Biekorf. Jaargang 68
(1967)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 204]
| |
Pieter-Jan Gezelle, NapoleonistIn zijn uitvoerige biografie over zijn grote oom Guido GezelleGa naar voetnoot(1) wijdt Caesar Gezelle ook een viertal bladzijden aan Pieter-Jan Gezelle (o Heule 29.9.1791 - † Heule 27.5.1871) - vader van de vereerde meester en grootvader ook van de biograaf - en diens wedervaren als soldaat van NapoleonGa naar voetnoot(2). In dat werk publiceert Caesar Gezelle over die beroerde levensjaren van zijn grootvader het ‘schriftelijk’ getuigenis van een familielid, nl. van Katherine Dekyvere, ‘dochter van... (Pieter) Dekyvere en nichte van mijnen vaderGa naar voetnoot(3)’ (Romaan Gezelle). Ook hetgeen Florence, zuster van Guido Gezelle, vertelde over die Napoleontische herinneringen van Pieter-Jan, werd door Caesar Gezelle voorzichtig, tussen aanhalingstekens, in die biografie verwerkt. Die onwaarschijnlijk lijkende oorlogservaringen, die ook Caesar Gezelle nogal ‘sprookjesachtig’ schenen, werden overgenomen of samengevat door andere biografen van Pieter-Jan GezelleGa naar voetnoot(4). Wie echter aandachtig Katherine Dekyvere's getuigenis leest en critisch luistert naar Florence Gezelle - rechters zijn steeds dubbel voorzichtig met vrouwelijke getuigen - erkent zekere romantische overdrijvingen, en moet vaststellen hoe snel recente geschiedenis met aureolen wordt omkranst en verdicht wordt tot sage, waaruit later slechts moeilijk nog de eenvoudige waarheid kan gezift worden. Zo vertellen Katherine en Florence dat Pieter-Jan Gezelle weigerde op te trekken naar het Franse leger - dus dienstweigeraar werd -; dat Pieter-Jan's vader in de gevangenis stierf; dat Pieter-Jan Gezelle ‘driemaal gelot’ heeft en er zich telkens uitlootte, enz. Het verhaal van zijn desertie uit het leger en zijn terugkeer ‘van boven Parys’, over Rijsel, naar Heule, krijgt sprookjesachtige kleuren, zoals de vele sterke verhalen, die zonen en kleinzonen van teruggekeerde Napoleonisten hoorden vertellen. ‘Te voet terugkeren uit Rusland’ is dan | |
[pagina 205]
| |
gewoonlijk de minste van de onvergetelijke daden van deze ‘grognards’, althans in de herinnering van hun nageslacht. De waarheid over Pieter-Jan Gezelle, soldaat van Napoleon de Grote, heeft echter wat prozaïscher verhoudingen.
Pieter-Jan Gezelle werd geboren te Heule op 29 september 1791, als zoon van Pieter-Jozef Gezelle (o Heule 4.1.1760 - † Heule ‘en sa demeure’ 21.10.1813) en van Anna-Theresia Meurisse (o Heule 2.8.1762 - † Heule 21.1.1821)Ga naar voetnoot(5). Hij maakte dus, als Frans staatsburger, deel uit van de lichting 1811, en trok in de loting van het militiekanton Moorsele (waaronder Heule ressorteerde) op 16 maart 1811 het hoog nummer 151Ga naar voetnoot(6). Daarmede trok Pieter-Jan zich vrij van legerdienst. En zelfs, indien hij een voor hem ongunstig nummer uit de bus gehaald had, dan zou Pieter-Jan met de laatsten van zijn klas opgeroepen geweest zijn. Inderdaad, zijn oudere broer Pieter-Frans, geboren in 1785 (lichting an XIV) diende op dat ogenblik in het Franse leger. Van deze Heulse Napoleonist werd later nooit nog iets gehoord. Hij behoort tot de duizenden mannen uit onze Vlaamse departementen die, als onderdanen van de Keizer, in de Grande Armée gevallen zijn en voor wie nooit een monument werd opgericht. De persoonsbeschrijving van Pieter-Jan Gezelle wordt in het militieregister als volgt genoteerd: ‘taille: 1,65 m.; cheveux et sourcils: châtain; yeux: gris; front: couvert; nez: grand; bouche: moyenne; menton: rond; visage: plein; teint: frais’. En verder: ‘non-marié; s'est présenté et a donné les renseignements exigés; conscrit: catégorie 6 (déclaré capable de servir)’. Pieter-Jan Gezelle zou dus ontsnappen aan de ‘slachtbank’, zoals het leger in de volksmond toen genoemd werd. Doch na de Franse nederlaag en de roemloze aftocht uit Rusland werden, bij decreet van 4 april 1813, nog 80.000 conscrits opgeroepen van hen die aanvankelijk, om allerlei redenen, vrijgesteld waren uit de lichtingen 1807 tot 1812. Op 20 april 1813 verschenen de conscrits van het militiekanton Moorsele voor het aanwervingsbureau te Brugge. Ook Pieter-Jan Gezelle was er bij. Hij werd er ‘goed voor de dienst’ verklaard en bij de ‘garde impériale’ ingedeeld. Hij vertrok naar zijn legereenheid op 28 april 1813Ga naar voetnoot(7), met talrijke andere conscrits uit het Leiedepartement. Op dat ogenblik was de ster van Napoleon fel aan het verbleken en woedde de oorlog in Duitsland met wisselende kansen. Na de veldslagen bij Bautzen (21-22 mei 1813) en volgende, werd de ‘grande armée’ - of wat er van | |
[pagina 206]
| |
overbleef - ten westen van de Rijn teruggedreven. Verdere nederlagen - in Frankrijk nu - brachten Napoleon tot in Fontainebleau, waar hij abdikeerde op 5 april 1814. Heeft Pieter-Jan Gezelle, ‘garde impériale’, aan die veldtochten deelgenomen, er in het vuur van de strijd gestaan? Wij weten het niet.
Z.E.H. Leo Devloo, pastoor te Heule, ontdekte onlangs in het gemeentearchief te Heule vijftien originele brieven van Napoleonisten. Ze steken in een omslag waarop de Heulse maire, François-Constantin Lagae (1802-1830)Ga naar voetnoot(8) eigenhandig schreef ‘Lettres des conscrits qui ont été remises entre les mains du maire de la commune pendant l'année 1813’. Veertien van deze soldatenbrieven zijn ondertekend. De vijftiende is niet ondertekend, doch is zonder de minste twijfel door (of voor) Pieter-Jan Gezelle geschreven. Inderdaad, op drie van deze vijftien soldatenbrieven heeft de pen van maire Lagae bovenaan de naam van de conscrit-afzender herhaald. Op de ongetekende brief schreef hij: Gezelle. Die brief is ten andere geadresseerd aan ‘Monsiur Joseph Meurisse / landsman tot Heule woonagtig / langs de Witte straete / departement de la Lys / arrondissement de Cortray / cantan de Moysseele / commune de Heule’. Die Jozef Meurisse is de broer van Anna-Theresia Meurisse, moeder van Pieter-Jan Gezelle. Mogen wij veronderstellen dat oom Jozef Meurisse ‘geletterd’ was en de ouders van Pieter-Jan Gezelle misschien niet? Op de brief van Pieter-Jan Gezelle heeft de briefschrijver nagelaten de plaats te vermelden waar die brief geschreven werd. Op het adres werd echter een poststempel P geslagen. Die stempel betekent ongetwijfeld Parijs, want eenzelfde stempel P komt ook voor op andere brieven in dit bundel, die uit Parijs geschreven en verstuurd werden. Heeft Pieter-Jan Gezelle zelf die brief geschreven? Caesar Gezelle schrijftGa naar voetnoot(9) dat zijn grootvader ‘A noch B kende’ ten tijde dat hij deserteur was: iets wat Katherine Dekyvere hem geschreven had. Doch dat getuigenis is ook onbetrouwbaar. Die brief is grafisch zeer vlot geschreven, en bevat echte Westvlaamse woorden als bv. ‘stijf’ (= erg), ‘héerden’ (= verdragen), ‘sensie’ (= moed). Het geschrift van deze brief hebben we niet kunnen vergelijken met dat van andere brieven die Pieter-Jan dertig jaar later heeft gericht aan zijn zoon, Guido Gezelle. Die brief is waarschijnlijk geschreven door een | |
[pagina 207]
| |
wapenmakker, want Pieter-Jan Gezelle verwacht geen antwoord ‘totdat ik eens zelve zal schrijven’. Pieter-Jan Gezelle schreef zijn brief uit Parijs op 24 mei 1813, ongeveer vier weken na zijn afreis uit Heule, en richtte die aan zijn ‘Beminde vader ende moeder, zusters ende broeders, ooms ende moyen ende de maire van Heule’. Hij dankt allen voor het geld dat zij hem gestuurd hebben (de eeuwige vraag uit oude soldaten- en studentenbrieven) en is blijkbaar moedeloos. Hij vraagt niets anders meer dan ‘een goed gebed’, want hij voelt er zich ziek. Zoals voor zijn vertrek, heeft hij pijn aan zijn hart, en dat is zo erg dat het niet lang meer kan duren. Zieke soldaten worden in het leger ‘als een beeste’ behandeld, en daarom wil Pieter-Jan er niet over klagen ‘zoo lang als ik niet en valt’. Hij schrijft ook niet veel omdat hij ‘geen sensie’ genoeg had. Antwoord vraagt hij ook niet ‘totdat hij eens zelve zal schrijven’. Daarom wordt waarschijnlijk zijn legeradres in die brief niet vermeld. Wanneer is Pieter-Jan Gezelle te Heule teruggekeerd? Is hij werkelijk gedeserteerd ‘boven Parys’ en thuisgeraakt, heel alleen van de 15 deserteurs die met hem de vrijheid verkozen, zoals Florence Gezelle vertelde? Wat is er niet onmogelijk in het leger? Napoleon werd de woestijn ingestuurd op 5 april 1814 en kort daarop, in de zomermaanden van 1814 is het grootste deel van de overlevende Vlaamse conscrits thuisgekomenGa naar voetnoot(10). Al met al kan Pieter-Jan Gezelle niet veel langer dan een jaar van huis geweest zijn. Maar dat hij, opgeroepen einde april 1813, zich drie jaar als deserteur heeft verborgen te Heule bij zijn neef Dekyvere, is niet mogelijk. Zoals het vaak gebeurt in de sagenvorming, zijn hier ook verhalen van en over andere Napoleonisten door zijn omgeving op een ander ‘grognard’ overgedragen. Hugo Verriest vertelt dat, toen hij te Brugge in het seminarie was, hij vaak Pieter-Jan Gezelle ging bezoeken. ‘En 't was een genot hem te hooren vertellen hoe ze onder Napoleon in dienst te Parys, per rang maar eenen krassel of stamper (laadstok) hadden, hem in de lucht wierpen en vingen om snel te kunnen laden en lustig zongen...’Ga naar voetnoot(11). Eigenaardig toch dat Guido Gezelle zelf nergens in zijn werk iets heeft geschreven over de lotgevallen van Pieter-Jan Gezelle als Napoleonist van het laatste uur. v. arickx Bijlage: zie volgende bladz. | |
[pagina 208]
| |
BijlageBrief van Pieter-Jan Gezelle uit Parijs 24 mei 1813
(1e bladzijde, bovenaan): Gezelle (geschrift van F.C. Lagae, maire van Heule 1802-1830). (2e bladzijde) Beminde vader ende moeder / zusters en broeders, ooms en de moeijen en de / maire van Heule, dat ik het geld ontfangen / hebbe waere dat ik van herte bedanke over hunne / voldoeninge. Ik laat U weten dat ik niet meer noodig / en hebbe als een goed gebed. Als ik den andere brief / schreeft, ik was nog fris en gezond, maer nu niet meer, / want gij weet, voor mij vertrekt dat ik dikwels met groot / zeer aan mijn herte had, het heeft nu nog lange wel / gegaan, dat mij nog zoo stijf aenkomt als van te vooren, / maer ik hope dat niet lang meer deuren en zal, want het gaat / te stijf. Nogtans ik en wille niet van spreken zoo / lang ik eenigszijns héerden kan, want al die hier iets / reclameren, zij houden een leven der met als eene / beeste. Hierom zal ik niet kenbaer maeken zoolang als ik / niet en valt, waermede ik sluyt en zegge, adjeu / ouders en vrienden en geheel mijn kennissen, / en ik verzoeke geen weerschrijft tot dat ik eens zelve / zal schrijven, ik schrijve niet veele maer ik en had geen sensie / genoeg meer om te schrijven. (3e bladz.) Ik heb dezen br. beschreven den 24 maey 1813. (4e bladzijde) (Adres) Monsiur Joseph Meurisse / landsman tot Heule woonagtig / langs de Witte straete / departement de la Lys / arrondissement de Cortray / Canton de Moysseele / commun de Heule / sito sito dat hij daer moet / adresserren. Courtray - 60 centimen. - De brief wordt bewaard op het gemeentearchief te Heule. |
|