Biekorf. Jaargang 72
(1971)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Een aanslag tegen het Brugse Begijnhof
| |
[pagina 34]
| |
felijke baljuw jonkvrouw Kateline terughalen uit het huis van Jan Bachterhalle om ze terug binnen het Begijnhof te brengen. Het geding kon nu onmiddellijk beginnen. Op aanvraag van Jan f. Robbrechts, burgemeester van den corpse en hoofd van de politie van de stad Brugge, riep de grafelijke baljuw, die de vertegenwoordiger was van de graaf bij al de schepenbanken te Brugge en in het Brugse Vrije, de Brugse schepenbank bijeen, om de ontvoerders te oordelen. Zij werden gestraft ingevolge de ordonnantie van de baljuw en van de schepenen van Brugge in dato 31 december 1278, over het ontvoeren van weduwen en van ongehuwde meisjes. Op de ontvoering van ongehuwde meisjes om deze te huwen tegen hun wil en zonder de toestemming van hun ouders of voogden, stond een verbanning van honderd jaar uit het graafschap Vlaanderen en de confiscatie van al het goed van de dader ten voordele van de vorst. De medeplichtigen liepen een verbanning op van zes jaar en een grote boete van vijftig ponden parisisGa naar voetnoot(3). Lievin van Haerlebeke werd dan ook verbannen ‘hondert jaer ende enen dach up sijn hooft’. Deze dag kwam erbij om de honderd jaar vol te maken. Indien hij (vóór tijd) durfde terugkeren zou hij onthoofd worden. Zijn medeplichtigen nl. zijn broer Jan van Male, Gheerkin van Cuelne en Lizebette van Dudzele werden het land ontzegd voor zes jaar; indien ze vroeger terugkeerden zouden de mannen aan de galg worden geknoopt en de vrouw levend begraven Daarenboven kreeg ieder nog een boete van 50 lib. par. En om hun voorrechten te kunnen handhaven bij latere betwistingen vroegen de inwoners van het Begijnhof te Brugge een akte over dit rechtsgeding. Deze akte werd afgeleverd door twee leenmannen van het prinselijk leenhof van de Burg te Brugge, namelijk Ghildolf van Beverhout en Bouden van Bertegheem, en ze werd bevestigd door de grafelijke baljuw | |
[pagina 35]
| |
en door de burgemeester van den corpse van de stad Brugge. Deze vier personen hebben dan ook hun zegel gehecht aan de akte. Het zegel van ridder Daniël van Halewijn, baljuw van Brugge en van het Brugse Vrije, draagt boven het wapenschild een prachtige ridderhelm. De zegels van burgemeester Jan f. Robbrechts en van leenman Ghildolf van Beverhout dragen ieder een wapenschild zonder helm of andere versiering. Het zegel van leenman Bouden van Bertegheem heeft een wapenschild met handelstekens, wat wijst op een poorterlijke afkomstGa naar voetnoot(4).
Wat weten we nu over de personen die in deze akte vermeld staan? Over de hoofdschuldige Lievin van Haerlebeke f. Jacob van Male kon ik niets vinden. Zijn broer Jan van Male f. Jacob werd in 1332-1333, met vier andere Bruggelingen als getuigen naar Montreuil-sur-Mer gestuurd, waar vóór de deken van de christenheid een proces aanhangig was tussen een inwoner van Brugge en een inwoner van Saint-Omer. De getuigen waren acht dagen wegGa naar voetnoot(5). Lizebette van Dudzele, dochter van ‘ser’ Loys, behoorde tot de Brugse poorterij. In 1292 was haar vader Lois van Dudzele, samen met Colardus Lonis, borg voor de terugbetaling van een som van honderd pond parisis, die de Brugse St.-Salvatorkerk ontleend had aan de stedelijke magistraat. En in 1297-1298 was hij als poorter, door de stad aangesteld als deken van de ambachten van de draperie. Tot in 1302 werden de dekens van de ambachten niet genomen onder de leden van de ambachten, maar onder de poorters, die in naam van de stad, toezicht hidden op de ambachtslieden. In 1297, ter gelegenheid van de overgave van de stad Brugge aan de Franse koning te Ingelmunster, had deze laatste duizend pond geschonken voor de Brugse ambachten. Lois van Dudzele ontving daarvan 106 lib. om te verdelen onder de volders en de scheerdersGa naar voetnoot(6). De ontvoerde Kateline de Vedelaere was de dochter van | |
[pagina 36]
| |
een leenman. Haar broeder ‘Phillips de Vedelaere filius Boudins’, bezat een leen van 20 gemeten te Oostkerke (Brugge) met tien achterlenenGa naar voetnoot(7) Over de twee leenmannen die de akte opstelden weten wij dat Ghildolf van Beverhout een leen van 60 gemeten bezat te Oostkamp, misschien op het BeverhoutsveldGa naar voetnoot(8). Boudin van Bertegheem bezat een leen van 8 gemeten 1 lijn te Meetkerke, daarenboven moest hij het ambt van kok vervullen in de keuken, iedermaal de graaf van Vlaanderen verbleef op de Burg te Brugge of op het kasteel van MaleGa naar voetnoot(9), en op Sinksen ieder jaar moest hij aan de graaf schenken ‘een paar witte handschoenen vervaardigd uit schapenhuid’. Jos. De Smet | |
Bijlage
| |
[pagina 37]
| |
joncvrauwe Kateline bute den scependomme van Brucghe[;] so dat midz den groten gheruchte, dat vor scepenen van quam vanden vorseiden faite, voer mijn here Daniel van Halewine, riddere, bailliu van Brucghe ende van Brugheambacht in dien tiden, metgaders Boudene vanden Walle, scouthete in dien zelven tiden ende andere hare cnapen, ende volgheden den vorseiden Lievinne ende sinen hulpers tote Roeselare toe binder stede, ende vinghense daer bede principale ende hulpers, ende brochtense ghevangen jn ghevanghenre hand binnen Brughen in deen (sic) steen, ende die vorseide joncvrauwe Kateline waerd weder brocht binnen der stede ende scependomme van Brucghe ende ghedaen te Jans Bachter Hallen, daer men sculdich es vrouwen ende joncvrauwen die men ontvoert te doen wezene naer der vrihede van sinen leenen [;] ende hier naer so quam mijn here Danyel de bailliu vorseid, ende haelde de vorseide joncvrauwe Kateline te Jans Bachterhalle, ende leeddese en resaisierde weder jn den Wijngaerd ende delivreiretse daer omme dien vanden Wijngaerde vorseid te behoudenen hare preuilegiën, vriheiden, costumen ende husagen die die hebben van onsen harden, lieven ende gheduchten here den grave van Vlaenderen, van Nevers ende van Rethel, ende van sinen voorders [;] so dat van desen vorseiden faite ward wettelike ghebannen bider claghe ende achtervolghe Jan f. Robbrechts als borghemeester in dien tiden vanden corpse vander stede van Brucghe vorseid, bi maninghen vanden here ende biden wysdomme van scepenen vander stede van Brucghe, Lievin vorseid alse principael hondert jaer ende enen dach vp sijn hooft huten lande van Vlaenderen, ende al dat goed dat hie hadde vpten tijt van doe, was ghewijst, verbuert te gane daer het sculdich was te gane [;] ende Jan van Male, Gheerkin van Cuelne ende Lizebette van Dudzele vorseid waren wettelike ghebannen elc zes iaer huten lande van Vlaenderen van leliken faite, de mannen up de ghalghe ende twijf upten pit, als hulpers, medepleghers ende toebringhers vanden vorseiden faite, daer de vorseide joncvrauwe ontvoert was ende daer toe elc van hem drien ghewijst jn boeten van vichtich ponden parisisen, de boeten te gaene daer sie sculdich sijn te gaene. Jn kennessen van allen desen vorseiden dinghen so hebben wie vorseide mannen, dese letteren beseghelt huuthanghende met onzen zeghelen. | |
[pagina 38]
| |
Ende wj Danyel Robbrechts borghemeester vanden corpse in dien tiden vorseid, omme dat ons es kenlijc dat de zaken vorseid also ghevaren sijn alse vorseid es, so hebben wj ter nerenster beiden ende versouke vanden goeden lieden vanden Wijngaerde vorseid, metgaders den vorseiden mannen dese letteren beseghelt met onzen zeghelen huuthanghende. Dit was ghedaen ende vulcomen upten tiensten dach vander maend van meije jnt jaer ons [Heren] alsmen screef syn jncarnatioen duzentich driehondert vive ende viertich.’.
- De keerzijde van de akte draagt de volgende inschriften: ‘van den bande dat ontfoert was’ (XIVe eeuw). - ‘XCJ. hoe dat een van hier binnen wutgetrocken was ende gherestitueert ende diet dede ghebannen’ (XVe eeuw). - ‘No 33. jcjaer j dach jn date anno 1345’ (XVIIIe eeuw). |
|