Kleine verscheidenheden
BEDDE. - Katafalk. Op 3 jan. 1472 werd in de St.-Donaaskerk te Brugge een plechtige uitvaart gezongen voor de hertogin Isabella van Portugal die op haar kasteel van Nieppe overleden was. Rondom het koor stonden 300 toortsen; ‘vier groote stallichten... stonden ontrent den bedde dat ghemaect was in den middel van den choore...’; 24 grote toortsen werden gehouden ‘by 24 persoonen staende ontrent den voorseiden bedde’. Het koor was geheel behangen met gehuurd zwart ‘boucraen’; de stad betaalde ook een som voos het huren ‘vanden zwarten lakene daer of tvoorseide bedde ghemaect ende den hoogen outaer vercleet was’. Inv. de Bruges VI 64. - De rekening van de uitvaart vermeldt uitgaven voor timmerwerk; hierbij wordt het houtwerk voor het ‘bedde’ niet uitdrukkelijk genoemd.
BOCRAENER. - Bokraanverver, d.i. een verver van ‘bocrane’, alsook een koopman die stukken bokraan ongebleekt inkoopt om ze geverfd op de markt te brengen. Tot in 1580 bloeide de bokraannering te Brugge. In 1567 stond in deze stad onder beschuldiging van ‘herezye’ een zekere ‘Gabriel Gomaere, bocraener, wesende dischmeestere van Sinte Gillis kercke’. Op andere bladzijden van het proces-verbaal verschijnt Gomaere als ‘bockeraenverwere, bocraenerverwere’. (Annales Emulation 42, 232; 237). Zeger van Male († 1601) betreurt in zijn Lamentatie de ondergang van de bloeiende nering der ‘bocraniers’, die hij gekend had. (Gailliard, Gloss. Flam. 36-37). - Bocraen was in de 16e eeuw een stevig linnenweefsel van middelmatige kwaliteit. Oorspronkelijk was bocraen, ofra. boukeran, een fijn linnenweefsel. De vergroving valt in de 14e eeuw; alsdan veel gebruikt voor wimpel en banier, en als voeringstof. Vgl. bokkeraal, bokkeraan in WNT en eng. buckram.
DISCHCAMERE. - Woonhuisje, toebehorend aan de ‘disch’ (H. Geesttafel, Armendis), waarin schamele en zieke armen werden gehuisvest. Een globale overeenkomst tussen de dismeesters en de pastoor van St.-Niklaasbinnen te Veurne, gesloten anno 1424, bepaalde o.m. dat ‘de prochiepape moeste visiteeren alle schamel ziecke persoonen inde dischcamers’; vroeger betaalde de armendis 2 schellingen ‘van elcke reyse te biechten, te olien ofte tadministreeren’. De disrekening van 1409 vermeldt reeds enige ‘dischcamers’ in de uitgaven voor herstelling o.m. aan de strodaken. Uit de rekening van 1426 blijkt dal er ‘ghehude lieden in de dischcamers woonden, want er vrauwen in kindtsbedde laghen’. De Potter c.s. Geschiedenis Veurne II 101-104. - Dit mnl. dischcamere heeft een andere bet. dan nieuw wvl. dischkamer bij De Bo: ‘Kamer bestemd voor de vergaderingen van de dischmeesters’.
POTTECAMEREN. - Een bepaalde ruimte in het Vleeshuis te Oudenburg. In november 1385 boekt de stadsrekening een uitgave van 38 sc. ‘te coste ghedaen an die duren vanden vleeschuse ende ant slot ende 5. sloten ten pottecameren ende van enen slote... binder kelnare’. (Hist. d'Oudenbourg II 140).
WACHTERYE. - Het houden van wacht, wachtdienst. De stadsrekening van Oudenburg over 1384-1386 boekt een uitgave van 32 sc. voor ‘den wachtere van wachteryen’. (Hist. d'Oudenbourg II 146). In volgende jaren wordt de overeenstemmende uitgave ingeschreven met de bepaling ‘van dienste’. Vgl. een Lierse tekst uit 1377 in MnlW IX 1506, alsook s.v. wachtinge.
a.v.