Biekorf. Jaargang 73
(1972)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
Toponymica uit de Kuststreek
| |
[pagina 154]
| |
ment à capuchon porté par les moines bernardins de l'abbaye de Vaucelles’. Het woord keuvele betekent inderdaad monnikskap. Deze verklaring werd overgenomen door CarnoyGa naar voetnoot(2) en ik zelf onderschreef ze in mijn Franse en Nederlandse herwerking van Opdedrinck's boekGa naar voetnoot(3). Toch twijfelde ik toen reeds aan die schijnbaar zo eenvoudige, voor de hand liggende verklaring. Ieder ervaren toponymicus voelt al dadelijk dat wij hier met Volksetymologie of met ‘geleerde’ etymologie te maken hebben. Er moet elders worden gezocht dan bij die monnikskap. En een betere, geheel bevredigende verklaring is niet zo moeilijk te vinden. Er bestaat een Oudnederlands woord kove (zie Verdam) met de betekenis ‘hut, stal, kooi, schuur’, verwant met het Middelhoogduits Kobe, Angelsaksisch cofa (Engels cove), Oud-noors kofi, Grieks gupè (onderaardse woning, hol), enz. allemaal teruggaande op de Indogermaanse basis gup- met de betekenis ‘gewelfd zijn’ (vele woorden in alle Indogermaanse talen zijn uit die stam voortgekomen, ook het woord keuvele voor kap, kapmantel, monnikskap, verwant met kuif). Keuvele is blijkbaar een diminutief van kove en betekent dus oorspronkelijk stalletje, kooitje, schuurtje en later natuurlijk stal, schuur, hofstedeGa naar voetnoot(4). Dat is een eenvoudige, fraaie, voor de hand liggende verklaring van onze hofstedenaam.
Een oude hofstede te Klemskerke heet Keuvelsdorpe (later Kevelsdorpe). Het is niet zeker dat wij hier met hetzelfde toponymische element als te Knokke te maken hebben. De bindings-s zit in de weg. Die plaatsnaam lijkt eerder een familienaam te bevatten. Kennen onze anthroponymici een familienaam de Keuvele uit vroegere tijden (blijkbaar afgeleid van keuvele = kap, kapmantel)? Er is een Keuvelaarpolder te Kadzand en een leengoed de Keuvelare te Adegem. Dat zijn geen keuvelnamen. Ze staan in verband met de familienaam de Keuvelare (van het werkwoord keuvelen).
J. De Langhe |
|