De Sint-Godelieveabdij in Rozendal
Brugge 1624-1626
De bewogen geschiedenis van de Sint-Godelieveabdij, eerst te Gistel en later te Brugge, is op kritische wijze beschreven in het MonasticonGa naar voetnoot(1). Iets is de auteurs blijkbaar ontgaan. Er wordt geen melding gemaakt van het meer dan tweejarig verblijf van de zusters in een huis in Rozendal, bij de Oude Zak, te Brugge. Dit verblijf begint op 13 mei 1624 en eindigt op 29 september 1626.
Het Registerbouck van de abdij, dat waarschijnlijk door Zuster Adrienne Govaert († 1676) begonnen werd, vermeldt op folio 6v enkele moeilijkheden met het stadsmagistraat aangaande noodzakelijke verbouwingen aan het huis in de Boeveriestraat. Sinds 6 mei 1623 wonen daar zes religieuzen, onder leiding van Vrouwe Lutgardis Vandekerkhove. Om het slotleven te beveiligen moeten er verbouwingen gedaan worden, waartegen het magistraat verzet aantekent: ‘niet willende verstaen datmen in dese straete een clooster soude bauwen om diversche redenen’. De bisschop (Dionysius Christophori) geeft dan toelating ‘een huus te heuren staende in roosendale by den ouden sack, voor twintich ponden grooten sjaers’.
Het kort verblijf in Rozendal werd geen gelukkige periode. Reeds toen spreekt de kroniekschrijfster schande over de luchtbezoedeling. Zij protesteert heftig tegen ‘de quade lochten ende stanck, veroorsaeckt door de vuyle riolen van de beenhouwers daer omtrent gheleghen’ (f. 7r). Dit is trouwens de oorzaak, meent zij, dat er twee zusters sterven, met name Anna Spaus en Louise de Vitry. Zuster Anna was de kommunauteit van Josynken Zwyns te Magerzo ontvlucht. en Louise de Vitry hoorde bij het groepje van de drie stichteressen die van Dowaai gekomen waren.
De ellende in Rozendal duurt niet langer. Abt Henricus van den Zype dringt bij het magistraat aan opdat de zusters naar de Boeveriestraat zouden terugkeren. Dit wordt dan uiteindelijk toegestaan op 29 september 1626 ‘tot haer lieder groot contentement’ (f. 7v).
A. Hoste