Opleiding van een gezworen landmeter
Noordschote 1727
Pieter Pieters, zoon van Pieter (uit Zuidschote) en Isabeau Delva (uit Le Quesnoy, dép. Nord), geboren op het vaderlijk hof in Zuidschote 14 maart 1665, was een begaafde jongen. Hij begon ‘te schole te gaen’, toen hij zes jaar was, bij de schoolmeester van Zuidschote, meester Pieter Milleman. Zijn vader zag dat hij flink vooruitging in 't leren en zond hem, in zijn dertiende jaar, naar Joris Vermeersch in Luzerne (gehucht van Zuidschote-Boezinge) ‘om de conste van cifferen te leeren’. Vermeersch was ‘een wijs deghelic man’ en in rekenkunst zeer bedreven. Een jaar later ging Pietertje over naar de school van Boezinge bij meester Pieter Vervaecke die hem voorbereidde om straks in zijn vijftiende jaar, ‘de walsche taele te leren in eene walsche schole of in het walschlant’. Dit plan werd verijdeld door de vroege dood, in zijn zesenveertigste jaar, van vader Pieters op 3 maart 1680. Zoon Pieter moest op het hof blijven en, hoe jong ook, moeder helpen op het bedrijf. Deze omstandigheden verklaren het feit dat Pieter, als oudste zoon verantwoordelijk voor het gezin, tamelijk laat het huwelijk kon aangaan, in 1694, in zijn dertigste jaar. Zijn jonge vrouw - ze was 18 - was dochter van Philips Huijghe (van Noordschote) en Maeijken Hoflack (van Langemark) en zou vóór hem overlijden in 1720.
De derde zoon uit dit huwelijk, Joseph Jacob, geboren in 1705, zou het tot landmeter brengen. Hij leerde goed en vader Pieters liet Joseph Jacob verder leren: in hem zag hij zijn eigen (onderbroken) droom in vervulling gaan.
Over het jonge schoolkind Joseph zijn geen bijzonderheden voorhanden: zijn meesters zijn zeker de lokale schoolmeesters van Noordschote en Langemark geweest. De studiejaren voor landmeter werden ingezet toen de jongen zeventien jaar werd. Daarover heeft vader Pieters het volgende aangetekend in zijn ‘Register ofte Handtbouck’ dat tegelijk zijn boekhouding en zijn familiekroniek is.
Door mij Pieter Pieters ‘gheaccordeert met Pieter Plantefeue, deelsman wonende tot Langhemarck om Jooseph Jacobus Pieters met hem te woonen ende te leeren den stil van verdeelen ende landtmeten voor twee jaeren, het eerste incommende den lesten sondach van 7 bre 1722 ende dat voor twintich ponden grooten vlaems beede de jaeren’.
Vader Pieters betaalt op 26 sept. 1723 aan de huisvrouw