Biekorf. Jaargang 73
(1972)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |
[Nummer 7-8]Brugse adel in verzet tegen de liturgische vernieuwing van bisschop BrenartHet bestuur van de Brugse bisschop Felix Brenart (Leuven 1720-Anholt 1794) was duidelijk geïnspireerd door de VerlichtingGa naar voetnoot(1). Hij ruimde niet alleen de restanten op van middeleeuwse volksdevoties, maar ook op het liturgisch gebied, vooral dan inzake de binneninrichting der kerken, voerde hij met vaste hand een hervorming door die in veel opzichten aan onze postconciliaire tijd doet denken. In 1782 liet hij in zijn kathedraal (St. Donaas) de doopvont verplaatsen van de westelijke gevel naar een waardiger plaats, waar ook kasten in de muur werden aangebracht om liturgische gewaden en registers op te bergenGa naar voetnoot(2). Enkele dagen later gaf hij bevel aldaar een aantal grafmonumenten te verwijderen of te verbeteren nl. het marmeren monument op het graf van Jozef Vermeulen en de houten grafpiramide die de Brugse Academie daar had laten oprichten ter herinnering aan Jan Van EyckGa naar voetnoot(3), monument dat vervangen zou worden door een gelijkvormig exemplaar in wit manner. Tenslotte dienden een aantal oude graven van kanunniken in de kooromgang te verdwijnen. Het volgende jaar was men aan het schilderen in St. Donaas en van die gelegenheid maakte Mgr. Brenart gebruik om verder opschikkingswerk in zijn kathedraal te voltrekken: het | |
[pagina 194]
| |
doksaal van de Sint-Caroluskapel werd afgebroken, die Carondelet-kapel zou niet langer de vestaire zijn van de kapelanen en de armentafel moest weg uit het middenschip van de kerkGa naar voetnoot(4). In 1784 werd de Cantine van St. Donaas gesupprimeerd omdat die herberg met wijnkelder in de buurt van het kerkgebouw zeer hinderlijk wasGa naar voetnoot(5). Het jaar 1786 was bijzonder druk op het gebied der opruiming. Op 25 maart ontbood Mgr. Brenart de heer de Net, deken van de zeepzieders en kaarsgieters, en verzocht hem de beide kapellen gelegen naast de herberg ‘Het Keirsken’, waar veel drinkebroers bijeenkwamen, te willen supprimeren omwille van de voortdurende profanatieGa naar voetnoot(6). In mei daaropvolgend trok de bisschop met zijn secretarissen naar de collegiale O.L. Vrouwkerk te Brugge waar de afgevaardigden van het kapittel, de kanunniken De Pauw en Vande Walle de Zwankendamme, zich bij hem voegden om er een een officiële visitatie te doen met het oog op nodige schilderwerken en opruiming. Zijn besluit was dat het altaar en de kapel aan de voet van de doopvont moesten verdwijnen, dat alle schilden van edellieden en ridders moesten weggenomen worden, alsook al de ijzeren afsluitingen van de kapellen in het schip van de kerk, tenslotte ook nog de wapenkabinetten samen met het winkeltje waar een vrouwtje wijn en kaarsen verkocht en een O.L. Vrouwbeeldje ter verering aanboodGa naar voetnoot(7). Geïnspireerd door het voorbeeld van de bisschop achtle de Brugse magistraat nu het ogenblik gunstig om de afbraak van een paar hinderlijke kapellen te bepleiten. Op 13 september verschenen de schepenen Van de Wauwere en Triest samen met de stadspensionaris Odenogue op het bisdom en lieten aan de bisschop weten dat de stad graag de St.-Janskapel (op de St. Jansplaats) zou zien verdwijnen om er een openbare waterpomp te plaatsen. Ook hun eigen kapel onder het stadhuis bij de trappen van de H. Bloedkapel - de zogeheten metsenaarskapel - scheen overbodig. De bisschop stemde gretig | |
[pagina 195]
| |
toe in dit voorstelGa naar voetnoot(8). In ditzelfde jaar werd overgegaan tot het supprimeren van de kapel van de KruisbooggildeGa naar voetnoot(9). Dit opruimingswerk was echter niet naar de zin van een deel van de Brugse adel die de monumenten van hun ‘aardse roem’ in de stadskerken behouden wilde zien. Op 15 juli 1786 stuurden enkele edelen een smeekschrift aan de Raad-Fiskaal van Vlaanderen om te protesteren tegen het werk van de Brugse bisschop. Toen het landsbestuur om uitleg vroeg aan Mgr. Brenart greep de kerkvorst de gelegenheid gretig aan om een uitvoerige (11 folios!) verantwoording te geven over zijn liturgisch en artistiek beleid der laatste jarenGa naar voetnoot(10). Dit antwoord is op veel gebieden belangrijk en verdient een afzonderlijke en integrale publicatie, omdat het een nauwkeurig beeld ophangt van de toestand der Brugse kerken op het einde van het Ancien Régime en inzicht verschaft over de opvattingen van deze verlichte kerkvorst. | |
Brenarts Memorie van toelichting (1786)Voorop stelt Brenart de bepaling van het Kerkelijk Recht dat de bisschop het recht van toezicht verleent over de waardigheid der kerken. In St.-Donaas was alles bij de komst van Brenart in verval en zelfs keizer Jozef II had verwonderd gestaan over de toestand der Brugse kathedraal bij zijn bezoek van 15 juni 1781. Belachelijke portretten en schilderijen, slechte plaatsing van preekstoel en doopvont; overbodige en hinderlijke kapellen; groteske structuren zoals de kapel der Drie Koningen; de ruïneuze toestand van de Sint Caroluskapel; alle pijlers in basis, opbouw en kapitelen verminkt door ijzeren roeden die de grafmonumenten en wapenkabinetten overeind hielden; gebroken ramen; overal hinderlijke afsluitingen in de kapellen der zijbeuken; onwaardige altaren; muren die op een harlekijnskleed geleken omwille van allerlei nissen en insprongen ‘qu'une piété mal entendue avait remplie de singeries’; het lelijke grafmonument van Maarten Lem die daar nooit werd begraven; de wanorde der bevloering: dit alles heeft, zo schrijft de bisschop, een grondige schoonmaak noodzakelijk | |
[pagina 196]
| |
gemaakt. Sinds zes jaar wordt er dan ook met timing, met omzichtigheid en tact tegenover de betrokken families gewerkt en meestal werd vooraf de toelating gevraagd aan het landsbestuur. De ijver van enkele edelen is misplaatst: indien ze kunstschatten willen redden dan moesten ze in actie treden toen het meubilair der afgeschafte kloosters in 1780 voor een appel en een ei onder de hamer werd gebracht. Ten andere, het was in de eerste eeuwen van de kerk verboden binnen het kerkgebouw te begraven, maar ‘dans les siècles ténébreux du moyen êge’ zijn al die misbruiken binnengeslopen. Hopelijk zet Jozef II zijn heilzaam werk in dit opzicht voort.... ‘en faisant decharger les murs et les colonnes de tous ces blasons, cabinets d'armes et tant d'autres étalages de la vanité.’ Hij verwijst in dit verband naar het wijs besluit van Maria-Theresia betreffende de Brugse Walburgakerk waardoor alle grafmonumenten eigendom werden van de kerkfabriek en alle bijzettingen binnen de kerk verboden werden. De Brugse bepalingen voor de Walburgakerk hebben als voorbeeld gediend voor de St.-Pietersparochie in de vroegere kerk der Jezuïeten te Mechelen. Om dan nog niet te spreken over het bestendig levensgevaar dat al deze bouwvallige monumenten bestendig opleveren. Heeft men enkele jaren geleden te Antwerpen niet gezien dat een priester aan het altaar verpletterd werd onder het gewicht van een enorm marmeren wapenschild van zestien kwartieren? Heeft men vergeten dat in de Brugse O.L. Vrouwkerk een groot wapenkabinet onder het lof naar beneden donderde en meerdere gelovigen kwetste? Heeft men een gelijkaardig geval vergeten dat onlangs in de Brugse St.-Jacobskerk voorviel? Waarom zwijgt men over hetgeen twee jaar geleden in de kathedraal gebeurde te Brugge toen aldaar een grote marmeren kelk neertuimelde van het graf van deken de Vicq de Oude en bijna de neef, deken de Vicq de Jonge, bij het altaar verpletterde? Mensen die zo weinig bekommerd zijn om de trofeeën der voorzaten hebben geen recht om klacht neer te leggen! Het was een misbruik die graven in de kerken te plaatsen en ze te laten vergaan onder de spinnewebben. Wie ze wegneemt handelt volgens de wetten der veiligheid en der hygiëne. Deze edelen matigen zich nogal wat aan, verzucnt Brenart, maar ja voegt hij eraan toe, wij leven nu eenmaal in een tijd waarin de ijdelheid hoogtij viert en ‘où chacun se faisant illusion prétend être issu de la côte de St. Louis’. Wat meer is, zo schrijft de bedreven historicus en archeoloog | |
[pagina 197]
| |
Brenart, veel van die schilden zijn vals! Enkele jaren geleden heeft de procureur-generaal van de Grote Raad ambtshalve in St.-Rombouts te Mechelen de letters N.F. laten wegnemen die een zoon 's nachts op de grafsteen van zijn vader had laten beitelen om aan de goedgelovige wereld diets te maken dat hij was Nobilis Familiae: van edelen bloede. Dertig jaar geleden hebben behendige steenkappers meerdere maanden gespendeerd in heel wat kerken te Mons om dergelijke vervalsingen op bevel van de Provinciale Raad te verwijderen. In de O.L. Vrouwkerk te Brugge bevindt zich een mooi geschilderd wapenkabinet uit 1741. Driemaal reeds werd het naar beneden gehaald en telkens kwam het terug voorzien van nieuwe vervalsingen. Nog in de O.L. Vrouwkerk kan men een wapenschild zien met zestien kwartieren. Iemand die het nodig oordeelde tot die familie te behoren heeft het middel gevonden om 's nachts het wapenschild van één der kwartieren weg te nemen en door het zijne te vervangen. Aan de voet van het hoofdaltaar van St.-Salvators te Brugge bevindt zich een gedenkplaat in wit marmer met de vermelding dat een bepaald iemand daar begraven ligt. Die steen komt uit de Oude Walburga en zijn gebeente berust in de openbare beenderput die men heeft gegraven bij de afbraak der oude kerk. Brenart hoopt dan ook dat al die voorbeelden zullen volstaan om de overheid ertoe te bewegen mee te werken met de kerkelijke instanties tot herstel van de eenvoud en de waardigheid van de bidplaatsen. De aanklagers willen alleen spinnewebben, stof, wanorde en duizend vormen van bedrog en ijdelheid in stand houden. Nu eisen de Brugse edelen officiële kopieën van hetgeen wordt verwijderd. Indien die families zo'n belang stellen in hun voorouders en hun monumenten, dat ze dan op eigen kosten deze kopieën laten nemen, zoals trouwens de families de Muray en Robiano hebben gedaan. Het smeekschrift moet volgens Brenart beslist worden afgewezen en er moet opgetreden worden tegen een nieuw misbruik vanwege de adel. Nu de begrafenissen (sedert 1784) in de kerken verboden zijnGa naar voetnoot(11) gaan sommige families hun grafkelders bouwen op de kerkhoven van omliggende gemeenten en ontnemen aldus de schaarse plaats aan de eenvoudige inwoners van deze dorpen. ‘On en voit déjà un au milieu du cimetière de Ste Croix qui est de grandeur à pou- | |
[pagina 198]
| |
voir contenir tout à la fois la progéniture de quatre générations fertiles.’
Door het Verlicht landsbestuur werd niet ingegaan op de klacht der Brugse edelen tegen hun bisschop die uit eigen middelen had bijgedragen tot de luister van de Brugse kathedraal, toen hij in 1781 zes prachtige ebbenhouten lusters met zilverwerk versierd aan St. Donaas had geschonkenGa naar voetnoot(12) en in 1786 een nieuwe kerkdeur langs de Arca Praepositialis deed aanbrengen en voor de predikstoel een betere plaats uitkoos.Ga naar voetnoot(13) Nog in 1788 schonk hij een mooie zilveren monstrans aan St.-Donaas, werk van een Doorniks edelsmidGa naar voetnoot(14). Toen Brenart in 1794 als vluchteling te Anholt in Westfalen stierf kon hij, ofschoon de meeste geschiedenisboeken hem in dit opzicht niet vermelden, gerekend worden onder de belangrijkste voorvechters van de Katholieke Aufklärung ten onzentGa naar voetnoot(15). J. Geldhof |
|