1540, St.-Janshospitaal Brugge). Oudste vermelding bij Lindemans (II 71): ‘een picke metten haeck’ te Kester (West-Brabant) in 1556.
PISGRAVE. - Officiële ruimer van vuilnis; meester-straatveger (in de steden); ook: opzichter van openbare reiniging. In 1581 betaalt het kerkbestuur van de hervormde kerk te Ieper ‘anden pisgrave deser stede de somme van 5 s. gr. van dat hy met syn wyf schoongemaect ende gewasschen hadde de berichtcamere opde halle om myn heeren... te besoignieren’. (De Schrevel, Protestantisme Ypres 188). Andere mnl. benamingen voor soortgelijk ambt: muergrave (Waasten), muerhere, deken van de muerderaers (Brugge), moorkinderen (Gent), moermeyer (Brussel, Ninove), slijcmeyer, moesmeyer, mosemeyer (Antwerpen), moddermeester (N.-Brabant). - Andere samenstellingen met ‘grave’ (= ambtenaar, toezichter) zijn o.m. dijcgrave, watergrave, walgrave, weidegrave, houtgrave, voortlevend in de enkelvoudige fna. De Grave (= ambtenaar, toezichter).
ROUPEN. - In de heraldiek. Gezegd wanneer een wapenkreet, de ‘cri’, aan het wapen is toegevoegd. In de oude Minderbroederskerk te Oudenaarde lag begraven onder een zerk ‘met lijsten ende figuren’ de in 1482 (of 1452) overleden ridder ‘Bernaert van Maercke, heere van Wevelghem’. De wapenheraut noteert ca. 1550 dat die zerk ‘roupt: Limbourch’. (Bethune, Epitaphes 121). Dit betekent dat de ‘roup’ van die ridder aan het wapen op zijn grafzerk was toegevoegd. Cornelis Gailliard heeft weinig wapenkreten in zijn beschrijving van 1550 opgenomen. Te Eke op de Schelde zag hij het graf van ridder Antheunes van Mortaingne († 1520) en zijn vrouw, en besluit de beschrijving ervan met de nota: ‘Haerlieder roup: Tournaij Tournaij’. (Bethune, Epitaphes 163). - De wapenkreet werd meestal boven het helmteken geplaatst in tegenstelling met de wapenspreuk onder het wapen.
WYNROUPER. - Omroeper belast met het uitroepen op straat, wanneer in wijnhuis of taveerne een nieuw vat wijn was opengestoken; syn. van wynsegger. De kerkmeester van St-Jakobs te Brugge ontvangt in 1500 een bedrag van 6 gr. voor het graf ‘van een wynrouperskind’. (Kerkrekening, Reg. I f. 84v). De wijnroeper was in 1360-70 in functie te Gent en te Sint-Truiden; ook Parijs had zijn ‘crieres de vin’. Zie Gailliard, KvHaz. V 272 434 en MnlW s.v. wijnroeper, wijnsegger.
WYNSBADEN. - Wiesbaden (in Hessen; de bekende badplaats). Op de inkomst van keizer Frederik te Trier in 1473 waren o.m. aanwezig ‘twee sonen des graven van Nassauwen ende van Wijnsbaden’. (Exc. Cronike, ed. 1531, f. 167v). Wiesbaden behoorde aan de graaf van Nassau; vandaar het bronzen standbeeld van Willem van Nassau, prins van Oranje (de Zwijger), bij het kasteel in het huidige Wiesbaden.
VERPECKENE. - Met pek besmeren. Voor het hof van Schoeringe te Zuienkerke wordt in 1540 een som van 8 lb. par. uitgegeven voor de herstelling van een schip ‘met verpeckene tsamen met wynden ten Cattegaete ende te overdraghen’. (Rek. St.-Janshospitaal 1540 n. pag.). Vgl. MnlW s.v. verpeken.
VENDUWE. - Koopdag, openbare verkoping inz. van meubilaire goederen; zie Biekorf 1962, 319. De term, zeer verspreid in de Leiestreek, was in de 16e eeuw ook in het Brugse bekend. In de rekening van het hof van Schoeringe te Zuienkerke wordt op 10 nov. 1540 door de meester ingeschreven: ‘Ghecocht ende betaelt int sterfhuus of inde venduwe vanden costre van Zuwenkerke voor een vaerwe coe, 22-16-0 par.’. (Rek. St.-Janshospitaal 1540 n. pag.).
a.v.