Biekorf. Jaargang 68
(1967)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |||||||
[Nummer 11]Bij een vijfhonderste verjaring
| |||||||
[pagina 322]
| |||||||
Gezondheidstoestand van de hertogDe ‘kunsthistorische’ ziekte van de hertog, door sommige auteurs gesteld op 1460, is onzeker. Die ziekte zou namelijk de ‘pruik’ uitleggen (en dateren!) die de hertog op een reeks portretten draagt of schijnt te dragen. De Bourgondische memorialist Olivier de la Marche gewaagt van een ziekte van Filips waarbij de artsen het gladscheren van het hoofd hadden voorgeschreven; daarop zou de kaalgeschoren hertog een kortgeknipte pruik hebben gedragen en, voor zijn entourage, zou zijn voorbeeld ‘mode’ geworden zijn. De kroniektekst zelf en de interpretatie ervan in verband met de datering van de portretten is echter zeer problematischGa naar voetnoot(1). Zakelijke en betrouwbare gegevens tot het samenstellen van de medische fiche van de verouderende hertog zijn de volgende. Het bekende sterke gestel van Filips blijkt vanaf 1462 enigermate te zijn aangetast. Gedurende vijf jaren maakt hij telkens slechte winters door, zoals blijkt uit het dagboek van de Bourgondische hofmeesters. Maandenlang duurt dan telkens de ziekte, die een longaandoening schijnt te zijn; in 1462 in Brussel sleepte de ziekte aan van nieuwjaar tot in juli. Eén uitzondering brengt de winter 1463-1464 die Filips te Brugge doorbrengt naar aanleiding van de vergadering der Staten en het uitreden van een kruisvloot te Sluis: op die maanden noteren de hofmeesters geen ongesteldheidGa naar voetnoot(2). De laatste winter had hem in januari-februari 1467, in zijn paleis te Rijsel weer met ziekte - de oude kwaal? - overvallen. Zijn zoon (en luitenant-generaal) Karel kwam hem daar op 24 februari bezoeken. Hersteld doch verzwakt aanvaardde Filips begin maart de reis naar Brugge waar hij, samen met zijn zoon een aantal ambassades en woordvoerders uit de provinciale Staten zou ontvangen. Die reis Rijsel-Brugge, per trekschuit (barge) op Deule, Leie en Lieve, duurde vier dagen. De hertog scheepte in te Rijsel op 2 maart en vaarde met zijn gevolg over Dulzemonde, Wervik, Menen, Kortrijk, Deinze, Gent en dan over de binnenvaarten naar Damme en BruggeGa naar voetnoot(3). | |||||||
[pagina 323]
| |||||||
Die vaart op Vlaamse rivieren is de laatste reis geworden van de Grote Hertog. Te Brugge was alles in gereedheid gebracht. Op 5 maart kwam de hertog aan bij de Dampoort waar de schepenen van de stad de attentie hadden gehad ‘te makene eenen steeghere ende een montoor van haute omme mynen voorseiden heere [de hertog] ute zinen scepe te commene’Ga naar voetnoot(4).
Uit het feit dat de hertog de dood heeft ontmoet in het Prinsenhof te Brugge moet de betekenis van dit Prinsenhof als residentie van de (bijna vijftig jaar regerende) hertog niet worden overschat. De vraag welke (relatieve) plaats Brugge onder de residenties van Filips heeft ingenomen, willen we hier dan ook niet uit de weg gaan. | |||||||
Residentie PrinsenhofGedurende zijn zeven laatste levensjaren was hertog Filips inzake residentie exclusief ‘nederlands’ geworden. Zijn stamland Bourgondië en zijn hoofdstad Dijon heeft hij, na 1455, niet meer teruggezien. De Lage Landen heeft hij alleen nog éénmaal verlaten gedurende een paar maanden om een familiale en feodale plicht te gaan vervullen: om namelijk in 1461 te Reims de kroning (15 aug.) en te Parijs de blijde inkomst van Lodewijk XI bij te wonen. De lievelingsresidentie van de ‘huiszittend’ geworden hertog was Brussel. Daar had hij zelf het paleis op de Koudenberg met park en warande vergroot en uitgebouwd; ook op het nabijgelegen kasteel van St.-Joost-ten-Node hield hij gaarne recepties. Van zijn vijf laatste levensjaren brengt hij er in totaal drie te Brussel door; gedurende de jaren 1462 en 1465 heeft hij zijn Brabantse hoofdstad feitelijk niet verlaten. Op de tweede plaats komt het duo Hesdin-Rijsel: Hesdin, zijn Artesisch kasteel-en-park op de Canche, en Rijsel, de stad van zijn Rekenkamer en van de Gouden Fazant, waar de hertog vanaf 1463 gaarne verbleef in het nieuw ingerichte Palais Rihour. Op het totaal van 65 maanden (1462-67) zijn er 14 op Hesdin-Rijsel ingeschreven. Als residentie komt Brugge in die jaren 1462-1467 op de derde plaats, met een goede elf maanden. De hertog verblijft in het Brugse Prinsenhof:
| |||||||
[pagina 324]
| |||||||
Het zijn feitelijk de politieke onderhandelingen van de hertog met gezanten en grote heren uit binnen- en buitenlandGa naar voetnoot(5) die hem, na jarenlange afwezigheid, in 1467 naar de meest kosmopolitische en funktioneel best gelegen stad van zijn Lage Landen hadden teruggebracht. Voor medische verzorging was de hertog aangewezen op zijn (met hem meereizende) lijfartsen, op de medici van de tijdelijke residentiestad en desgevallend ook op befaamde medici die van elders werden bijgeroepen. | |||||||
Medische verzorgingDe hofstaat van de hertog voorzag vanaf 1437 het volgende bezoldigde medisch personeel: 1o twee dokters (physiciens) met elk 3 paarden en 2 knechten; 2o een chirurgijn (wond- en beenheler) ook met 3 paarden en 2 knechten. De chirurgijn had als helper een tweede meester met 2 paarden en 1 knechtGa naar voetnoot(6). Verscheidene befaamde artsen uit de Lage Landen worden als lijfartsen van de hertog genoemd: Hendrik van Zwolle, die de prins meermaals te Rijsel kwam bezoekenGa naar voetnoot(7); Eustache Cailleu († 1452), kanunnik en proost van St.-Pieters te RijselGa naar voetnoot(8); Jean Avantage van Etaples († 1456), had de medicijnen gestudeerd te Mantpellier en bleef, als proost van Rijsel en ook als bisschop van Amiens, de Eerste Medicijn (en raadsheer) van de hertogGa naar voetnoot(9); Jacques Desparts van Doornik († 1458), doctor in de medicijnen en kanunnik-thesaurier van het kathedrale kapittel van Doornik, tevens raadsman en ambassadeur van de hertogGa naar voetnoot(10). Al die befaamde kanunniken-medici, die de hertog jarenlang hadden bijgestaan, waren echter reeds gestorven toen Filips zijn zware ziekte in 1462 te Brussel doormaakte. | |||||||
[pagina 325]
| |||||||
Wie waren de artsen die de hertog in zijn uiterste krisis in 1467 te Brugge hebben bijgestaan? Van één enkele onder hen is de naam bekend: Roeland Scrivein (Scribanus), deken van het St.-Donaaskapittel, raadsheer en medicus van de hertogGa naar voetnoot(11). Deken Scrivein moet ook, met de andere lijfartsen, de dissectie en de balseming van het lijk hebben geleid. De kroniek gewaagt nergens van geestelijke bijstand aan de stervende. Die bijstand was echter allerminst een probleem daar een hofkapelaan aan de persoon van de hertog gehecht was, en zeker één van de dokters ook priester was, en daarenboven de bisschop van Doornik, Guillaume Filastre, kanselier van het Gulden Vlies, nooit ver van het Hof verwijderd was. | |||||||
Laatste ziekte en doodIn zijn persoonlijk appartement van het Prinsenhof, kant Moerstraat met uitzicht op het binnenhof, heeft de hertog gedurende zijn laatste weken immer voort gedeputeerden en gezanten ontvangen. De Staten van zijn provincies in Algemene Staten werkelijk bijeen te krijgen: dat was zijn droom die, meende hij, werkelijkheid aan 't worden was, toen in die vrijdagnacht van juni een fatale krisis hem kwam overvallen. Over de ziekte, de laatste uren en de dood van hertog Filips te Brugge heeft een van de aanwezige hofdienaars daags na de dood een uitvoerige brief geschreven naar de proost en schepenen van de stad Rijsel. Poly Bullant, de briefschrijver, was geboortig van Lons-le-Saunier in het Franche-Comté (Jura) en jarenlang gehecht aan de hertog als kamerdienaar. Na de dood van zijn meester is hij, in 1468, poorter van Rijsel gewordenGa naar voetnoot(12). Sedert zijn overkomst naar Brugge (5 maart) scheen de hertog zich van zijn winterkwaal goed te herstellen. Hij was opgeruimd en aktief, blijkbaar in goede konditie. Op 16 april was hij met zijn gevolg naar het Huis Cranenburg gegaan om er vanuit een venster het steekspel van de Witte Beer op de Grote Markt bij te wonenGa naar voetnoot(13). Niemand vermoedde dat dit zijn laatste openbaar optreden zou zijn... De krisis kwam heel onverwacht. Laat in de nacht van 12 juni, zo schrijft Bullant, werd de hertog plots door een felle keelontsteking aangetast. Hij dreigde in de fluimen te verstikken; de arts kwam tussen ‘met de hand in de keel’ om de zieke te ontlasten, die met een bestendige hoge koorts en aanhoudende beklemming bezwaard was. | |||||||
[pagina 326]
| |||||||
De hofmeester spreekt van een ontsteking met veel fluimen ‘vallende uit de hersenen op de keel’; de patiënt kon niet meer slikken. Twee dagen lang duurde die vrij ernstige toestand, die door de artsen nog niet als hopeloos werd beschouwd; na die krisis van 48 uren begon de doodstrijd die 12 uren aansleepte. Die beschrijving van kamerdienaar Bullant wijst, naar het oordeel van moderne geneesheren, niet op een hersenbloeding (zoals werd beweerd en herhaald), doch in de richting van een pneumonie met bijkomend akuut watergezwelGa naar voetnoot(14). De dood van de hertog is ingetreden de maandag 15 juni, te negen uur 's avonds. Eerst op die maandag, 's morgens, waren renboden uitgezonden naar de hertogin en naar erfprins Karel. Hertogin Isabella, die resideerde in het kasteel van La Motteau-Bois (Hout van Niepen) bij Hazebroek, vernam de maandagavond dat haar gemaal in stervensnood verkeerde. Met haar gevolg bereikte ze Brugge de woensdag, toen het lijk in het Prinsenhof reeds gebalsemd en gekist was. Karel verbleef te Gent sedert meer dan een maand. Hofmeesters en artsen blijken de fatale ontwikkeling van de ziekte eerst laat te hebben erkend. Feit is dat Karel eerst de maandag - toen de doodstrijd was ingetreden - uit Gent werd ontboden. Hij bereikte het Prinsenhof een paar uren voor de dood van zijn vaderGa naar voetnoot(15). Ook de bisschop van Doornik, kanselier Filastre, kwam laat, te laat zelfs. Het rouwbeklag rond het sterfbed was reeds druk aan de gang toen hij daar binnenviel en het teken gaf tot vernieuwd weeklagen. In het stadsleven was de verrassing volkomen, door niets was het volk op dàt nieuws voorbereid. De overheden hadden niet eens de gebruikelijke processie-generaal kunnen inrichten ‘omme de ghesonde van onsen gheduchten heere’, zoals ze wel hadden gedaan vijf jaar tevoren, in 1462, toen Filips zijn zware ziekte doormaakte te Brussel: niet minder dan zes processies waren toen door de straten van Brugge getrokken, en de beste predikanten uit de bedelkloosters hadden daarbij sermoenen gehouden, om de genezing van de prins te bekomenGa naar voetnoot(16). Het ontstellende nieuws werd nu in de ‘ghebotveys- | |||||||
[pagina 327]
| |||||||
tere’ van de Halle afgekondigd en ook wel door de stad uitgeklonken. Mogelijk werd die tribune met rouw behangen, zoals te Aalst waar het bekende gebiedhuis door de schepenen ‘in de rouw gestoken’ werdGa naar voetnoot(17). De kamerdienaar is nu verder, in zijn brief, ook de beste getuige voor de behandeling van het lijk, in voorbereiding tot de uitvaart die op de volgende zondag (21 juni) zou plaats vinden. | |||||||
Autopsie en balsemingHet lijk van de hertog werd op het bed gelaten, liggend tussen witte lakens, en met een zwarte muts op het hoofd, heel de nacht, en de volgende dag tot drie uur na de noen. Het gelaat bleef vriendelijk maar was uiterst bleek (‘il avoit le visage a demy riant, mais... fort apali’.) ‘Alle die werelt die wilde’ mocht de dode in het Prinsenhof gaan bekijken, en de volkstoeloop was zeer groot. (Exc. Cronike f. 130). De dinsdagavond werd het lijk ‘geanathomiseerd’, d.i. geopend voor de balseming. Merkwaardig is het relaas van de autopsie dat door onze ooggetuige, kamerdienaar Bullant, naar de schepenen van Rijsel werd overgeseind. De artsen en surgijnen onderzochten niet alleen de ingewanden en het hart, ze besloten ook de schedel te openen. Als oorzaak van de ziekte en dood veronderstelden immers de meesten onder hen een ‘apostume’ (ettergezwel) in de hersenen. De tekst van Bullant is een echt medisch bulletin van de ontleding. Toestand van de organen: de lever was zuiver en klaar; de milt, alsook een deel van de long, heel bedorven en aan stukken; het hart klein en lief, ‘le plus beau que l'on vit oncques’; twee vingers vet op de ribben getuigden dat de krachten van de hertog geenszins waren opgebruikt. Bij de opening van de schedel (‘la teste en deux pieches’) kwamen volkomen gave hersenen te voorschijn. De hypothese van een hersengezwel hield niet langer stand. Bullant schreef zijn brief de dinsdagavond. De speciale koerier vertrok 's anderendaags in de vroegte, en na de noen namen de schepenen van Rijsel kennis van bovenstaande bijzonderheden. Bij de balseming werden vorsten en prinsen meestal ‘driedelig’ behandeldGa naar voetnoot(18). Die klassieke driedelige splitsing werd op het stoffelijk overschot van de hertog toegepast. Toen Isabella van Portugal 's anderendaags in het Prinsenhof aan- | |||||||
[pagina 328]
| |||||||
kwam, vond zij er alles afgewerkt en gesloten in drie loden kisten. De grote kist, inhoudende het lichaam, bestemd voor de Kartuize van Dijon. Een kleinere kist met het ingewand, die in de St.-Donaaskerk te Brugge zou worden bijgezet. De derde loden kist met de hart-urne: de bestemming ervan moest nog door hertog Karel worden aangeduid. | |||||||
Uitvaart in de St.-DonaaskerkDe uitvaart, gehouden in de St.-Donaaskerk op zondag 21 juni, werd uiteraard een van de grootste rouwplechtigheden die in de kronijk van Brugge en in de annalen van de hertogen beschreven staanGa naar voetnoot(19). De lijkstaatsie van het Prinsenhof naar de kerk werd ingeleid door een gesloten stoet van viermaal vierhonderd mannen in zwarte tabbaarden, dragende elk een brandende toorts met het wapen van de hertog. Een van die groepen bestond uit vierhonderd leden van het hofpersoneel van de hertog; de andere groepen waren door de stadsmagistraat, de ambachten en de magistraat van het Vrije samengesteld. Aanwezig waren een dertigtal bisschoppen en abten, een aantal ridders van de Gulden Vliesorde en edellieden bij de macht, alle ‘gheslooft inden rauwe’ en brandende flambouwen dragend. De kerk zelf was geheel behangen met zwart fluweel en laken, en daarop ontelbare wapenschilden van de hertog. Indrukwekkend was de lijkkist. Over de kist, die door ridders gedragen werd, hing een baarkleed uit goudlaken, vallend tot op de grond. Op dit kleed lag een kleinere pelder, eveneens uit goudlaken, en daarop het vergulde zwaard van de hertog: zo noteerde de wapenheraut van het Gulden Vlies. Vier ridders hielden de tippen van de grote pelderGa naar voetnoot(20). Het enige legitieme kleinkind van de hertog, dochter van zijn enige legitieme zoon, de alsdan tienjarige prinses Maria van Bourgondië, was op de plechtigheid niet aanwezig. Voor meer bijzonderheden over dit vertoon mogen we hier verwijzen naar de kroniekschrijvers (Du Clercq, Exc. Cronike, en na hen Custis, De Bramante) die over de praal van de uitvaart zeer uitvoerig zijn, terwijl ze over de ziekte en dood van de prins weinig of niets weten mede te delen. | |||||||
Bijzetting en translatieDe grote hertog is, in de postume geschiedenis van zijn stoffelijk overschot een wat ingewikkeld drieledig geval. | |||||||
[pagina 329]
| |||||||
Hertog Filips de Goede
Standbeeld bij het Palais des Ducs in de hoofd- en residentiestad Dijon | |||||||
[pagina 330]
| |||||||
In de St.-Donaaskerk bleef definitief de loden ovale kist met de ingewanden. Die kist kreeg een plaats in de zuidmuur van de krypte onder het hoogaltaar. Een platte marmeren zerk werd in de koorvloer ingemetseld als ‘memorie’ boven die (derderangse) resten van de hertog. Dit alles is met de St.-Donaaskerk zelf in 1798 verdwenen. De zware kist met het lichaam werd in 1467 eveneens in de krypte onder het hoogaltaar geplaatst. Voorlopig: in afwachting van de translatie naar Dijon, die eerst zes jaar later (nieuwjaar 1474) tot uitvoering zou komen. Het hart in zijn loden urne heeft een minder heldere geschiedenis. De hart-urne werd bijgezet in de kapel van het Prinsenhof, voorlopig ook, in afwachting dat hertog Karel over de bestemming ervan zou beslissen. De nieuwe hertog had echter op zoveel fronten strijd te leveren tegen levenden dat hij weinig aandacht kon schenken aan de funeraire problemen van zijn dynastie. Algemeen wordt herhaald dat het hart van de hertog in 1473 in de kloosterkerk van de Celestijnen te Parijs werd bijgezet. Deze kerk was inderdaad een soort begrafeniskerk van de Valois, het stamhuis van de Bourgondische prinsen. Een andere versie laat het hart van Filips de Goede in 1473 de reis naar Jeruzalem ondernemen. Ook dit stemt overeen met de persoon van de hertog die heel zijn leven lang kruistochtplannen - men denke aan zijn Fazantgelofte in 1454 en de Vlaamse kruisvloot van 1464 - heeft ontworpen. Goethals-Vercruysse weet zelfs (zonder enige verwijzing) te zeggen dat twee minderbroeders uit het klooster van Kortrijk op 2 juni 1473 naar Jeruzalem zijn vertrokken met het hart van de hertog om het aldaar in de ‘heilige aarde’ te begraven, n.l. bij het Heilig Graf zelf. De Divisiekroniek (ed. 1517), die over de Bourgondiërs meestal goed ingelicht is, deelt het volgende mede over de translatie van het hart: ‘Syn hert wert gesonnen, verchyert wesende mit gout ende silver, bi den bisschop van Atrecht mit groten staet ende familie als hi begeert hadde ende wert begraven tot Jherusalem bi ons heren graft, dat convent ende broeders doterende ende begavende mit grote ghiften ende costliken gaven, want hi dye plaetse in sinen leven sere beminde ende lief hadde’. Parijs of Jerusalem? De vraag blijft open, en geen archeologisch getuige is heden voorhanden om er een antwoord op te geven. Reeds in de 18e eeuw bood die onzekerheid omtrent de bijzetting van de hart-urne aan de kanunniken van de St.-Donaaskerk een dankbare gelegenheid om de hertogelijke ingewanden-tombe in hun kathedraal te revaloriseren. Na de suppressie van het Annuntiatenklooster werd de aldaar vrijge- | |||||||
[pagina 331]
| |||||||
komen hart-urne van Margareta van Oostenrijk in 1785 overgebracht naar de St.-Donaaskerk en er geplaatst in de graftombe van bisschop Christofori nevens het ‘hart’ van hertog Filips. Vader van deze gedurfde metamorfose was de procureur-generaal Maroucx; aan het Hof te Brussel stelde hij de vlotte oplossing voor: het hart van Margareta te plaatsen nevens het ‘hart’ van haar illustere overgrootvader. De Habsburgse landvoogden keurden de translatie, die ook ‘historisch’ door bisschop Brenart werd gepatroneerd, zonder enig voorbehoud goedGa naar voetnoot(21). In de Brugse traditie is het hart van de Grote Hertog archeologisch en voor zeer korte tijd in de plaats van zijn ingewand getreden. Bij de vernieling van de kathedraal in 1798 zijn de twee bourgondisch-habsburgse hart-urnen met hun inhoud verdwenen.
Van de prachtige residenties van de hertog in de hoofdsteden van zijn Nederlandse provincies is heden weinig of niets meer overgebleven. De Bourgondische Prinsenhoven van Brussel, Gent en Brugge zijn alleen nog een naam. Hesdin werd door Karel V zo effen geveegd als Terwaan, in één en hetzelfde jaar. Alleen Rijsel heeft nog een bescheiden stuk bewaard van het Palais Rihour. En het huidige Palais des Ducs te Dijon bezit nog de mooie hoge (toeristische) toren (Tour Philippe le Bon), die de naam draagt van de hertog die hem liet bouwen. De twee eerste Bourgondische hertogen regeerden samen vijftig jaar over Vlaanderen en werden te Dijon begraven, de twee laatste brachten het samen niet verder dan vijftien jaar. Tussen de twee kunsthistorische graftomben van Dijon en die twee andere praalgraven in de O.L. Vrouwekerk te Brugge bestaat, door een onberekenbare samenloop van omstandigheden, de onbillijke leemte van de Grote Hertog die een halve eeuw het bewind heeft gevoerd en de kunsten bevorderd, en zelf geen spektakulair mausoleum heeft gekregen. a. viaene | |||||||
Bijlage
| |||||||
[pagina 332]
| |||||||
Brugge bezet de derde plaats met een totaal van 5 jaar residentie, d.i. een goed 1/10 van de regering van de hertog. Volledig negatief zijn 18 jaren, waarin de periodes 1437-1439 en 1452-1454 telkens een onderbreking van 3 jaar vertonen. Het langste stabiele verblijf ligt hier in 1463. De wat langere residentie (ca. 7 maanden) in 1449-1450 werd door talrijke verplaatsingen naar Ieper en St.-Omaars onderbroken. Een verblijf van 4 maanden ligt in 1457-1458; het andere langere verblijf te Brugge werd na 3½ maanden door de dood van de hertog afgesloten. Gent, de hoofdstad van Vlaanderen, scheen aanvankelijk geroepen te zijn om de belangrijste residentiestad van de hertog in de Nederlanden te worden. Filips verbleef, als graaf van Charolais, te Gent toen zijn vader op 10 sept. 1419 op de brug van Montereau vermoord werd. In Gent zijn feitelijk de titels van hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen op zijn persoon overgegaan. Tot in 1446 komt Filips af en toe in het Gentse Prinsenhof resideren. Met de weerbarstige gemeente ontstaat dan een breuk die in een volstrekte afwezigheid van 11 jaar (1447-1457) ligt uitgedrukt. Feitelijk is er na 1447 van residentie geen sprake meer. De hertog komt nog slechts éénmaal, in juli 1458, voor een drietal weken naar Gent. Op doorreis van Brussel naar Brugge is hij er - in 1461 en 1463 - nog tweemaal afgestapt. Tot die drie doorreizen heeft zich, gedurende de 20 laatste jaren van zijn regering, de aanwezendheid van de hertog in Gent beperkt. |
|