| |
| |
| |
Notities bij een vriendschap
Gezelle en Jozef van Caloen
In 1859 werd, te Loppem, het kasteel der familie van Caloen gebouwd, in neo-gothieke stijl, waarvan het grondplan was ontworpen door de engelse architect Edward PuginGa naar voetnoot(1). Bouwmeester Jean-Baptist Béthune had de leiding van de bouwwerken. Dit indrukwekkend kasteel, gelegen midden een prachtig domein, werd weldra, met de jaren, een intens aantrekkingspunt voor kunstenaars, intellectuelen, schrijvers, prelaten, bekeerlingen, dit alles dank zij de voorname, veelzijdig artistiek geïnteresseerde kasteelvrouw: barones Charles-Marie-Joseph van Caloen, geboren gravin Savina-Louisa-Joséphine de Gourcy-Serainchamps, afkomstig van het kasteel van Mianoye te Assesse (provincie Namen)Ga naar voetnoot(2). Zonder volledig te willen zijn geven wij hier enkele namen van personen die behoorden tot de vriendenkring van het kasteel: Mgr. Malou, Mgr. Faict, Mgr. Wemaer, Mar. Bruneel, Georges Mann, Louis Veuillot, Félix Béthune, Edward Pugin, bouwmeester Jean-Baptist Béthune, Ernest van Huele, John Sutton, kardinaal Nicolaas Wiseman, James Weale, de schilder August Martin uit Keulen, kanunnik Willem Tanghe, de edelsmid A. Bourdon, Karel van Robaeys, Jw. Elisabeth Verhulst. Mgr. Nardi, kanunnik Désiré Heene, de kunstenaar Leopold Blanckaert uit St.-Denijs-Westrem, Mgr. William Clifford (bisschop van Clifton), de kunstschilder H. Bressers-Blanckaert uit Gent, Gustaaf Daemers, Mgr. Mermillod, Mgr. Ullathorne (bisschop van Birmingham).
| |
| |
Tot deze diverse vriendenkring van de familie van Caloen behoorde ook Guido Gezelle.
De vriendschappelijke relaties tussen Gezelle en deze familie werden vroeger reeds behandeldGa naar voetnoot(3). In deze bijdrage verwerken wij enkele nieuwe gegevens betreffende de vriendschap van Gezelle m.b. met de oudste zoon van het kasteel, Jozef van Caloen (1853-1932), dit voor wat wij noemen de jeugdjaren van deze laatste, tot 1872, jaar van zijn intrede bij de Benediktijnen te Maredsous.
Jozef-Marie-Louis-Viktor van Caloen was geboren te Brugge op 12 maart 1853Ga naar voetnoot(4). Op dat ogenblik woonde de familie nog langs de Dyver, nr. 39. De kleine van Caloen ging zich vaak vermaken, samen met de kinderen van bouwmeester Béthune, ten huize van Sir John Sutton die, vanaf 1855, in de Gouden Handstraat, nr. 10 woondeGa naar voetnoot(5), zo bv. met Kerstmis 1856Ga naar voetnoot(6).
De kleine Jozef van Caloen werd, evenals zijn twee oudere zusters, Maria en Savina van Caloen, toevertrouwd aan de zorgen van privaatleraars Frans en EngelsGa naar voetnoot(7). Op 11 jarige leeftijd ontving hij voor de eerste maal de H. Communie, nl. op 7 april 1864, in de parochiekerk te LoppemGa naar voetnoot(8). Modest De- | |
| |
meulemeesterGa naar voetnoot(9), privaatleraar godsdienst van Jozef van Caloen en onderpastoor te Loppem (1863-1866), had hem daarop voorbereid. De
volgende maand, 11 mei 1864, ontving Jozef van Caloen, in dezelfde parochiekerk te Loppem, uit de handen van vicaris capitularis Jan Faict, het H. Vormsel. Bij deze gelegenheid koos hij zich een nieuwe patroon: de H. MichaëlGa naar voetnoot(10). Op donderdag 22 september 1864 werd, in het consistorie, de grote vriend der familie van Caloen, vicaris-capitularis Jan Faict tot bisschop van Brugge uitgeroepenGa naar voetnoot(11). De bisschopswijding had plaats op dinsdag 18 Oktober 1864Ga naar voetnoot(12) en, de volgende dag, woensdag 19 Oktober 1864, ‘par un temps magnifique’Ga naar voetnoot(13), had de plechtige intrede plaats van de nieuwe bisschop in zijn bisschopsstad. Op deze zelfde dag had, op het kasteel te Loppem, een banket plaats waar, naast kardinaal Nicolaas Wiseman, Mgr. William Clifford, Ernest van Huele, baron Félix-Antoine Béthune en zijn zoon Jean-Baptist, ook Gezelle, vice-rector van het Engels Seminarie te Brugge, aanwezig was.
In 1865 - Jozef van Caloen was dan 12 jaar oud - werd besloten dat hij zijn humaniora zou beginnen, op het kasteel zelf, onder de kundige leiding van een preceptor. Met deze beslissing beoogden zijn ouders ‘certainement de sauvegarder mon innocence car ils connaissent le danger du contact des mauvais compagnons dans les collèges même les plus chré- | |
| |
tiens’Ga naar voetnoot(14). Nu was het grote probleem voor Jozef van Caloen een geschikt preceptor te vinden. Blijkens de bewaarde briefwisseling is dit niet gemakkelijk geweest. Barones van Caloen had daarvoor de hulp gevraagd van Félix Béthune, ekonoom en hoogleraar aan het Groot Seminarie te Brugge, maar ‘malheureusement Mgr. Faict s'est occupé lui-même de faire ce choix et nous croyons entrevoir qu'il n'est pas en tout point avantageux pour notre enfant’Ga naar voetnoot(15). Mgr. Faict had reeds zijn standpunt laten weten: ‘Monseigneur nous dit franchement qu'il n'a pas d'autre Ecclésiastique dont il puisse disposer’Ga naar voetnoot(16). Ook werden pogingen aangewend bij Mgr. Théodore-Alexis de Montpellier (1807-1879), bisschop van Luik (1852-1879) om aldaar een jonge priester los te krijgenGa naar voetnoot(17). Tenslotte viel de keuze op een jonge seminarist uit het bisdom Amiens, L. Lefebvre, die slechts de mindere orden had ontvangen en twijfelde tussen het seculier priesterschap en de intrede bij de Jezuïeten. In afwachting van een beslissing zou deze jonge seminarist de preceptor zijn van Jozef van Caloen te LoppemGa naar voetnoot(18).
Seminarist Lefebvre, die op 19 december 1874 in de kapel van het Groot Seminarie te Amiens tot priester zou gewijd worden, is dus van 1865 tot 1871 de eigenlijke preceptor geweest van Jozef van Caloen. Een in de familie van Caloen be- | |
| |
waarde traditie bevestigt dat, op aanvraag van de barones van Caloen, door Mgr. Faict de onderpastoor van de Sint- Walburga-parochie, Guido Gezelle, als privé-leraar Nederlands van haar zoon Jozef werd aanbevolenGa naar voetnoot(19). Deze overlevering is zeer aanneembaar als men weet dat Faict een intieme vriend en studiegenoot is van baron Charles van CaloenGa naar voetnoot(20). Vanaf zijn komst naar Brugge, in oktober 1856, als grootvikaris van Mgr. Malou, is Faict vaak te gast geweest bij de familie van Caloen, aan de Dyver. In latere jaren, ook na 1872, het jaar dat Jozef van Caloen binnentrad bij de Benediktijnen te Maredsous, had Mgr. Faict de gewoonte, bij wijze van ontspanning, te voet naar Loppem te gaan, meestal vergezeld van Félix Béthune, om op het kasteel te middagmalen.
Gezelle heeft deze opdracht, die hem tot een vriend van de familie van Caloen zou maken, aanvaard. Ook barones van Caloen, van waalse afkomst, heeft deze gelegenheid benuttigd. Jaren later zal Gezelle met haar korresponderen in het NederlandsGa naar voetnoot(21). De jonge van Caloen bracht zijn jeugdjaren door op een tijdstip dat een ware Rome-mistiek alhier opstak en zich ondermeer uitte in de vorm van omhalingen ten bate van paus Pius IX. Om al deze weldoeners te danken schreef preceptor Lefebvre, in januari 1867, een kleine bijdrage in ‘'t Jaer 30’Ga naar voetnoot(22). In 1868 stond Jozef van Caloen op het punt te vertrekken als zouaaf naar Italië maar hij werd geweigerd omwille van zijn leeftijd en vooral zijn zwakke gezondheidGa naar voetnoot(23). Uit het
| |
| |
jaar 1869, het jaar van de aanvang van het eerste vatikaans concilieGa naar voetnoot(24) dateren de thans nog bewaarde lesnotities en opstellen geschreven door Jozef van Caloen en gericht aan ‘Mijn here van Rond den Heerd, Verwersdijk 19, Brugge’Ga naar voetnoot(25). In ditzelfde jaar 1869, op donderdag 29 juli, was Gezelle aanwezig op het groot banket dat plaats had in het kasteel te Loppem, in aanwezigheid van Mgr. Faict, grootvikaris Mgr. Antoon Wemaer, de schilder August Martin uit Keulen, Félix Béthune, baron Félix-Antoine Béthune, en leden der families Gilliodts, De Wappenaer en Visart de BocarméGa naar voetnoot(26).
De jonge van Caloen had een uitgesproken belangstelling voor alles wat de oudheidkunde, de geschiedenis, de numismatiek en de bouwkunst betrof. Het midden waarin hij leefde alsook de tijdsgeest hebben deze belangstelling aanzienlijk geaktiveerdGa naar voetnoot(27). Het ging zo ver dat hij begon te twijfelen tussen het benediktijnerleven ‘et la vie d'un pieux célibataire, archéologue et historien, vivant seul dans une maison artistique et antique de la vieille cité de Bruges, partageant son temps entre l'art et l'histoire d'un côté et les oeuvres catholi- | |
| |
ques de l'autre’Ga naar voetnoot(28). Aldus werd Jozef van Caloen lid van ‘La Gilde de St. Thomas et de St. Luc’ en van het geschiedkundig genootschap ‘Société d'Emulation’ te Brugge. Op 2 mei 1870 werd Jozef van Caloen, met 8 stemmen tegen 3, verkozen tot lid van het bestuurscomité van de ‘Société Archéologique de Bruges’, in opvolging van advokaat Louis Gilliodts-Van SeverenGa naar voetnoot(29). Gezelle, eveneens lid van dit bestuurscomité, had een beslissende rol gespeeld bij deze verkiezingGa naar voetnoot(30). In de zitting van 2 december 1872 zou Jozef van Caloen vervangen worden door advokaat Claeys, bibliothekaris van de stad Brugge, en Guido Gezelle, sinds 20 september onderpastoor te Kortrijk, door Adolf DuclosGa naar voetnoot(31).
Slot volgt
A. Demeulemeester
|
-
voetnoot(1)
- Reeds in 1857 was beslist dat architect Pugin dit grondplan zou tekenen. ‘Pugin est parti ce matin pour Dadizeele, dont l'Eglise, ainsi que le château de Charles van Caloen vont être confiés à ses desseins’ (Huisarchief Béthune: Emile van Outryve d'Ydewalle, echtgenote van bouwmeester Béthune, aan haar schoonvader, 5 mei 1857). Zie ‘Dagklapper’ (Brugge) 15 juni 1967.
-
voetnoot(2)
- Geboren te Gent in 1825. Trad in het huwelijk met baron Charles van Caloen, in de kasteelkapel van Mianoye op 21 april 1846. Zij overleed in het kasteel te Loppem op 7 september 1912. ‘Nature d'une délicatesse exquise, d'une rare intelligence, et d'une éducation raffinée par suite de son contact avec sa mère d'abord et puis, au Pensionnat, avec les jeunes personnes de la première noblesse belge, enfin au château de son père avec les meilleures families du pays de Namur. Elle savait allier les manières de la grande dame du 18e siècle aux sentiments de la fervente chrétienne du 19e’ (Archief St.-Andriesabdij: Dom van Caloen: ‘Mes Mémoires’). Bij de opbouw van het kasteel gaf zij aan
de bouwmeesters Edward Pugin en Jean-Bavtist Béthune artistieke aanduidingen. Zij is in alles een uitzonderlijke vrouw en een heilige moeder geweest.
-
voetnoot(3)
- Zie: F. de Meeüs o.s.b. ‘Guido Gezelle et Monseigneur van Caloen’ in ‘Les Cahiers de Saint-Andre’ jg. 1963, nr. 2 blz. 10-20, en nr. 4, blz. 11-21. Cf. de recensie, door J. Van Dyck, in ‘Gezellekroniek’ nr. 2, april 1964, blz. 180-182. De auteur schreef deze bijdragen op basis van door ons verzamelde gegevens.
-
voetnoot(4)
- Registers geboorteakten Brugge, 1853, blz. 88, 342. Nog dezelfde dag ontving hij het doopsel, in de O.L. Vrouwkerk te Brugge, uit de handen van de Jezuïet, pater Louis van Caloen (broer van baron Charles van Caloen), die, het jaar daarop, in 1854, te Brussel het aartsbroederschap van de H. Franciscus-Xaverius zou oprichten. Zie ‘Dagklapper’ (Brugge), 23 januari 1966. ‘Cet oncle vénéré, qui fut le premier, en Belgique, à s'oecuper pratiquement de la question sociale, dont il avait entrevu l'importance future, mourut en 1912, agé de 95 ans’ (Dom van Caloen in ‘Mes Mémoires’).
-
voetnoot(5)
- Zie: L. Schepens ‘Het Engels seminarie te Brugge’ in ‘Handelingen van de Société d'Emulation’, 1967, blz. 174, noot 7. Tot aan zijn dood bleef Sutton een zéér goede vriend van de familie van Caloen.
-
voetnoot(6)
- Huisarchief Béthune: Emilie d'Ydewalle aan haar schoonvader, 24 december 1856.
-
voetnoot(7)
- Als privaatleraar frans had van Caloen o.m. een zekere Maignin. In 1862 gingen de ouders van Jozef van Caloen op reis naar Engeland met als reisgezel Georges Mann, studiegenoot van baron van Caloen en bekeerling.
-
voetnoot(8)
- Het bisdom Brugge was toen in rouw. Op woensdag 23 maart 1864 (woensdag van de Goede Week) om half acht 's morgens (Brugge, registers sterfgevallen 1864, fol. 111, nr. 439) was Mgr. Malou overleden. De begrafenis had plaats op paaszaterdag 26 maart en de nadienst met de bekende ‘Oraison funèbre’, uitgesproken door Mgr. Théodore-Alexis de Montpellier, op 12 april 1864. (Tekst van deze ‘Oraison funèbre’ uitgegeven door Henri Goemaere te Brussel in 1864).
-
voetnoot(9)
- Geboren te Melden (Oost-Vlaanderen) op 25 juli 1831 en overleden, als pastoor van Alveringem, op 20 april 1904. Hij was studiegenoot van Gezelle in de afdeling Wijsbegeerte te Roeselare (schooljaar 1849- 1850). Superior Jan Faict noteerde over hem: ‘Caractère: excellent. Capacité: suffisante. Piété: très-solide. Conduite: très-bonne. Application: très-soutenue’. (Archief bisdom Brugge: Superior Faict aan Mgr. Malou, zonder naam). Modest Demeulemeester werd priester gewijd te Brugge op 3 februari 1855. Zie: E. Derluyn ‘De jonge Gezelle en zijn geestelijke oversten’ in ‘Biekorf’ jg. 1969, blz. 76-86. In juni 1866 werd hij onderpastoor te Torhout.
-
voetnoot(10)
- Vele van zijn brieven zijn aldus ondertekend: J.M. van Caloen.
-
voetnoot(11)
- Bekend gemaakt in ‘La Patrie’, editie van zaterdag 23 september.
-
voetnoot(12)
- De oude kardinaal Nicolaas Wiseman, aartsbisschop van Westminster, was overgekomen om deze bisschopswijding van de ‘oudste en meest oprechte anglofiel uit het bisdom Brugge’ (zie ‘Dagklapper’ (Brugge), 11 januari 1968) bij te wonen.
-
voetnoot(13)
- Volgens een nota van baron Felix-Antoine Béthune, aanwezig.
-
voetnoot(14)
- Archief St. Andriesabdij: Dom van Caloen ‘Mes Mémoires’. Barones van Caloen ging persoonlijk naar Parijs om er Mgr. Gaume, de grote verdediger der klassieke kristelijke auteurs, te ontmoeten.
-
voetnoot(15)
- Huisarchief van Caloen: Barones van Caloen aan bouwmeester Jean-Baptist Béthune, zaterdag 2 september 1865. Mgr. Faict had een kandidaat voorgesteld die door de familie van Caloen, omwille van een slechte gezondheid, werd afgewezen. Wie deze kandidaat was konden wij niet achterhalen. Heeft de familie van Caloen bij de bisschop de naam van Gezelle naar voor gebracht om preceptor te worden te Loppem? Op 11 Oktober 1865, midden de moeilijkheden om een preceptor te vinden, krijgt Gezelle van Mgr. Faict een andere bediening, nl. onderpastoor op St. Walburga te Brugge.
-
voetnoot(16)
- Een ‘certaine disette de sujets’ had reeds
voor gevolg dat verschillende aanvragen voor Engeland werden uitgesteld of geweigerd. Zie: E. Derluyn ‘Bruno Vanderstichele van Wevelgem’ in ‘Biekorf’ jg. 1968, blz. 343-348. Deze ‘disette’ speelde nog méér bij het vinden van geschikte preceptoren. Zie onze bijdrage ‘Gezelle aangevraagd als kasteelaalmoezenier. 1888’ in ‘Biekorf’ jg. 1969, blz. 178-181,
-
voetnoot(17)
- Mgr. de Montpellier was bevriend met de familie de Gourcy-Serainchamps: ‘L'Evêque de Liège est de la province de Namur; il a toujours montré beaucoup d'amitié à ma famille’ (Huisarchief van Caloen: Barones van Caloen aan bouwmeester Béthune, 6 september 1865).
-
voetnoot(18)
- Huisarchief Béthune: Félix-Antoine Béthune aan zijn zoon Jean-Baptist, 15 Oktober 1865.
-
voetnoot(19)
- de Meeüs, art. cit., jg 1963, nr. 2, blz. 12. Noteren wij dat preceptor Lefebvre (hij spelde aldus zijn naam zoals blijkt uit de aankondigingen van zijn priesterwijding) tijdens zijn verblijf te Loppem nog geen priester was.
-
voetnoot(20)
- Beiden hadden gestudeerd aan het Klein Seminarie te Roeselare. ‘Mgr. Faict, le grand ami de mon père qui avait été son compagnon d'étude’ (Archief St. Andriesabdij: Dom van Caloen ‘Mes Mémoires’).
-
voetnoot(21)
- Zie: Jub. Brieven van, aan en over Gezelle, II, 182b, 183a, 185a, 186b, 187b.
-
voetnoot(22)
- Huisarchief van Caloen: Jozef van Caloen aan Jean-Baptist Béthune jr.: ‘Pour remercier ces braves gens, Mr. l'abbé (bedoeld wordt preceptor Lefebvre) a fait un petit article qui sera mis en tête du journa flamand “'T jaer 30”. Dimanche matin tous ceux qui ont souscrit recevront un exemplaire du journal’ (woensdag 23 januari 1867).
-
voetnoot(23)
- ‘Je fus refusé parce qu'il me manquait un an d'âge et surtout à cause de ma santé. Du reste, je n'avais nullement les goûts militaires. Seul le sentiment religieux me poussait à un acte dont je n'étais pas capable. Je me dédommageais en versant à la quête qui se fit pour les zouaves tout ce que j'avais alors dans ma petite bourse: une quarantine de francs. Le bon Dieu s'en contenta’ (Archief St. Andriesabdij, Dom van Caloen ‘Mes Mémoires’). Men weet dat Mgr. Faict zeer voorzichtig te werk ging bij het aanwerven van zouaven. ‘Je vous prie de seconder prudemment Mr. De Laage, quant au recrutement de
zouaves Les cadres se désemplissent ici par suite de la rentrée chez eux d'un grand nombre qui ont fait ieur temps. Pour autant que possible, que l'on évite les trop jeunes: de 16 à 20 ans; et que l'on renvoie des jeunes gens ayant déjâ servi’ (Archief bisdom Brugge: Mgr. Faict aan grootvicaris Antoon Wemaer, 5 mei 1870). Zie ook: Jozef Geldhof ‘Grootvicaris Faict en de Westvlaamse zouaven in 1861’ in ‘Biekorf’ jg. 1963, blz. 300-301. - Terecht heeft men (zie ‘Gezellekroniek’ nr. 3, november 1965, blz. 144) laten opmerken dat Gezelle deze eerder behoudsgezinde houding niet deelde. Heeft hij een invloed gehad op de ‘zouaven-roeping’ van Jozef van Caloen? August de Laage de Bellefaye was goed bevriend met de familie van Caloen.
-
voetnoot(24)
- Vergezeld van kanunnik Pierre Dessein, president van het Groot Seminarie, vertrok Mgr. Faict, op 15 november 1869 om 7 u. 's morgens uit Brugge naar Rome voor het concilie. Hij keerde terug op 21 juli 1870, om 20 u. Zie ‘Dagklapper’ (Brugge), 6 en 13 september 1964.
-
voetnoot(25)
- Archief Michiel English († 1962). Zie ‘Dagklapper’ van 3 december 1961. Op 21 mei 1869 schreef Jozef van Caloen aan Gezelle te Brugge: ‘D'après votre conseil, j'ai essayé d'écrire en flamand du premier jet; je crains n'avoir pas réussi. Si vous trouvez mon flamand trop mauvais et fautif, je vous prie de le faire savoir’. Op het kasteel te Loppem was het frans de voertaal maar, zoals blijkt uit de bewaarde briefwisseling, sprak men er nederlands met het dienstpersoneel en was er zeker oprechte belangstelling voor het vlaamse verleden. Cf. Charles d'Ydewalle ‘La Bruyère de saint-André’ (1963) blz. 67.
-
voetnoot(26)
- Volgens nota van baron Félix-Antoine Béthune, aanwezig.
-
voetnoot(27)
- ‘Je fus puissament secondé dans cette direction par le milieu dans lequel je vivais. Avant tout ma mère, avec ses nombreuses relations artistiques, exerçait sur ma jeune imagination une grande influence’ (Archief St. Andriesabdij: Dom van Caloen ‘Mes Mémoires’). Zie ‘Dagklapper’ (Brugge), 15 juni 1967.
-
voetnoot(28)
- Archief St. Andriesabdij: Dom van Caloen ‘Mes Mémoires’. Dacht J.v. Caloen hier aan John Sutton die vaak te Loppem te gast was?
-
voetnoot(29)
- Zie: Adolf Duclos ‘Rapport sur la situation et les progrès de la Société archéologique de Bruges et de son Musée pendant la première période décennale de son existence 1865-1875’ (Brugge, Aimé De Zuttere 1877) blz. 7
(cf. ook blz. 13).
-
voetnoot(30)
- Zie ‘Histoire généalogique de la maison de Calonne et van Caloen en Tournaisis et au comité de Flandre, suivant le manuscrit du baron Jean van Caloen’ (Niet in de handel), blz. 316.
|