Zeker ander klein gebouwtje
Zo noemt Hildebrand de W.C. in ‘De Familie Stastok’ en daarmee wil ik inhaken op de geopperde veronderstelling van K. de Busschere in Biekorf LXX (1969), blz. 282 n.a.v. het woord vertrek. K.d.B. vraagt er zich af of deze term geen geval van afslijting is en of er geen verband bestaat met drek, waaruit hypotetisch verdrek, vertrek??? Deze voorzichtige hypotese (met drie vraagtekens) meen ik heel stellig te mogen afwijzen. Vertrek is een van de talrijke voorbeelden van eufemistische naamgeving van de W.C. Er zijn trouwens heel weinig woorden die de echte funktie van dat onontbeerlijk lokaaltje aangeven, ik noem de - precies daardoor triviale - woorden kakhuis en schijthuis, die ook scheldwoorden geworden zijn voor een bangerik of een lafaard. Nu valt het wel op, dat de meeste namen van de W.C. gewoon woorden zijn die een kamer, een lokaal aanduiden. Een vertrek is nl. een woonruimte, een kamer, een plaats waar men zich terugtrekt. Er wordt toch wel 's gesproken van ‘de vertrekken van het paleis’. Ik vind het woord vertrek bovendien geen afstervend woord; het is althans in het Kortrijks springlevend. Andere namen zijn huisje of gemakhuisje, terwijl het privékarakter ervan beter blijkt uit privaathuisje; een werkwoordelijke uitdrukking is op het huisje gaan. Dat privaathuisje heet ook kortweg het privaat. Gezel1le gebruikte het woord zelf in zijn leuk gedicht ‘Een witte schorte en binders’ op het Kuurnse kindermeisje:
Heur moeder doet de koeien,
heur vader 't kooren groeien;
heur een' broêre is soldaat,
en de andere ruimt privaat.
Eveneens voor gemakhuisje is er de kortere vorm gemak. Franck-Van Wijk ziet de volgende betekenisevolutie: ‘rust en vrede, kalmte, verzorging, behaaglijkheid, genoegen, plaats die voor het gemak dient, plaats waar men 't zich makkelijk maakt’. In het Duits heeft het woord Gemach nog de algemene betekenis ‘kamer, ruimte, vertrek’. Vandaar ‘sich in seine Gemächer zurückziehen; die Gemächer des Palastes (de vertrekken van het paleis)’. Ook kabinet is tenslotte de naam van een kamer, een klein afgezonderd vertrek, een schrijf- of studeerkamertje. Het is het partikulier vertrek van een vorst, een minister. Zo spreken we van ‘het kabinet van de koning, van de eerste minister’. Het is zelfs vaak synoniem met regering, als we van de kabinetsformateur spreken. Het Frans kent het ‘cabinet de curiosités’ (rariteitenkamer) en we spreken ook van het prentenkabinet. Dit partikulier vertrekje met de zo partikuliere bestemming werd daarom eufemistisch ook