Kleine verscheidenheden
GHEHENGYEND - Uitgerust met stukken geschut (mnl. engienen). Op 15 nov. 1490 werd te Brugge een uitval ondernomen om de stad van proviand te voorzien. Aan de uitval namen voetvolk en ruiterij deel, alsook enkele (binnen)schepen ‘ende de voorseyde schepen waren ghehengyend, ende als de vianden waren te Steenbrugghe, ende de engyenen ghynghen huut 40 met eender schote, daer bleefer 60 dood peerden ende 40 mannen, ende daer was een engyen, dat schoter 6 dood met eender schote’. (Boeck van Brugghe 397). Ook gezegd van zwaargewapende ruiters anno 1490 (zelfde Boeck 389): ‘12 mannen te peerde, mannen van oorloghen gheengyend ende ghewapend’.
KETELPOT. - Grote (geel)koperen kookpot. In 1502 betaalt het St.-Janshospitaal te Brugge een som van 18 pond 4 sc. par. aan ‘een man ghelughietere van Mechelen van eenen ketelpot binnen vertint omme vleesch in te ziedene weghende 51 pondt, te 7 sc. par. tpondt’. (Rek. 1502, f. 75). Daarbij kwam nog een uitgave van 24 sc. par. om een andere ‘ketelpot te vertinnene’. Dezelfde rekening noemt ook ‘een coperen pot weghende 8 pondt’ en eveneens ‘binnen verteent’.
PAPPAERT. - Iemand die pap eet; zeer klein kind; 't kindeken Jezus. In het sterfhuis van kapelaan Louis Ogiers van de O.-L.-Vrouwekerk te Kortrijk werden in 1582 bevonden: ‘Een lade met een Soete Vrauwe van albastre; een lae met een Sente Margriete; een lae met een Sente Katherine; eenen Jhesus oft pappaert; een cleyn tafereelken van Maria in olieverwe’. (Caullet, Musiciens 108). Ook hier blijkt een pappaert een los beeldje te zijn (bestemd voor een kerstwiegje?), zoals te Brugge bij kanunnik Jacob de Heere die in 1593 bij testament legateert: ‘eenen Jesus oft een pappaert met een hemdeken aen, ende ommeslach van spellewerck’. (Biekorf 1961, 159). Vgl. pikard. papart (pop) in het Rijselse dialekt (Vermesse, Dict. du patois de la Flandre), alsook papart (klein kind) in het dialekt van Valenciennes (Hécart, Dict. Rouchi-franÇais). Syn. papaerdijn (De Dene 1561) in WNT XII-1, 492.
SCEPSCOONE. - Ironische benaming voor water. De term komt voor in het spel Wellecomme vanden Predicaren uit 1523 van de Brugse rederijker Cornelis Everaert (Spelen, ed. Muller-Scharpé 148). Een van de Zinnekens zegt dat de predikheren wijn zuipen. Ja, zegt de andere, en wij, met moeite krijgen we bier: ‘ghemeenlic scepscoone es tonsen besten!’ Ja, ergens ‘uutter gracht - jae ofte uut der vesten’: zo gekken en rijmen Nijd en Afgunst.
SOHEMENTENE. - Een aarden (lemen) vloer stampen. In 1550 lieten de Sioenzusters van Kortrijk werken uitvoeren in de poest op hun goed te Deerlijk en in de koestal van hun ‘crikerie’ te Kortrijk zelf. De rekening over 1550 boekt een betaling van 14 sc. 8 d. gr. ‘van de stallen te plakenne en van te solementenne’. Vgl. Kiliaan en De Bo s.v. solement (vloer van een huis). Solementen ww. komt voor in de Costumen van Aalst, Kortrijk en Oudenaarde. De pachter moet ‘de huysen ghesolement (houden), t'effenen van buyten ende binnen, indien de solementen van aerde zijn...’ (Cost. van Kortrijk, Rub. VII, art. 14).
a.v.