1932, 1949 1956, 1960 (officiële stukken gedrukt door de Walweins).
|