Biekorf. Jaargang 70
(1969)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 361]
| |
Schepen op Oost-Indie voor de stichting der Oostendse Compagnie
| |
[pagina 362]
| |
schappelijke stukken een spoor vinden van Oostendse maritieme bedrijvigheden. Eerst in januari 1721 treffen we de namen van de Ierse Recollet pater O' Caenen voor zijn tweede reis naar IndiëGa naar voetnoot(6). Het schijnt hier wel om een andere scheepsaalmoezenier te gaan dan de in december 1722 vernoemde Augustijnerpater O' Canen die met de Carolus VI naar Indië vertrok. Een laatste jurisdictieverlening vóór de oprichting van de Oostendse Compagnie dateert van 16 december 1721. Op die dag wordt aan niet minder dan zes Jezuïeten ineens, alle uit de Rijnse en Beierse kloosterprovincie, toelating verleend om op de Diana godsdienstige zorg uit te oefenen bij de bemanningGa naar voetnoot(7). Het waren Florentius Consbruck, Sernardus Smits, Antonius Friol, Franciscus Khuen, Franciscus Xaverius Urfarer en Victor Walter. Bij dit alles en ook de reeds vroeger gepubliceerde lijst der aalmoezeniers ter zeeGa naar voetnoot(8) blijkt duidelijk dat onze lokale seculiere en reguliere clerus geen al te hoge belangtelling koesterde voor het apostolaat ter zee. Jozef Geldhof |
|