Biekorf. Jaargang 72
(1971)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |||||||||||
Nederlandse volkskundige bibliografie
|
I. K.C. Peeters, Inleiding.
I. Peeters-Verbruggen, Volkskunde 1818-1938. Antwerpen 1964, x - 391 blz. |
II. I. Peeters-Verbruggen, Volkskunde 1939-1960.
Antwerpen 1965, 249 blz. |
III. D. Callewaert, Rond den Heerd 1865-1902.
Antwerpen 1966, xxx - 320 blz., ill. |
VI. A/ K.C. Peeters, Grootmoederken 1842; Wodona 1843.
B/ L. De Wit, Tijdschriften met Museum in de titel 1837-1896. Antwerpen 1967, il - 273 blz. |
V. C. Vercruysse, Westvlaamse tijdschriften 1850-1960.
Antwerpen 1967, lxxviii - 279 blz. |
VI. R. Van der Linden, Oostvlaamsche Zanten 1926-1960.
Antwerpen 1968, xxx - 341 blz. |
VIII. D. Callewaert, Biekorf 1890-1960.
Antwerpen 1969, xxxiii - 505 blz., ill. |
IX. H. Noels, Zuidnederlandse tijdschriften voor 1850.
Antwerpen 1970, il - 247 blz. |
X. L. Van Laer, Tijdschriften van de provincie Antwerpen 1850-1960.
Antwerpen 1970, xcvii - 557 blz. |
(Indexdelen)
A/ K.C. Peeters, Persoons- en plaatsnamenindex op delen IX.
Antwerpen 1970, xxxiv - 160 blz. |
B/ K.C. Peeters, Zaaknamenindex op delen I-X.
Antwerpen 1971, vii - 169 blz.Ga naar voetnoot(1). |
In een overzicht over de bewerkte registers noteert K.C. Peeters, in zijn hoedanigheid van stichter en centralisator van het hele werk, dat deze tien delen 4067 bladzijden totaliseren, wat ook gelijk staat met 24.728 bijdragen en 3.350 recensies, d.i. in het geheel 28.078 bibliografische steekkaarten. Met zulke cijfers duwt men de zwaarste vitters in het hoekje!
Naar herkomst behoort al dit materiaal theoretisch met vier delen aan het hele Nederlandse (lees vooral Vlaamse) taalgebied; met drie delen aan West-Vlaanderen; met één deel aan Oost-Vlaanderen, aan Antwerpen en aan Brabant. Dit blijkt echter theorie, in de werkelijkheid eerbiedigen weinig tijdschriften hun enge provinciale of streekgrenzen, wat betekent dat alwie bronnenvolledigheid nastreeft, het liefst alle delen van deze bibliografie kan raadplegen. Soms met heel verrassend resultaat.
In verband met de territoriale spreiding van deze bibliografische onderneming is er tot nog toe geen sprake van enige discriminatie. Deel XI wordt het Limburgs tijdschrift 't Daghet in den Oosten 1885-1914 voorbehouden, deel XIII de Zeeuwse tijdschriften 1850-1960; deel XV de Gelegenheids-uitgaven; deel XX de tijdschriften uit Frans-Vlaanderen 1800-1960. Met alle respekt voor de planning maar heel wat Vlaamse vorsers hadden die Fransvlaamse registers wel vroeger willen bezitten, omdat ze overtuigd zijn van de grote waarde van dit deel en van de verrassingen die het voorbehoudt.
Deze reusachtige onderneming is niet louter met hemelse dauw opgegroeid en uitgebouwd. De mijlpalen liggen tussen 1946 en 1971. In 1946 lucht een minder bekende K.C. Peeters zijn gemoed over bibliografische verzorging van de volkskunde en ontwerpt als een verre toekomstdroom een werkplan, een projekt dat slechts enkelen die de ontwerper kennen ernstig opnemen. Er worden ja zoveel plannen bekend gemaakt... De einddatum 1971 betekent de volledige realisatie van de eerste reeks van dit bibliografisch ontwerp en
wijst op het succes ervan in de Nederlanden en in alle wetenschappelijke kringen van West-Europa. Meteen staat ook het sein op groen voor een tweede reeks van tien delen, waarvoor de medewerking, de financiering en de uitgave is verzekerd.
De Westvlamingen zijn altijd Dr. Paul Allossery dankbaar geweest voor zijn Westvlaamse bibliografie (2 delen, 1912-1913), alle Vlamingen hebben L. De Wachter geloofd en gedankt om zijn machtig Repertorium van gouwen en gemeenten (6 delen, 1942-1957), de volkskundigen van de Nederlanden en van heel West-Europa zullen Karel C. Peeters huldigen om het uitstekende groepswerk dat hij heeft georganiseerd en waaraan hij zelf heeft bijgedragen als eenvoudig ‘medewerker’. In het tijdperk van allerlei contestatie en sabotage heeft deze Leuvense hoogleraar zijn studenten-medewerkers steeds gewezen op het uitzonderlijke nut van hun dissertaties en dit tevens door de publikatie van hun studie bevestigd. Biekorf zegt deze verdienstelijke professor eenvoudig ‘dank!’, niet het minst omdat de beoefening van de volkskunde in West-Vlaanderen door deze werken in het verleden wordt benadrukt en voor de beoefening van deze wetenschap in de toekomst sterk wordt geholpen.
Het mag ons verheugen dat ook vroeger West-Vlaanderen aandeel had aan de vroegste bewerking van een internationale ‘Boekenschouw’. In een nog niet gepubliceerde studie ‘Brugge volkskundig na 1910’, in 1967 voorgedragen in de reeks referaten van het ‘Panorama van Brugse geschiedschrijving sedert Adolf Duclos’, een studiecyclus georganiseerd door de Koninklijke Brugse Gidsenbond, hebben we een hoofdstuk gewijd aan Lodewijk De Wolf, hoofdredakteur van Biekorf. Deze verdienstlijke vorser verdient nog steeds de aandacht omdat hij in zijn ‘Volkskundige Boekenschouw-Bibliographica Folklorica periodica’ in 1908-1909 als bijblad van Biekorf uitgegeven, een reuzeonderneming op touw zette en daarbij internationaal werd aaneemoedigd. Een ongelukkige samenloop van omstandigheden stelde vroegtijdig een einde aan dit werk. We mogen heden deze uitzonderlijke realisatie huldigen en tevens Biekorf loven, die reeds in het begin van deze eeuw aan het bibliografisch navorsen van de internationale volkskunde heeft deelgenomenGa naar voetnoot(2).
Waar in alle delen van de Nederlandse Volkskundige Bi-
bliografie het onderzoek bij de jaargang 1960 van de tijdschriften wordt afgesloten, bestaat de mogelijkheid tot opwerpen dat het bibliografisch apparaat thans een achterstand van tien jaren heeft opgelopen. Dit is echter niet het geval omdat deze schijnbare kloof door een andere instelling wordt overbrugd.
Het ‘Jaarboek’ van 1939 tot 1956 uitgegeven door de Nationale Commissie voor Folklore, en van 1957 tot 1969 gepubliceerd door de Koninklijke Commissie voor Volkskunde bevat een jaarlijkse algemene bibliografie, die samengesteld wordt naar hetzelfde internationale model, ook door de Antwerpse reeks gevolgd.
Er verschenen reeds 22 delen onder de voorname leiding van onze Oostvlaamse collega Jules Pieters, die tevens als centralisator voortreffelijk werk heeft geleverd.
***
Het Westvlaamse aandeel in de Nederlandse Volkskundige Bibliografie werd reeds gedeeltelijk in Biekorf besproken.Ga naar voetnoot(3)
In deel IX onderzocht H. Noels de Zuidnederlandse Tijdschriften vóór 1850. Onder deze zeer oude en kwasi onbekende volkskundige editie kan men twee Brugse, lees te Brugge uitgegeven, tijdschriften aantreffen: De Vlaemsche Biekorf 1840-1842 en het Tijdschrift voor Onderwijzers 1841-1850. Tenzij men belangstelling heeft voor Laplanders, oude Germanen, Turken en Hindostanse weduwen mag men gerust - op een reeks Nederduitse spreekwoorden (nr. 1589) na, deze vroege publicaties als Westvlaamse bron vergeten.
Veel belangrijker daarentegen is deel VIII dat Biekorf 1890-1960 volkskundig inventariseert. Dirk Callewaert had reeds Rond den Heerd als licentiaatsthesis bewerkt en als deel III in de reeks uitgegeven. Als afgestudeerde germanist ging hij dan drie jaar leraren in de Republiek Kongo-Leopoldstad en wel in de havenstad Boma. Na een eerste jaar evenaarsbelevenissen bracht hij zijn vakantie door in zijn vaderland en zocht naar werk om de Kongolese vrije tijd nuttig te besteden. We lieten hem warm draaien voor de inventarisatie van Biekorf en professor Peeters deed de rest om Callewaert vol-
ledig op het spoor Biekorf te rangeren. Een zekere collectie Biekorven in veilige koloniale kisten opgeborgen ondernam de zeereis naar Boma en ze keerden een paar jaren later veilig terug samen met meer dan vierduizend steekkaarten van Callewaerts ‘Boma'ans’ werk. Ook een opgetogen auteur kwam in zijn vaderland terug omdat de lektuur van een volledige Biekorf veel tropische dagen en nachten aangenaam had ingekort.
Zo werd Biekorfs volkskundige bibliografie in Kongo samengesteld door een Westvlaming, die aldaar ook een poging ondernam om de plaatselijke studerende jeugd in het Frans wetenschappelijk te oriënteren. Wat we tegenwoordig al niet beleven!
De inleiding van deel VIII is voorbehouden aan een historisch overzicht over Biekorfs ontstaan en levensloop. In alle delen bleek dit gedeelte wel de moeilijkste taak omdat in veel gevallen voor- en detailstudie over redakties en redakteuren ontbreken.
Biekorf maakt hierop nog een uitzondering omdat zowel Lodewijk De Wolf als Antoon Viaene historische overzichten over hun blad hebben uitgegeven. Spijt deze inleidingen blijven er nog enkele mysteries over Biekorfs jeugdjaren en redaktieperikelen hangen. In Callewaerts inleiding zelf missen we een onderzoek van Frank Baur over de oorspronkelijke BiehalleGa naar voetnoot(4).
Het nauwkeurig bepalen van de redaktiewerkzaamheden 1890-1907 wordt bemoeilijkt door het spoorloos verdwijnen van het oudste Biekorfarchief. De stichters zijn bekend, vele pseudoniemen van de vroegste medewerkers werden opgelost maar wie werkelijk de hoogste redaktionele bevoegdheid heeft uitgeoefend werd nooit bekendgemaakt. Thans schijnt de mogelijkheid te bestaan om dit tijdperk van nevel en mist voldoende te belichten. In het Album Antoon Viaene publiceert Antoon Lowyck, legeraalmoezenier en bekend verzamelaar, een paar merkwaardige handschriften van Stijn Streuvels in verband met de medewerking van Frank Lateur aan Biekorf. In deze bijdrage kan men noteren dat de brieven behoren tot het oudste Biekorfarchief, voor twee-
derden bewaard en tot in 1970 onder publicatieverbod gesteld door de erflaters.Ga naar voetnoot(5)
Het bio- en bibliografisch onderzoek over de beoefenaars en de beoefening van de volkskunde werd door delen III, V en VIII wijd opengesteld voor latere definitieve bewerking in zuiver historisch perspektief. Deel VIII wijst duidelijk een voorname groep volkskundige medewerkers aan: L. Van Acker, V. Arickx, G.P. Baert, A. Bonnez, M. Cafmeyer, E. Van Cappel, J. Claerhout. K. De Busschere, L. Defraeye, J. Delbaere-Dumoulin, L. Dendooven, C. Denorme, C. Devyt, M. English, J. Filliaert. K. De Flou, J. Geldhof, Guido Gezelle, W. Giraldo, J. De Langhe, J. Leroy, A. Mahieu, G. Van de Putte, J. De Smet, A. Van Speybrouck, E.I. Strubbe, J. Valckenaere (alias Horand), A. Verwaetermeulen, A. Viaene, Vrouw Weyn, Karel en Lodewijk De Wolf.
We gedenken met eerbied en piëteit de namen van alle ‘verstandige Vlamingen’, die Biekorf als erfenis van heer ende meester Guido Gezelle, met hun kunde en wetenschap hebben geleid, en geladen en vitaal aan de hedendaagse generaties hebben overgeleverd. Velen teren thans op deze voortreffelijke nalatenschap en doen rustig voort.
Hervé Stalpaert
- voetnoot(1)
- De reeks wordt uitgegeven door het Centrum voor Studie en Documentatie v.z.w. Tentoonstellingslaan 37 te Antwerpen. Volledige reeksen van I tot X zijn niet meer in de handel, het is mogelijk dat er nog antikwarisch aangeboden worden. De Indexdelen A en B zijn in groter getal gedrukt, ze kosten circa 285 fr het deel. Het is ook mogelijk dat nog enkele delen los kunnen besteld worden.
- voetnoot(2)
- Zie hierover ook: H. Stalpaert, De Brugse volkskundigen De Wolf, in V.WS..-Cahiers (Bibl. van de Westvlaamse Letteren), Koekelare, dl. II, nr. 9. Ook aangehaald door D. Callewaert, a.w., blz XI-XIV.
- voetnoot(3)
- A. Viaene, Nederlandse Volkskundige Bibliografie onder leiding van Prof. K.C. Peeters, Biekorf 1966, blz. 200. - H. Stalpaert, Rond den Heerds volkskundige bibliografie, Biekorf 1967, blz. 273-276. - Id. Westvlaamse Tijdschriften 1850-1960, ibid. 1968, blz. 241-246.
- voetnoot(4)
- F. Baur, Guido Gezelle en Oostvlaanderen, in Cultureel Jaarboek voor Oostvlaanderen 1949, bd. I, blz. 147-184. Aldaar blz. 161 over een stichtingsvisietkaartje van 8 dec. 1886 en blz. 166 een brief van Van Robaeys aan Gezelle over het stopzetten der vergaderingen dd. 12 mei 1888.
- voetnoot(5)
- A. Lowyck, De breuk tussen Stijn Streuvels en Gezelles Biekorf, in Album Antoon Viaene. Brugge 1970, blz. 247-256. Vooral blz. 247 met de aanduiding van de herkomst der bronnen: een derrie behoort aan erfgenamen van Cyriel Delaere, een derde heet archief ABAL of Archief Biekorf in het bezit van Antoon Lowyck, een derde of het bezit van L. De Wolf werd in 1929 vernietigd.