| |
| |
| |
De kapelanie-stichtingen van kanunnik Van der Paele
Brugge 1434 en 1443
Door Dr. A. Janssens de Bisthoven werden in 1957 alle archivalische bescheiden met betrekking tot de Madonna met kanunnik van der Paele (Groeningemuseum Brugge) systematisch gegroepeerd in het handige Corpus van de vijftiende-eeuwse schilderkunst in de Zuidelijke Nederlanden (dl. I, blz. 75-81; Antwerpen 1957). Zowel M. English als A. Viaene brachten in Biekorf 1957 en 1965 voortreffelijke nieuwe gegevens en interpretaties in verband met dit beroemde paneel van Jan van EyckGa naar voetnoot(1).
Wij hadden nu het geluk op het archief van het Bisdom te Brugge, Fonds Sint-Donaas (G. Testamenten en Fundaties) een vijftal onbekende documenten aan te treffen die een en ander aan de bestaande kennis kunnen wijzigen. In de lijst die hierna volgt, en waarin we deze documenten op hun inhoud nagaan, voegen we tevens een zesde, hoewel reeds bekende doch niet in de opsomming van het Corpus voorkomende, titel toe.
| |
1.
Stichting van de eerste kapelanie
13 september 1434
De stichtingsoorkonde, uitgaande van de deken Amandus de Brevimonte en het kapittel van Sint-Donaas te Brugge, betreft een ‘capellania pepetua de habitu et gremio chori’ op last van Georgius de Pala.
De inhoud van deze stichting komt overeen met de door James Weale gepubliceerde nota uit de gelijktijdige kapittel-akten van Sint-DonaasGa naar voetnoot(2), doch de totaal gedeponeerde som door Van der Paele bedraagt 72£ groten vlaams à 3£ gr. vl. jaarlijks voor de kapelaan, en 125£ gr. vl. voor de obediëntie (ad opus et utilitatem ecclesie). Door Weale werd hier 100 pond te weinig (25 i.p.v. 125) gelezen; het juiste cijfer komt de stelling van A. Viaene kracht bijzetten betreffende het for- | |
| |
tuin van Van der Paele. Dit fortuin bestond op dit ogenblik (1434) nog niet uit onroerende bezittingen, wat in de oorkonde uitdrukkelijk wordt gezegd.
Deze kapelanie is duidelijk een van het Requiem-type en wordt gehecht aan de Sint-Pieters en -Pauwelskapel gelegen in de zuidbeuk van de kerk (in navi ecclesie ad latus meridionale).
Van der Paele belooft de kapelanie zo snel mogelijk te voorzien van missaalboek, kelk, paramenten en klederen. Van deze liturgische voorwerpen toevertrouwd aan de kapelaan, zou een inventaris berusten bij de kerkmeester (magister fabrice).
Bovendien wordt duidelijk stelling genomen i.v.m. de status van de te benoemen kapelaan: deze zal, tijdens het leven van Van der Paele, door de kanunnik zelf benoemd worden.
- Twee originele exemplaren van deze oorkonde aanwezig; afgeleverd door de notarius, secretaris van het kapittel, W. Juvenis. Op exemplaar a: ontbreekt kapittelzegel. Ook twee afschriften uit de 16e eeuw aanwezig.
| |
2.
Bulle van goedkeuring van de stichting
24 augustus 1438
Pauselijke bulle van Eugenius IV, gegeven te Ferrara 8 Id. Sept. 1438, inhoudend de goedkeuring van de kapelanie-stichting van 13 september 1434 door Georgius Van der Paele. - Deze bulle is gericht aan de abt van Ter Doest; daarin wordt ook verwezen naar de bulle van 1412 (zie onder nr. 3).
- Origineel exemplaar aanwezig, afgeleverd door de notarius Arnoldus. Loden zegel (bulle) aanwezig. Op de plooi ‘gratis pro socio’.
| |
3.
Jacobus, abt van Ter Doest, bevestigt het benoemingsrecht van kanunnik Van der Paele
29 april 1439
De oorkonde gaat uit van Jacobus, abt van Ter Doest, als gedeputeerde van de H. Stoel, met als getuigen de monniken Wilhelmus van Leyden en Andreas Bootsaert, priesters. Het stuk bevestigt het benoemingsrecht door Vander Paele, en na
| |
| |
zijn dood door het kapittel, van de kandidaten voor deze kapelanie.
Het stuk zelf brengt eerst een schrijven van paus Eugenius IV, in dato Ferrara 18 sept. 1438, in capite, waarbij gerefereerd wordt naar het privilege waarvan de St.-Donaaskerk geniet betreffende de ‘eeuwige kapelanijen’Ga naar voetnoot(3).
- Twee exemplaren aanwezig, afgeleverd door de notarius A. de Zwanenarde; zegels ontbreken.
| |
4.
Schenking van een reliekhouder door Van der Paele
11 september 1441
Door bemiddeling van de boven vermelde A. de Zwanenarde, kapelaan van de St.-Baseliskerk, liet Van der Paele op 11 september 1441 een reliekhouder uit verguld zilver aan het kapittel van zijn kerk overhandigen als een donatio. De reliekhouder was kruisvormig, met een figuur van Sint-Joris, en daarnaast o.m. relieken van St.-Kristoffel en St.-Ursula. Deze reliekhouder verschijnt in de latere inventarissen van de kerkschat van St.-Donaas, o.m. in 1488, 1518, 1539Ga naar voetnoot(4). Aan deze mededelingen van Weale kan het volgende worden toegevoegd uit inventarissen van 1578, het jaar van de opeising van het kerkzilver door de Staten; het gewicht in zilver wordt alsdan als volgt beschreven: [28 febr. 1578] ‘Item een remonstrancie van zelver verguldt met diversche reli- | |
| |
quien, ghegheven by D. Georgius de Pala canonic, weghende 3 marc 1 once’.
[10-11 april 1578] ‘een zelvere vergulde remonstrancie met diverssche reliquien, weghende, zonder tglas ende reliquie, 2 marc 4 oncen 17 inghelscen en half’Ga naar voetnoot(5).
| |
5.
Stichting van de tweede kapelanie
30 januari 1443
Stichtingsoorkonde, uitgaande van de deken, magister in artibus et medecina, Roland Scriptoris. Betreft een nieuwe kapelanie (cappellania perpetua de gremio chori) gesticht onder dezelfde voorwaarden - er wordt uitdrukkelijk gerefereerd naar de kapelanie van 1434, ook voor wat de bedienaar betreft - als de eerste stichting van Van der Paele.
Er komt één nieuwe stipulatie in voor, in verband met het besprenkelen van het graf van broer Judocus, o.m. voorbereid door de pitancie uit 1440.
Wat echter het beschikbare kapitaal betreft, dit keer is het wel afkomstig uit onroerende goederen, die Van der Paele wellicht met opzet hiervoor had aangekocht: immers de som werd voorafgaand vastgelegd op een jaarlijks bedrag voor de kapelaan van 4£ gr. en 7£ 10 sch. gr. voor de obediëntieGa naar voetnoot(6).
- Twee originele exemplaren aanwezig, afgeleverd door de notarius, secretaris van het kapittel W. Juvenis; zegels bewaard.
| |
6.
Inventaris van de paramenten der kapelanie
1434/1443
De volgende inventaris kan zowel deze van de kapelanie uit 1434 als deze van 1443 zijn, daar ook bij de tweede stichting de noodzakelijke ornamenta werden beloofd. (Vertaald uit het oorspronkelijk latijn).
‘Inventaris van de ornamenta door magister Georgius vander Paele geschonken aan de door hem opgerichte kapelanie, in het schip van de Sint-Donaaskerk, aan het altaar van de heiligen Petrus en Paulus.
| |
| |
Vooreerst een altaarsteen of draagbaar stenen altaar.
Vervolgens twee paar altaardwalen.
Een zilveren vergulde kelk, met het wapen van mag. Georgius, met een vergulde pateen en een klein verguld lepeltje, beide uit zilver, met bijhorend zakje.
Twee zilveren ampullen, met een houder uit leder.
Twee corporalia met houder.
Twee alben, twee amicten, twee stola's, twee manipels, twee singels, en twee kazuifels, één rood en een ander zwart van kleur, beide uit zijde, met daarop het wapenschild van mag. Georgius.
Twee paar gordijnen, één uit zwarte en rode zijde, een ander uit witte en rode saai.
Twee antipendia, één uit rode en zwarte zijden stof, zoals de gordijnen, een ander uit witte en rode saai, zoals de gordijnen.
Twee kleine metalen kandelaars.
Een kistGa naar voetnoot(8) om alle bovenvernoemde paramenten op te bergen’.
| |
| |
Uit een overzicht van beide fundaties blijkt nog het volgende.
De fundatie van 1434 voorziet drie missen in de week maandag, woensdag en vrijdag; deze van 1443 voorziet vier wekelijkse missen: zondag, dinsdag, donderdag en zaterdag. Blijkbaar zijn de boven beschreven paramenten dienstig voor de beide kapelanieën, met twee kleuren, gezien de missen op maandag en vrijdag requiem-missen waren. Bovendien heeft Vander Paele zich door zijn tweede fundatie de verzekering verschaft dat elke dag op zijn graf zal worden gesprenkeld, en dat elke dag van de week een mis voor hem en zijn familieleden zal worden opgedragen. Vandaar wellicht het opschrift op het grafpaneel, daar vanaf 1443 een dagelijkse mis wordt gecelebreerd.
Nergens hebben wij echter, ook niet in deze nieuwe archiefteksten, één woord gehoord over het geschilderde grafpaneel zelf. De tabula lapidea uit de inventaris is gewoon een altaarsteen, die op een vast onderstel werd gelegd. Zou de roem van Van Eyck dan blijkbaar pas in de XVIe eeuw zijn ontstaan? Het epiteton sollempnissimus pictor uit de kapittelakten 1438-1454 (f. 80) slaat wellicht op zijn hoffunctie.
Jammer genoeg blijft én de inventaris van het sterfhuis van Vander Paele en zijn testament zelf zoek. Uit de kapittel-akten van Sint-Donaas echter blijkt dat als testamentuitvoerders optraden de leden van het kapittel: Guillielmus de Niepa, Anthonius de Zwanenarde en Willem Juvenis (K.A. 1438-1454, fol. 198; 1447) en dat bij de verkoop in het sterfhuis (vendicio utensilium) G. de Niepa publiek verdacht werd gemaakt van onregelmatigheden (fol. 109). Overigens blijkt ook (f. 185v) dat, spijt de goede wil van Vander Paele, de inkomsten van de onroerende goederen in 1447 bvb. niet toereikend waren om de beloofde uitdelingen van gelden, bepaald door de tweede stichting, te verrichten.
A. Dewitte
|
-
voetnoot(1)
- M. English, De Madonna van kanunnik van der Pale, Biekorf LVIII (1957), p. 73-78. - A. Viaene, Het grafpaneel van kanunnik van der Paele, Biekorf LXVI (1965), p. 254-257.
-
voetnoot(2)
- J. Weale, Inventaires du trésor de la collégiale de Saint-Donatien à Bruges 1347-1539, in Le Beffroi II (1864), p. 28-29.
-
voetnoot(3)
- Dit privilege (o.m. bekend uit een overschrijving van Vander Paele zelf in Cart. Hb., fol. 137-237v) was een reactie op de vraag van het kapittel gericht aan Rome om de bedienaren niet meer willekeurig te benoemen doch de aanduiding aan het St.-Donaaskapittel zelf over te laten om bekwame priesters te kunnen aanstellen ‘qui a juventute didiscerunt, presertim cum officium tam diurnum quam nocturnum... absque libris pro magna parte consuevit decantari...’ De bulle waarbij dit benoemingsrecht aan Sint-Donaas wordt overgelaten gaat uit van Johannes XXIII (Rome apud S. Petrum quinto kal. Junii, Pontificatus nostri anno secundo [= 27 mei 1411]). - Het zou belangrijk zijn dit privilege van het Brugse grafelijke kapittel in een breder geheel te kunnen plaatsen, eventueel op te zoeken of hier zowel het ambt van priester-bedienaar van de kapelanie, als van zanger wordt bedoeld; alsook de talrijke kapelanieën die in Sint-Donaas tot in de XVIe eeuw worden gesticht - het betreft immers een modeverschijnsel uit de XIle eeuw, - in het breder verband van de Nederlandse spiritualiteit te plaatsen. - Zie over de procedure betr. de 15e-eeuwse capellania collativa in het bisdom Doornik: P. Declerck, De Middeleeuwse kapelanij in het bisdom Doornik, Album A. Viaene, Brugge 1970, p. 133-142.
-
voetnoot(5)
- A.C. De Schrevel, Comment disparut le trésor de la cathédrale de St.-Donatien à Bruges en 1578-79, in Emulatie Brugge LIX (1909), p. 326 en 332.
-
voetnoot(6)
- K.A. 1438-1454, fol. 57[, 8 mei 1441. - De missen van deze tweede stichting dienen gelezen te worden op zondag, dinsdag, donderdag en zaterdag, naar de aanduiding van Vander Paele zelf.
-
voetnoot(7)
- Deze handtekening komt voor onder een transcriptie (van de hand van kan. van der Paele) van een indult van paus Johannes XXIII, gericht aan de abten van St.-Andries (Brugge) en Saint-Omer, met betrekking tot de ‘officia perpetua’ aan de Brugse St.-Donaaskerk. Datum van het indult: Rome 12 juni 1411. - Cartularium Sint-Donaas, Staats- und Universitätsbibliothek Hamburg, Theol. 1115 a, fol. 140. Ook op fol. 137v, 138 en 139 komt die handtekening voor; zie blz. 17 het door ons besproken indult van 11 mei 1411.
-
voetnoot(8)
- Deze kist (cista) wordt overigens vermeld in een inventaris uit 1462, Archief Bisdom, A. 103, fol. 2: ‘Item in eadem capella sunt ornamenta altaris sanctorum apostolorum Petri et Pauli in quodam scrinio per magistrum Georgium de Pala data’. Gepubliceerd bij A. Derolez, Corpus Catalogorum Belgii. Dl. I, Provincie West-Vlaanderen, Brussel, 1966, p. 54.
|