Kleine verscheidenheden
BAUWETTE. - Gebogen daktegel; kleine vorstpan, klokpan. Bauwetten worden verwerkt in tegeldaken voor waterafloop of voor zolderlicht. Bij bouwwerk in het St.-Janshospitaal te Brugge in 1512 worden geleverd door Jan Bollin: ‘600 oude dacteghelen, 200 banneelen, 24 bauwetten ende 94 veersten’. (Rek. 1510-12, f. 80). In 1513 is het de ‘tegeldeckere’ Cornelis de Hondt die 30 sc. par. ontvangt ‘van 500 nieuwen teghelen, 4 vuersten ende 2 bauwetten’. (Rek. 1512.14, f. 56v). Vgl. ofra. bauwette, bauwitte met bet. speciale daktegel te Rijsel in 1348, te Valenciennes in 1369 (waterafvoer), te Kamerijk in 1468 (zolderlicht), te Bethune in 1511. (Gay I 138; Godefroy I 604). Door De Bo opgetekend als bouwette, bowette met bet. klokpan. - Verband met fra. bavette? een jongere term (bij Havard en Cloquet s.v.) met bet. loden of zinken afranding van dakwerk. Vercoullie (1927) heeft fra. bavette = vorstpan.
EVENHUUS. - Haverhuis, haverhalle, In 1392 ontvangt meester Jan Cantecleer te Kortrijk een som van 35 sc. ‘van dat hi temmerde an deen duere vander coernehalle ende ant evenhuus, van 3 ½ daghen’. (Stadsrek. Kortrijk 1391-92, f. 15). De stad bewaart nog heden de plaatsnamen Korenmarkt en Havermarkt, waar vroeger het coernehuus (ook coernhalle) en het evenhuus stonden.
LENDIJT. - De grote jaarmarkt ‘foire du Lendit’, in de Plaine Saint-Denis bij Parijs. Gentse poorters werden in 1330 ‘ghearresteert te Lendijt binnen geleede’; de Gentse magistraat vergoedt de poorters ‘van coste ende scaden die sie adden daer sij waren ghearresteert ter selver maerct te Lendijt binnen sconincx geleede’, of in andere versie: ‘te Lendijt ter maerct, daer sy ghearrestert waren ende haer goet binnen gheleede vanden coning’. (Stadsrek. ed. Vuylsteke, 773). Binnen geleede - binnen het gebied waarop de persoonlijke vrijheid en veiligheid is gewaarborgd. - De jaarmarkt te Lendijt begon op de woensdag van de tweede week van juni en duurde tot aan de vooravond van St.-Jansmis (24 juni). Deze jaarmarkt niet te verwarren met de foire de Saint-Denis, de grote abdijmarkt die viel op het feest van Sint-Denijs (9 oktober).
SOBERSAU. - Dodensprong, salto mortale: de gevaarlijke sprong van kunstenmakers (kopbuiteling zonder grond te raken). De term komt voor in de stadsrekening van Gent anno 1427: ‘Item ghegheven 1 speelman die den sobersau speelde voor schepenen van beede den banck, 4 sc. gr.’ Meer dan eens lieten de schepenen een reizend akrobaat in het stadhuis optreden; de twee banken (schepenen van der Keure en schepenen van Gedeele) kwamen daarvoor samen (Biekorf 1964, 351 s.v. viereter). - Sobersau uit ofra. sombresaut (1392), een vervorming uit soubresaut (supra-saltus) vgl. eng. somersault (1530), summersault. (Godefroy X, Suppl. 691; Oxford Dict. s.v.). Bloch-von Wanburg noteert de evolutie van de betekenis in de 15e-16e eeuw naar ‘luchtsprong, clowneske sprong’.
SOLLEN. - Met een kolfbal spelen, kolven. De Keure van Gistel uit 1532 (Hs. archief Gistel) bepaalt in art. 9: ‘Item dat niemant den bol en slae noch en solle binder stede opt kerchof, op de boete van 10 sc. par.’. Medegedeeld als Vlaamse getuige van sollen dat (evenals solle: speelbal) door Kiliaan als ‘Hollands’ opgegeven wordt en feitelijk in Vlaamse bronnen zelden voorkomt.