| |
| |
| |
Veelnamig Vlaanderen
Vervolg van 1971, blz. 357
Vlaemsch Vlaenderen
Een synoniem van Duytsch-Vlaenderen, als vertaling van Flandria Teutonica en Vlaendren Flamingant, d.i. dietssprekend Vlaanderen. In tegenstelling met Walsch-Vlaenderen (de romaanssprekende kasselrijen); vgl. Biekorf 1971, 7.
In Oud-Vlaanderen zelf was Vlaemsch Vlaenderen niet gebruikelijk, de benaming is eigen aan Hollandse uitgaven, bij Zuidnederlandse auteurs alleen te vinden in franstalige werken over Vlaanderen of (uitzonderlijk) in navolging van Hollandse edities.
In de nederlandse Guicciardini-uitgave van 1612 (blz. 6) luidt de versie van Kiliaan over de ‘tweederleye mylen’ die in onze provincies in gebruik zijn:
‘D'een Vlaemsche, waer af elcke houdt ontrent drie Italiaensche [mijlen], ghelijck in Vlaemsch Vlaenderen, in Brabant bykants over al...’
Ook in de paragrafen over de feodale indeling hanteert Kiliaan deze term: ‘In Vlaemsch Vlaenderen zijn twaelf Princelycke Leenhoven, maer in Walsch Vlaenderen zijnder alleenlijck twee’ (blz. 286). En het klassieke drieledige Vlaenderen is bij Kiliaan ‘Vlaemsch, Walsch en Keyserrycks Vlaenderen’ (blz. 288, 319, 326).
Kiliaan, een Antwerpenaar (Duffel), had zijn vertaling uitgevoerd op de Italiaanse Guicciardini-editie van 1581. Hij stierf in 1607 en zijn tekst (handschrift) werd, voor de Amsterdamse Blaeu-editie van 1612, aangevuld door Pieter vanden Berghe (Montanus), een oud-Gentenaar, sedert twintig jaar werkzaam in Amsterdam. Komt de benaming Vlaemsch Vlaenderen toe aan Kiliaan of aan Montanus? Dit is niet uit te maken.
In de geïllustreerde ‘Vyerighe Colom... der XVII. Provinciën’ (Amsterdam 1635) is J.A. Colom blijkbaar afhankelijk van Kiliaan-Montanus waar hij schrijft:
‘Dit lantschap wort in drie-en gedeelt, 't voornaemste is Vlaemsch Vlaenderen, omdatter Vlaemsch-Duyts gesproken wordt, 't tweede is Walsch Vlaenderen, daer de France Tael gesproken wort, 't derde is 't Keyserlijck... Het deel van Vlaend'ren, daermen Vlaemsch-Duyts spreeckt paelt Noortwaerts aen de groote zee, Zuyt-waerts aen de Leye, en Wals-Vlaenderen...’, (biz. 34).
| |
| |
De Jurist Zaman, een Wazenaar, zal in 1711 (Exposition des Troits Etats...; blz. 313) spreken van: ‘la Flandre flamende et la walonne’.
De Chronycke van Vlaenderen, ed. A. Wydts (Brugge 1736 III blz. 947), handelend over het beleg van Rijsel in 1708, gewaagt van troepenbewegingen ‘in Wals en Vlaems Vlaenderen’. De auteurs van deze kroniek hebben, voor die periode, ook literatuur uit het Noorden ingezien.
In de beschrijving van de Nederlanden door Christyn-Foppens (Délices des Païs-Bas II 198; Brussel 1743) verschijnt ook: ‘la Flandre flamande où l'on parle le langage du païs’; verder Staat er dat de (toenmalige) ‘Province de Lille’ in het noorden grenst aan ‘la Flandre Flamande’.
Waar Oudegherst ca. 1550 in zijn befaamde ‘Annales de Flandre’ gewaagt van Flandres flamengant, zien we deze term door zijn Gentse vertaler in 1785 weergegeven door Vlaemsch Vlaenderen. (Biekorf 1971, 101).
| |
Walsch Vlaenderen
Benaming van de drie ‘walsche’, d.i. romaanssprekende kasselrijen van Vlaanderen, met name Rijsel, Dowaai en Orchies.
Daar deze benaming Staat tegenover Duytsch, Vlaemsch en Flamingant Vlaanderen werden reeds een aantal getuigen ervan aangehaald onder de drie genoemde trefwoorden.
Vooraf weze herhaald dat walsch in verbinding met (Oud-)Vlaanderen de betekenis heeft van het middelned. walsch, d.i. romaanssprekend (fr. roman) tegenover dietsch (fr. thiois). Zoals bekend zijn de bovengenoemde drie walsche kasselrijen van Vlaanderen zo vroeg geromaniseerd geworden dat de volkstaal van hun oudste oorkonden en documenten exclusief het romaans is. (Het gaat hier steeds om de drie kasselrijen, niet om het Vlaanderen ten noorden van de Leie waar de regressie van de dietse volkstaal later in de middeleeuwen is begonnen en, in de Westhoek, na drie eeuwen afscheiding onder Frans bewind, nog niet met de politieke grens samenvalt).
Het romaans van Vlaanderen heeft dan ook zijn plaats in het wetenschappelijk kader van de romaanse dialekten: de romaanse filologie kent het ‘flandro-hennuyer’ als een tak van het pikardisch in het gebied van het oude graafschap.
| |
| |
(Zie o.m. het Franz. Etym. Wörterbuch van W. von Wartburg).
Als historische benaming is Waals-Vlaanderen in de moderne geschiedschrijving over Oud-Vlaanderen onmisbaar. In de term Waals-Vlaanderen ligt niets dat ons moet ontstemmen, de tweetaligheid van Oud-Vlaanderen in zijn grote tijd en zijn maximum van expansie, is een feit zonder meer. Heel anders ligt het met Frans-Vlaanderen, een benaming die heden nog ‘vloekt’ omdat ze met de politieke inpalming van de dietse kasselrijen ten noorden van de Leie verbonden is.
Ons overzicht van ‘Veelnamig Vlaanderen’ loopt niet verder dan 1800. Toch moeten we hier wijzen op de historische zonde die in onze tijd werd bedreven, een zonde tegen de heilige Geest mogen we wel zeggen (zo we de oude catechismus voor deze gelegenheid nog eens mogen bovenhalen!): voor de eerste maal werden binnen onze grenzen stukken ‘Vlaanders’ grondgebied overgeheveld naar een historisch vreemde provincie. Historisch bekeken een gebiedsverraad, dat Vlaamsvoelende Fransen van het Noorden dieper ontstelt dan men vermoedt: ‘une trahison au terroir’, zei me een Rijselse vriend. Misschien een felix culpa om samenhorig, over grensmanipulaties heen, uit te kijken naar de Nederlanden der Zeventien Provinciën die Noord en Zuid, Dietsch en Walsch, in een ruime Unie van landschappen en landen verenigden
Synoniem van Walsch Vlaenderen is Vlaenderen Gallicant en Gallo-Flandria. Zie deze trefwoorden. - Fr. Flandre Gallicante, Gallicane. Lat. Flandria Gallicana, Gallicans.
Hier volgen, in repertorium en met verwijzing naar voorgaande trefwoorden, een reeks Nederlandse citaten.
1577. - De Antwerpse schoolmeester Peeter Heyns noemt, in zijn ‘Spieghel der Werelt’, de drie delen van Vlaanderen: het Walsch met Rijsel als hoofdstad, het Duytsch, met Gent als hoofdstad, en Rycx Vlaenderen. (Biekorf 1968, 193).
1599. - Kiliaan vertaalt, in de Platijnse editie van 1599: Walsch lant: Gallia. - Walsch-Vlaenderen: Galloflandria. - Walsch-Brabandt: Gallobrabantia.
1612. - Walsch Vlaenderen in de Guicciardini-editie van Kiliaan (en Montanus), zie boven blz...... alsook de volgende toelichting van Kiliaan (blz. 27): ‘Die sprake ende tale deser Nederlanden (uytghenomen Artoys, Henegouwen, Namen, Walsch Vlaenderen, ende andere frontieren aen Vranckrijck...) is meest Nederduytsch, gheen ghemeynschap met de Fransoysche ofte Walsche spraecke hebbende...’.
| |
| |
1635. - Wals-Vlaenderen bij J.A. Colom, zie boven blz. 87.
1659. - In zijn ‘Schadt der Duytsche ende Spaensche Talen’ gedrukt te Antwerpen, geeft A. De la Porte de volgende vertalingen: ‘Walsch-landt: el pais valon. - Walsch-vlaenderen: el flandes valon. - Walsch-brabant: el brabante valon’.
1695. - ‘Lille, l'une des premières villes de Flandre, et la capitale de la Flandre Gallicane ou Wallonne...’, in het Dictionnaire Gèographique des Païs-Bas, Amsterdam 1695, blz. 80.
1711. - ‘La Flandre flamende et la walonne’ bij P. Zaman, zie boven onder Vlaemsch Vlaenderen.
1712. - ‘Ryssel, de oude hoofdstad van 't Waalsch-Vlaanderen’, bij J. Goeree, Historische Gedenk-Penningen van Lodewyk ren XIV. Deel I, blz. 99 (Amsterdam 1712).
1736. - In de Chronycke van Vlaenderen, ed. A. Wydts, Brugge 1736, Deel III passim (over de militaire gebeurtenissen van 1708): ‘Den Marschalk Bouflers franschen Gouverneur van Wals-Vlaenderen... Marlborough sond, langs alle gewesten, in Wals-vlaenderen syne magtige partyen... Ryssel... zynde d'Hoofstadt van Wals-Vlaenderen’. (blz. 937, 943)Ga naar voetnoot(81).
Over de benaming Waels voor de Vlamingen van Rijsel en Dowaai in de 15e eeuw en later, zie Biekorf 1971, 254.
De parallelterm Walsch-Brabandt uit de 16e eeuw (Vaernewyck, Kiliaan) zal nog in de 18e eeuw worden overgenomen door de Engelse economist James Shaw in zijn belangrijke ‘Sketches of the History of the Austrian Netherlands’ (Londen 1786). In zijn hoofdstuk over The Walloon Low-Countries noteert hij o.m.: ‘A large part of Brabant, where that Province borders on Haynault and Namur, is named the Walloon Brabant’ (blz. 63-64).
In zijn standaardwerk over de instellingen van Oud-Vlaanderen zal Prof. L.A. Warnkönig in 1837 de term Waals-Vlaanderen als historische benaming behouden (‘das Wallonische Flandern’: II-2, blz. 156). Duitse filologen zullen later Südflandern verkiezen.
| |
Aantekeningen
1. De Costumen van flamingant en gallicant Vlaanderen. De annexatie van Waals-Vlaanderen had geen gevolgen
| |
| |
voor de inhoud en vorm van de (door de Aartshertogen gehomologeerde) Costumen.
De tekst van de Costumen van Rijsel, Stegers (Estaires), Dowaai, Orchies, Doornik, La Gorgue, was oorspronkelijk Frans, en werd in die taal opgenomen in de bekende tweedelige folio-editie van de Costumen van Vlaenderen door L. Van den Hane, uitgegeven te Gent in 1676.
De Costumen van de flamingante kasselrijen: St.-Winoksbergen, Broekburg, Kassel en Belle behielden hun authentieke dietse versie ook onder de Franse kroon; eerst in 1719 zou een franse vertaling van deze Costumen in de driedelige folio-editie van de Costumes et lois du comté de Flandres door de jurist Legrand te Kamerijk worden gepubliceerd.
Een aparte editie van de onder Frankrijk liggende gallicante en flamingante kasselrijen verscheen in 1777 te Gent en geeft voor de flamingante kasselrijen alleen nog de franse vertaling van Legrand.
Deze bibliografische bijzonderheden hebben een zeker belang omdat ze de verschillende taalkundige lotgevallen van gallicant en flamingant Vlaanderen weerspiegelen. Tot aan de invoering van het nieuwe Wetboek (Code Napoléon) zijn de oude dietse Costumen in de flamingante kasselrijen ‘in de praktijk’ gebleven. Samen met kansel en toneel heeft het notariaat er tot het behoud van de volkstaal bijgedragen.
2. Waals-Vlaanderen in duplo.
Tot aan de Franse revolutie was de Raad van Vlaanderen te Gent het Hof van Beroep voor de baljuwschappen van de stad en het land van Doornik. (Neny, Mémoires II 139; Brussel 1785). In de ordonnanties van de Raad dekt de term Wals-Vlaenderen dit gebied van zeer gereduceerde omvang. De Raad regelt het taalgebruik. Op 27 juni 1735 verschijnt de ‘Ordonnantie van den Raede in Vlaenderen raeckende d'instructie van de processen van Wals-Vlaenderen in de fransche taele...’, en namelijk ‘raeckende processen van Doornick ofte het Doornicksche ofte andere Plaetsen van Wals-Vlaenderen’. (Plac. van Vlaenderen IV 127). Voor dit gebied moeten de processen in beroep te Gent worden geïnstrueerd ‘inde walsche ofte fransche taele’.
Onder Flandre Wallonne stelt Ch. Wastelain in 1761 (Description de la Gaulle Belgique; blz. 388 van de Brusselse editie 1788) ook een Frans ‘canton’ samengesteld uit ver- | |
| |
kavelde plaatsen van het Doornikse, met name: Saint-Amand, stad en abdij; Mortagne; Chateau-l'Abbaye.
| |
Weergekeert Vlaenderen
In 1713 keerde een deel van het oude Westvlaenderen (waarover hierna) terug naar de Oostenrijkse Nederlanden. Dit gebied omvatte: Ieper, stad en kasselrij; Veurne, stad en kasselrij; de Acht Parochies van Veurne-Ambacht; Waasten, stad en kasselrij; Menen, stad en roede; Wervik; Diksmuide en Lo.
Over de aparte juridische en administratieve toestand van dit gebied, zie de mededelingen van J. De Smet en M. De Bruyne in Biekorf 1971, 72-74 en 278-279, waar ook de (vergeefse) pogingen tot normalisering worden vermeld.
Dit gebied wordt in de officiële taal genoemd: ‘la Flandre rétrocédée - het Weergekeert Vlaenderen’.
Het dekreet waarbij op 19 september 1725 de drie Collaterale Raden worden hersteld bepaalt de departementen als volgt (Plac. v. Vlaenderen IV 247):
‘Art. XX.....
4, in 't oudt Vlaenderen zal'er zyn eenen Intendent met twee Gesubdelegeerde.
5. in 't weergekeert Vlaenderen door den Vrede van Baden eenen Intendent met twee gesubdelegeerde’.
| |
Westland - Westvlaenderen
De behandeling van deze ‘westelijke’ termen heeft meer ruimte nodig dan de vele andere, het Westen van het graafschap is de kant van de territoriale expansie en regressie, de kant van de eeuwenlange defensie (ook onder de Bourgondische en Habsburgse dragers van de grafelijke titel) tegen de Franse monarchie. In het Westland liggen de meest bedreigde verschansingen en wachtposten van het ‘land van Vlaenderen’. De Kasselberg heeft er zijn naam aan drie veldslagen gegeven. Het omstreden Westen treedt meer dan andere kanten en kwartieren in de geschiedenis en biedt dan ook de rijkste naamkundige variatie.
Vooraf komt - tot ontlasting en toelichting van de hoofdtermen - de behandeling van een drietal samenstellingen: de frontieren, de Westcant en het Westquartier van Vlaenderen.
| |
| |
| |
De frontieren van der zee
Het graafschap had zijn ‘frontieren van der zee’ die bij bedreiging werden bezet met Wachtposten.
In 1383 worden Gherard van Raessighem en de burggraaf van Veurne hun onkosten vergoed ‘dat zy ghesent waren up de frontieren van der zee’. (De Pauw, Baljuwrekeningen 252).
In 1386 betaalt de stad Gent haar aandeel voor een lichting van ‘gens d'armes, arbalestriers, pikenars ordinés sour la frontiere de la mer’. (Prevenier, Staten v. Vlaanderen 6).
Ook Kortrijk heeft in 1388 een lichting van 20 schutters en 40 pykenaers te bekostigen ‘ende waren ghesend upde frontieren vander zee’. (RAK. Rek. Kasselrij 1387-90, f. 21).
Toen in 1436 een Engelse vloot voor Oostende verscheen werd ook de militie van Oudenburg naar de kust opgeroepen; de stadsrekening noteert de onkosten ‘ghedaen byden conincstablen ende serganten... alsy uuttrocken metter baniere vander stede t'Oostende ende ter frontiere vander zee omme te beweerne eene vloete vanden Inghelschen die doe daer voor tland was’. (Hist. Oudenbourg II 383).
Dit moge volstaan voor de frontieren van onze zeecant, die in de 16e eeuw, onder de admiraliteit van de Heren van Wakken (uit de Bourgondische bastaardlinie), zeer in de actualiteit zouden staan.
| |
De frontieren vanden lande van Vlaenderen
Deze term wordt vooral aktueel in de 15e eeuw.
In het beroerde jaar 1477 wordt ook het Proossche te Brugge gevraagd om bij te dragen ‘omme de frontieren vanden lande te voorsiene’. In mei 1482 wordt weer naar geldmiddelen gezocht ‘omme tonderhoud vanden volke van wapenen liggende ter frontieren vanden lande’. (RAB. Rek. Proossche 1478 en 1482; La Flandre V 51 53).
In 1480 kwam het bericht te Oudenburg dat ‘de Fransoisen ter frontiere waren’; een tijd later zond de stad ‘veertien ghesellen in den dienst van der stede ter frontiere vanden lande’ op de Leie bij Ariën. In 1482 zendt Oudenburg nogmaals twintig ‘sauldoyers ten frontiere vanden lande in dienst’; de mannen legeren ‘in garnysoene te Burchburch’. (Hist. Oudenbourg II 469-471).
In zijn lange bekentenis van 1485 spreekt de Brugse oudburgemeester Lodewyc Steylin over ‘de schaden die den hertoghe van Oostryke ende de zynen doen zoude mogen ten frontuere vanden voorseyden landen van Vlaendre...’ (Boeck van Brugghe 90).
Te Gent wordt in 1537 de heer van Loodijck ontslagen: hij was ‘een man van wapenen vanden keysere, ende lach in garnesoene t'Aryen, upde frontiere vanden lande’. Bij de beweging van de troepen van Keizer Karel in 1553 (na de inneming van Terwaan) horen we de frontiersteden opnoemen in de Gentse kroniek: ‘Item, in desen tijt begonst 't volck van oorloghen zeer te scheedene uut den velde, de welcke gynghen ligghen in de steden op de frontieren, als t'Atrecht, Betune, Valenchyne, Duwaey, Arien, Sent Omaers
| |
| |
ende elders, ende someghe waren afghedanct ende ginghen thuuswaert’. (Memorieboek II 120 271).
Waalse soldaten komen in 1568 te Gent aan ‘ende zy quamen vande frontieren van Vlaenderen, daer zy in garnisoene gheleghen hadden’. (Dagboek van Campene, ed. De Potter 175).
Een feodale verplichting van het Hof van Staden, nog opgenomen in het denombrement van 1562, bepaalt dat de leenman was gehouden te leveren ‘eenen knecht met eenen peerde omme te fouragierne, dies vermaent zynde, telcken generalen heirvaert tot by den frontieren van Vlaendere’. (Biekorf 1962, 21).
Ook de frontieren in de ‘oostcant’ van Vlaanderen en op de Schelde worden eenmaal genoemd. Zo o.m. te Oudenaarde waar de schepenen in 1436 met Gent onderhandelen om te worden ontslagen van participatie aan de verdediging van de zeecant en van het Westland: al onze mannen zijn er nodig om ‘onse stede te bewaren’, zeggen ze ‘omme dat wy zitten up de frontieren vanden lande’. (Aud. Meng. IV 4).
Frontierstad is ook Gerardsbergen, naar het getuigenis van Mevrouwe van het O.L. Vrouwhospitaal in deze Denderstad: het hospitaal is dagelijks belast met zieken, die komen, zo schrijft ze in 1561, zowel ‘van alle vremde landen ende contreyen als van binnen der stede, ja meer dan eenighe ghelycke hospitalen, als wesende frontuere van Vlaenderen ende pelgrimagie van St. Adriaen’. (Inventaris Godshuis nr. 474).
De zee had al frontieren toen het land van Vlaanderen zijn palen had. De wethouders van Sluis beschrijven in een betoog van 2 dec. 1389 hun stad als volgt: ‘dat de voorseide stede van der Sluus es een notable stede, ghestaen ende ghelegen up den uutkant van zinen (de graaf) lande van Vlaenderen ende ten frontieren van der zee, grotelike ten bescudde van zinen palen ende verwaernessen van zinen lande van Vlaendren vorseid...’ (ZV1. Bijdragen IV 65). In zijn Ieperse kroniek noteert Olivier van Dixmude anno 1411 dat ‘die van Ghent verantwoorden dat zy gherne met myn heere [de hertog] uut trecken zouden toten palen van Vlaenderen ende hem dat helpen bescudden ende behouden’ (Merkw. Gebeurt. ed. Lambin 59).
(Mnl. frontiere ontbreekt bij Verdam. Het bovenstaande over zeeen landfrontieren is dan ook een aanvulling op Mnl. Wdb.).
| |
De Westcant van Vlaenderen
Een Gents synoniem voor Westland, voorkomend bij Marcus van Vaernewyck, onder de jaren 1566-1567 van zijn Beroerlicke Tijden, ed. F. Vander Haeghen, deel II.
In november 1566 ontvangt Vaernewyck ‘eenen brief van Hasebrouck, in den Westcant by Arien...’ (blz. 14). Tot tweemaal toe citeert hij Nieuwkerke (Nieukeercke) ‘in den Westcant’ (blz. 87 97). Bij de ontwapening in 1567 worden in één adem genoemd: ‘die van Rijssele, Ypre ende vanden Westcant’. Bij de opsporing van beeldstormers in het Kortrijkse weet een soldaat uit de brigade een van de kopstukken van de beeldstormerij aan te wijzen,
| |
| |
zeggende: ‘Ic zie daer eenen man ghaen, die de principale roere in den Westcant ghemaect heeft’ (blz. 117). ‘De minister ghenaemt meester Pieter Dathenus was gheboren in den Westcant’ (blz. 157). In mei-juni 1567 had men ‘ontrent Ypre, in den Westcant, int velt ghepreect’ (blz. 247).
Vaernewyck verhaalt ‘hoe die Westcanters in die wapen te velde quamen’; voor hem zijn de Westcanters dietssprekenden en geen Walen (van over de Leie); van een brandstichting zegt hij dat uitdrukkelijk: ‘dat waren Walen ende gheen Westcanters’ (blz. 59-60).
Door deze teksten kan de betekenis van westcanter in de ‘Baladen van Doornijcke’ (1521) van Matthijs de Castelein van Oudenaarde nader worden toegelicht.
| |
Het Westquartier van Vlaenderen
Synoniem van Westcant en van de verder te behandelen termen Westland en Westvlaenderen.
Een brief uit Brussel van hertog Maximiliaan, gedateerd 3 dec. 1479 en gericht aan Jan van Dadizele betreurt de schade ‘onlancx ghedaen by den voorseyden onsen vianden in 't weestquartier (sic) van Vlaenderen’. Dit Westquartier wordt verder vereenzelvigd met het ‘Westland’ waarin Poperinge is gelegen. (Mémoires J. de Dadiselle, 95).
In mei 1515 wordt meester Dismas van Berghen bij keizerlijk octrooi uitgezonden ‘inden westquartiere in onsen lande van Vlaendren’ om er het plan voor de herstelling van duinen en dijken op te maken. In dit Westquartier ligt het werkterrein van dijkmeester van Berghen bepaaldelijk (zo stipuleert de keizerlijke oorkonde)): in de kasselrijen ‘van Bourburchambacht, Bergheambacht ende Veurnambocht’. (Cart. d'Ostende, ed. Vlietinck 259).
In de dokumenten over de troebelen in 1566-1578 is de benaming Westquartier zeer gebruikelijkGa naar voetnoot(82). Ook de Kroniek van Duinkerke weet in 1578 te berichten dat men alsdan ‘begonste te fortifieren diverssche steden in dit westquartier, als Nieuport, Oosthende, Dunkercke, Berghen St. Winnocx, Brouckburch ende andre’. (Vl. Kronijk, ed. Piot 565). De toevoeging van Nieuwpoort en Oostende tot het Westquartier wijst op een zekere verruiming van het begrip in het einde van de 16e eeuw.
't Vervolgt
A. Viaene
|
-
voetnoot(81)
- De Staten van Waals-Vlaanderen (Etats de la Flandre Wallonne), samengesteld uit de afgevaardigden van Rijsel, Dowaai en Orchies, vergaderden jaarlijks te Rijsel onder het voorzitterschap van de provincie-gouverneur; de intendant vertegenwoordigde er de Franse koning. Deze Staten hadden hun eigen zegel dat in het Museum van Rijsel bewaard is. Zie de Ghellinck Vaernewyck, Sceaux et armoiries de la Flandre, Brugge 1935, blz. 159-160.
-
voetnoot(82)
- Zie o.m. A.C. De Schrevel, Troubles religieux du XVIe siècle au quartier de Bruges, Hand. Em. XLII, 1892, p. 32, 293. - Dezelfde, Recueil de documents relatifs aux troubles religieux en Flandre, Brugge 1921-1928, 3 dln. passim (o.m. dl. I 198 264). - In officiële briefwisseling van 1567-68 duikt de fr. benaming ‘Basse-Flandres’ op voor een deel van het Westquartier gelegen tussen Kassel en Grevelinge. Zie Biekorf 1971, 6. - Nauwkeurig is de kommandant Lamote de Pardieu waar hij, in een brief van 13 mei 1589, spreekt van ‘les sept chastellenies du Westquartier’. (I. Diegerick, Correspondance de Valentin de Pardieu, Brugge 1857, p. 283). - Zie ook D.F. Top. Wdb. XVII, 401-402.
|