De hondenkar van de schoolmeester
In Biekorf 1967, 35-42, las ik met veel genoegen de bijdrage van J. Desmet over de hondenkar in het volksleven. Naar zijn oordeel zou deze eerst rond 1890 voor personenvervoer in aanmerking gekomen zijn.
Wie zou dat ooit gedacht hebben? Onmiddellijk herinnerde ik mij de hondenkar van mijn vader zaliger: hij moet dan wel een der eersten geweest zijn om met zo 'n rijtuig te rijden!
Vader was ‘ondermeester’ te Ichtegem (1885-1891). Na zijn huwelijk (2.5.1890) kwam hij te Handzame wonen en moest nu vandaar uit dagelijks heen en weer naar Ichtegem. En wat deed hij? Hij kocht een grote zwarte hond met witte vlekken en noemde hem Boul, een naam die vermoedelijk wel iets te maken heeft met het engels Bull-dog. Bij wagenmaker Boucquez Kortemarkstraat Ichtegem liet hij een gepast hondenvoituurken maken en daarmee reed hij dagelijks naar zijn job. Binst de dag lag de hond op wat stro onder een schoolbord tussen twee haagskes in de hof van de ‘oppermeester’ Edmond Vereyck. De kar kwam in het droge in de brouwerij van Henri Sys.
Toen vader in 1891 ‘hoofdonderwijzer’ benoemd werd te Vladslo kwamen hond en kar aldaar wonen. En muziekmeester zijnde van de fanfares van Ichtegem en Handzame reed vader nu ermee wekelijks, de dinsdag na de school naar eerstgenoemde, de zaterdagnamiddag naar laatstgenoemde localiteit. Op die manier heeft hij het een paar jaar volgehouden. Toen, ook als een der eerste op het dorp, leerde hij velo-rijden.
Van toen af werd het hondengespan alleen bij gelegenheid nog gebruikt, bij voorbeeld om met de kinderen naar de familie te Edewalle te rijden. Of eenvoudig om een wandeling te maken. Dan werd Boul onderweg soms eventjes uitgespannen en mocht hij nabij het kasteel van de Crombrugghe in het water van een vijverken springen. In 1896 reden vader en moeder samen met de hondenkar naar de begrafenis van grootmoeder te Edewalle.
Op het einde van de eeuw was de rol van Boul uitgespeeld. Als een gepensioneerde stond, of liever lag hij nog enige jaren aan zijn kot in onze hof. Hij had alle levenslust verloren. Omtrent 1905 werd hij naar de vilder gebracht.
Ons mooi honden-voituurken stond item nutteloos nog enkele jaren nevens de bijenkorven in een stofferig hok met druivelaar op de pannen. Nooit of nimmer zag men zijns gelijke. Het was okergeel geschilderd, op tamelijk hoge wielen gemonteerd en had veel weg van een tilbury. Het werd eindelijk verkocht aan een zekere Luypaert.
karel suykers