Biekorf. Jaargang 70
(1969)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
's GravenbrakelI swaer, ‘tis better to be much abused Op een heten zomerdag, zes jaar geleden, kwam ik bij toeval en per abuis te 's Gravenbrakel aan. Te Landen stap ik op de trein van Luik over Brussel naar Oostende. Sichten het bestaan van de Noord-Zuid-verbinding reden alle treins van Luik om het uur door tot aan de zee, zonder overstappen, maar nu vijf-zes jaar geleden waren ze de Vlaams-Waalse verhoudingen aan 't uitvinden, zodat de Walen kloegen dat alle grote express-treins 't Vlaamse land bedienden en er te weinig reden van Luik naar 't westergat in de Walen tot Bergen en Doornik. Zo ik zit op de trein om naar Brugge te rijden. Na 't bekijken van de landouwen in het Demerland, neem ik een boekje en lees wat tot verpozing. Wij stoppen in Leuven en drie keers in Brussel: Noord- Centraal en Zuid en we rijden verder 't Westen in. Na een letje zie ik fabriekschouwen, cementfabrieken en gasketels die 'k vroeger nooit 'n zag van Brussel naar de Vlaanders, en 'k zeg, ik zit op een verkeerde trein ofwel doet hij een ommeweg bij een spoorongeval, en 'k leze voort in mijn boekje. Het boeide mij maar ik 'n kon niet laten van door 't venster te kijken en wat zie ik, links van de baan? De toren van de Onze Lieve Vrouw-baziliek van Halle en wij bolden daar voorbij zonder stoppen. 'k Verschoot mij bijkans dood. Toen wist ik dat ik op een verkeerde karre zat en 'k zeg tot mijn troost: laat bollen dat bolt en op Gods genade. De trein stopt en 'k zie waar we zijn: Braine-le-Comte in witte letters op blauw veld. Ik stap uit met een toeveel andere mensen uit andere wagens en 'k vraag mij af: hoe trek ik hier mijn plan? Aan de uitgang stond veel volk waarvan sommigte beteuterd keken en mij zeiden dat ze misreden waren. 'k Vraag bescheed aan een ijzerenweggast maar hij 'n verstond geen Vlaams en hij verwees mij naar een andere statieman: die is van Edingen, zegt hij, en hij zal U verstaan. De statie-overste komt af met een boekje ter hand. Ik vraag hem hoelang ik moet wachten om weer te keren. ‘Twee uren’, zegt hij en hij scheurt een bladje uit zijn boek met opschrift in 't Frans: ‘verdwaalde reiziger’. Gratis-terugreis Brussel. Het uurrooster is al drie dagen veranderd, zei hij nog en, ge zijt niet alleen want er staan hier nog een dozijn andere verdoolden. Ik mag uit het statie-gebouw en kom op een groot plein. | |
[pagina 168]
| |
't Is warm en ik zoek een plek in de schaduw. Wat zou je zeggen van een pot zwarte koffie? Dat scherpt de zinnen en verkwikt het herte. Het groot plezier van 't reizen is 't ontdekken van het onbekende en 't is beter geheel misleid te worden dan iets er van te weten. Ik kijk rond en vlak vóór de statie een hele reke herbergen en eethuizen. 'k Peinze, 'k ga mij daar het beste uitstekken en stap binnen in de Taverne Royale de Charleroi. 'k Peinze 't zijn wel Walen maar 't is koninklijk en dat 'n kan daar zo slecht niet zijn. En inderdaad, een trap in marmer en de muren bezet in eikenhout.
Twee vrouwen zitten op de muurbank met lederen kussens vlak tegenover mij. D' een is de bazin en d'andere vriendin en klant. Ze slurpen een koffie en de klant heeft naast haar tasje een glaasje cognac staan, een ‘biechtstoel’ zeggen de boeren in NormandiëGa naar voetnoot(1). De bazin duwt op een knop en belt de kellner in d'eetzale die zijn rekeninge zat te maken in de kamer daarneffens. Hij geeft zijn ontvangen geld af en komt bij mij. 'k Zeg in mijn eigen dat zijn hier ingeweken Vlamingen en ze steken uit in de Koninklijke Taveern van Charleroi voor de klandizie. En 'k bestel een koffie. De baas komt uit de keuken met zijn koksmuts op en zegt iets tegen zijn vrouw in 't Vlaams. Ze zijn uit de Vlaanders niet want ze spreken een soort Brabants, gelijk te Brussel en te Halle. De kellner zet mij de koffie voor: asjebelieft, mijnheer. 'k Spreek hem aan en zeg: jonkman waar zit ik hier? In Braine-le-Comte of in 's Gravenbrakel? In alle twee, mijnheer, in Braine-le-Comte en in Brakel. 't Is 't zelfde. 'k Zeg hem 't is hier allemaal Vlaams en dat ligt in Henegouwen. - 't Is waar, mijnheer, van buiten is alles Frans maar binnen den huize, ga maar effen op, 't is Vlaams, bij de mensen van de streek wel te verstaan. 'k Drink een slokje koffie en 'k begin te dubben. Dat is hier gelijk te Moeskroen en te Komen-ten-Brielen die ze ook bij Henegouwen hebben gesmeten en waar al de mensen die 'k daar kenne zo Vlaams zijn of hier in 's Gravenbrakel Ik 'n kon er in 't begin geen rechte kant aan krijgen maar 'k wierd het gauw gewaar: we zaten op een verschoven taalgrens. Wie zou dat nu kunnen geloven? 'k Was blij dat 'k mij misreden had en hier in Brakel verzeild. 'k Was bezig met entwat te leren. | |
[pagina 169]
| |
De koffie was eerste klasse en de mensen vriendelijk en ik had nieuwe aardrijkskunde geleerd. Wat hebben ze ons op schole toch allemaal wijs gemaakt?
'k Betale, stappe tewege op en daar komt een jong koppel op 't plankier. De vrouw stoot een kinderwagentje. Roept ze niet, zo waar of dat ik daar zat: 't Is heet vandaag, en ze bleef staan vóór 't openstaande venster van het terras en de bazin staat op en vraagt: Hoe is 't met 't kindje? Het lag is de wagen te spartelen met zijn pikkeltjes omhooge. - 't Is aan 't groeien, zei de baas, kijk zijn benen hangen al uit! 'k Zeg allemaal goendag, stap het af en zette mijn hoedje een beetje scheef om der wille van de brandende zonne. Wel, wel, in Brakel is alles Vlaams van binnen en Frans van buiten, zei de jonkman. 'k Wandelde naar de trein en keerde weer al over Klabbeek en Tubeke waar ze bij 't opkomen van de fabrieken begonnen te verfransen. Ze herrebekken daarover genoeg. Ze palmen in en 't zijn de stoutste wezels die d' eiers zuipen. G.P. Baert |
|