Biekorf. Jaargang 68
(1967)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 341]
| |
Dam-toponymen te Aalter en te EekloDe dam-toponymen zijn zeer verspreid in het Nederlandse taalgebied. Bijna in elk dorp of stad treft men ze aan. In sommige gevallen is een dergelijk toponym de naam van de gemeente geworden. Markante voorbeelden daarvan zijn de Nederlandse steden Amsterdam en Rotterdam. Dichter bij ons denken we onmiddellijk aan het Zwinstadje Damme. Ook in Aalter en Eeklo vinden we enkele plaatsnamen waarin het toponym ‘dam’ voorkomt. In deze korte bijdrage willen we het ontstaan en de ligging van enkele dam-toponymen in beide gemeenten wat nader bekijken. Volgens Dr. Gijsseling betekent de plaatsnaam ‘dam’ een verhoogde weg door een moerassig of laaggelegen terreinGa naar voetnoot(1). De dammen die we te Eeklo en te Aalter aantreffen beantwoorden zeer goed aan deze omschrijving, want ze lopen allen door laag gelegen meersgronden. | |
Te EekloDe stad Eeklo is ontstaan langsheen de Antwerpse heerweg die het Eekloos grondgebied in twee stukken deelt. Deze heerweg ligt op een zandige hoogterug op 10 meter boven de zeespiegel. Ten Noorden en ten Zuiden bevinden zich twee lager gelegen gebieden die zachtjes afhellen naar de (Noord)moerstraat en de Zuidmoerstraat De dam-toponymen te Eeklo zijn gelokaliseerd in de Noordmoer en de Zuidmoer. In het Noordelijk gedeelte van Eeklo, op de wijk Balgerhoeke ligt de Maroyendam, die dwars door de Boterhoekmeersen loopt. De oudste vermelding dateert van 1264Ga naar voetnoot(2) maar hij is waarschijnlijk in de eerste helft van de 13de eeuw aangelegd, want Maroye, naar wie de dam genoemd is, komt voor in oorkonden van 1217Ga naar voetnoot(3) en van 1240Ga naar voetnoot(4). Ze was een bloedverwante van gravin Johanna van Constantinopel. In deze omgeving nemen we ook de eerste sporen waar van ontginning op Eekloos grondgebied. Johannes Binnem en zijn vrouw Avesoete verkopen hun hoeve met aanhorigheden en een bunder meers te Hilleth aan de abdij van Sint AndriesGa naar voetnoot(5). Het Hilletstraatje | |
[pagina 342]
| |
loopt uit op de Maroyendam, terwijl de hoeve van Sint Andries aan het begin van de Maroyendam ligt. Ook uit andere teksten blijkt nog dat de gronden en meersen in die omgeving in gebruik zijn genomen. Deze dam blijkt dus het uitgangspunt te zijn voor het in kultuur brengen van de gronden in dit gedeelte van Eeklo. Een tweede dam is aangelegd geworden door het Sint Janshospitaal uit Brugge dwars door hun woestinen en moeren die het in de jaren 1242-1250 te Eeklo aangekocht heeft. In het renteboek van het Sint Janshospitaal van ± 1300 wordt die dam (nu Sint Jansdreef genoemd) verschillende keren vermeldGa naar voetnoot(6). Die dam loopt parallel aan de Maroyendam door het lage gebied van de Noordmoerwatergang. Het gebied aan beide kanten van de dam zal geleidelijk aan in landbouwland herschapen worden. In 1300 was bijna de helft van hun 307 gemeten, die het hospitaal rond het goed Ten Moere bezat, bezaaid met rogge (48 g.) en haver (95 g.). De resterende 164 gemet waren nog weide en woestineGa naar voetnoot(7). In het Zuidelijk gedeelte van Eeklo in het grensgebied met Oostwinkel en Adegem ligt de Veldekensdam. Die plaatsnaam komt reeds voor in een oorkonde van 1237Ga naar voetnoot(8). De weg van Eeklo naar Ursel loopt over de Veldekensdam door het oude moergebied tussen Eeklo en de Kruiput op Adegem. Ook daar zitten we in een laag gebied doorsneden door talrijke waterlopen. De Lieve stroomde dwars door de wijk Veldekens en niet ver vandaan mondde het Eekloos Leyken in de Lieve uit. De stad Eeklo had vaak last van het water van de Lieve die de omgeving van de Zuidmoer overstroomdeGa naar voetnoot(9). Ook hier stellen we een zekere ontginningsactiviteit rond die dam vast. Het Sint Janshospitaal had reeds van gravin Johanna van Constantinopel 10 bunder moer in de Zuidmoer gekregenGa naar voetnoot(10). Later richt hetzelfde hospitaal een hoeve langsheen de Veldekensdam op nl. het goed Altena dat vanaf 1315 in de rekeningen voor- | |
[pagina 343]
| |
komtGa naar voetnoot(11). In 1274 verkoopt gravin Margareta van Constantinopel 253 bunder moer gelegen ‘entre le Zoutewest (= Zoutweg) et le Moiekin et dautre part entre le vile de Westeclo et le Lieve, ke cil de Gant fisent fouwir, ki va a Velkindam’Ga naar voetnoot(12). In de grafelijke rekening van 1296 komen er ‘contes dou waste pasturage entre Veldekindam et Loes’ voorGa naar voetnoot(13). Het ontstaan van die drie dammen kunnen we dus in de eerste helft van de dertiende eeuw plaatsen. Hun aanleg betekende de eerste stap tot het ontginnen van de omliggende lage gronden en meersen en ook soms het uitbaten van de moeren. | |
Te AalterRond 1200 komen de heren van de Woestijne in het bezit van hun leen te Aalter. Het foncier lag ten Noorden van het huidige kanaal Gent-Brugge. Door hun toedoen zal het gedeelte van Aalter boven het kanaal ontgonnen worden. Op de grens met Ursel en Knesselare treffen we twee dam-taponymen aan. De grensscheiding tussen Aalter en Ursel wordt gevormd door de Heerstraat die ook wel Langedamstraat genoemd werd. Die grens werd reeds in 1242 door bisschop Walter van Marvis afgebakend zodat we mogen aannemen dat die Langedamstraat er toen reeds lag vermits dat die als grens fungeert. Die Langedamstraat loopt door het lage gebied tussen Ursel en Aalter evenwijdig met kanaal Gent-Brugge, dat gegraven is in de bedding van de Kale. In het renteboek van de heer van het land van de Woestijne van 1577 vinden we verschillende renten die op meersen of weiden bij de Langedamstraat bezet zijnGa naar voetnoot(14) . Ook hier schijnt de dam het uitgangspunt te zijn voor het in gebruik nemen van het omliggend meersgebied. Dichtbij de grens met Knesselare komen de toponymen Pietmeers, Pietakker en Pietdam voor. In 1247 stemt de heer van de Woestijne in met de verkoop van een tiende op land dat in de Pietakker gelegen isGa naar voetnoot(15). Deze Pietakker paalde aan de PietdamGa naar voetnoot(16), zodat we kunnen aannemen dat die dam reeds bestond in het begin van de dertiende eeuw. Ook hier gaan | |
[pagina 344]
| |
de aanleg van dam en het ontstaan van een akker samen. De Pietdam, nu Pietstraat genoemd, loopt door het lage gebied rond de Holbeek. | |
Dammen als ontginningskernenOnze vijf bestudeerde dammen vertonen enkele gemeenschappelijke kenmerken. Een eerste kenmerk is het feit dat ze zijn aangelegd door laag gelegen gronden of door meersgronden in de loop van de eerste helft van de dertiende eeuw. Als tweede kenmerk stippen we aan dat rond die dammen een grote ontginningsactiviteit is waar te nemen. Kennelijk zijn ze dus juist met het oog op ontginning aangelegd. De aanleg van een dam is de eerste stap tot het in gebruik nemen van moerassig terrein. In Aalter waren de hoger gelegen zandgronden reeds in de vorige eeuwen in landbouwgrond herschapen. Het voorkomen van talrijke kouter-toponymen in Aalter-dorp wijst erop dat die zandgronden tijdens de vroege Middeleeuwen ontgonnen zijnGa naar voetnoot(17). In Eeklo zijn geen hoger gelegen zandgronden aanwezig, behalve een smalle strook waarop de Antwerpse heerweg liep. Eeklo is trouwens slechts in de loop van de eerste helft van de dertiende eeuw ontstaan, terwijl Aalter reeds in de tiende eeuw vermeld wordt. We besluiten dan ook dat de aanleg van de dammen in beide onderzochte gemeenten moet gezien worden in verband met het ontginnen van marginale gronden. De beter gelegen zandgronden waren reeds tijdens de vorige eeuwen akkerland geworden, zodat men noodgedwongen in het begin van de dertiende eeuw de meersgronden en andere marginale gronden in gebruik gaat nemen. Het ware interessant na te gaan of dit besluit ook geldig is voor andere gemeenten in Vlaanderen. l. stockman |
|