Biekorf. Jaargang 64
(1963)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
Het volksonderwijs te Pittem
| |
[pagina 79]
| |
De ‘kostersschool’Hiervoor (1962, 369) vertelden we reeds hoe Leo Retsin, zoon van koster Jan Retsin, in 1810 zijn baantje van officieel onderwijzer van de gemeente Pittem verloor door de aankomst op het dorp van Jan Ocket. Toch bleef hij verder schoolhouden in de ouderlijke woning in de Verbieststraat. Op 13 oktober 1821 verkreeg hij zijn bekwaamheidscertificaat van de onderwijsjury, dat hem toeliet te onderwijzen: ‘les principes des langues française et flamande, l'écriture (et) les premiers élémens de l'arithmétique’. Zijn specialiteit was ‘l'écriture ronde’. Daarbij onderwees hij, volgens zijn opgave uit 1838, ‘la tenue des livres et l'art épistolaire. En outre, la doctrine chrétienne tous les samedis de l'année’. De schooluren waren (in 1838) van 9 tot 11.30 uur en van 13 tot 15.30 uur. ‘Stoute’ kinderen waren ‘consignés à l'école après les heures de classe’. Zijn schoolbevolking evenaarde en overtrof zelfs die van de ‘Fransche schoole’. Bij Retsin waren het kinderen - zowel jongens als meisjes - van rond de 10 jaar die ter school kwamen. Nadien konden de bekwaamsten ‘voortleren’ bij Ocket of Scherpereel in de gemeenteschool. Enkele getallen van deze schoolbevolking: 1817: 30 lln.; 1819: 35 lln. ('s zomers: 19); 1823: 66 lln.; 1827: 60 lln.; 1831: 73 lln.; 1835: 85 lln.; 1841: 65 lln.; 1843: 44 lln. De kleine helft van deze leerlingen waren meisjes. Het schoolgeld bedroeg hier 32 cent per maand (1827), later 0,80 F (1838), doch ongeveer een derde van zijn schoolkinderen waren van onvermogende ouders. Vanaf 1825 betaalde de gemeente hem hiervoor een jaarlijkse vergoeding van 25 gl. of - na 1832 - de som van 53,33 F. Zijn school hield op te bestaan, waarschijnlijk in 1843. Sinds 1843 was Leo Retsin ook koster van Pittem, in opvolging van zijn broer Renerius. Hij bleef het tot 1866 en overleed als jonkman op 6 september 1868. | |
De ‘dagschool’ van Petrus TavernierPetrus Tavernier - geboren te Pittem op 28 juni 1791 - opende zijn ‘dagschoole’ in 1813. Zij was gevestigd in de ouderlijke woning, de herberg ‘De Tulpaan’, op de oostelijke hoek van de Kauwstraat en de Eikeldreef. Petrus Tavernier was een oudleerling van Ocket, die in hem weldra zijn gevaarlijke concurrent zag. ‘Krikke’ Tavernier, zoals hij in de volksmond genoemd werd omwille van zijn houten kunstbeenGa naar voetnoot(9), behaalde zijn certificaat op | |
[pagina 80]
| |
11 september 1818 met de graad van ‘school-onderwyzer van vierden rang’ en mocht de volgende wetenschappen onderwijzen: ‘Lecture et orthographe flamande, l'écriture, les premières règles de l'arithmétique (et) le catéchisme de Malines’. Gewapend met dit officieel stuk kon Tavernier nu Ocket en de andere dorpsschooltjes vinnige concurrentie aandoen, en op zijn aanvraag werd hij door de gemeente als ‘second instituteur primaire’ benoemd op 29 mei 1819 met een ‘pensioen’ van 25 gl. per jaar. In dit schooltje waren het kinderen van 7 à 9 jaar die de lessen kwamen volgen en daarvoor een schoolgeld van 15 tot 32 cent per maand betaalden (1819-1828). In 1838 bedroeg die vergoeding 0,63 F per maand. Aantal leerlingen: 1817: 28 lln. waarvan 3 internen; 1819: 30 lln.; 1824: 37 lln.; 1828: 23 lln.; 1831: 25 lln.; 1836: 34 lln.; 1841: 20 lln. De stichting van de armenschool betekende ook voor dit schooltje het begin van het einde. Ook had Petrus Tavernier een andere bezigheid gevonden: reeds op 23 november 1836 was hij benoemd als uitdeler of dismeester bij het Armbestuur, in opvolging van zijn vader Franciscus Tavernier. Dit ambt liet hem de tijd niet meer verder ‘schoolleeraer’ te zijn door het voortdurend aangroeien van het getal ondersteunde armen der gemeente die allen bij Tavernier hun nood kwamen klagen. Hij sloot zijn school op 31 mei 1843. Als dismeester heeft ‘Krikke’ Tavernier in de armoejaren 1840-1850 aan de gemeente grote diensten bewezen. Petrus Tavernier, gehuwd met Natalie Fraeyman, overleed te Pittem op 14 december 1862. De schooltjes van Tavernier en Retsin waren, samen met de eigenlijke gemeenteschool, feitelijk de enige waar het onderwijs min of meer regelmatig gegeven werd. Na 1830 waren zij in de ogen van het gemeentebestuur ‘de drie gemeentescholen’ van Pittem. Ocket en Tavernier hielden op zeker ogenblik nog een avondschool. In 1816 stak Ocket hiermee van wal ‘alwaer hy zal oeffenen de Vlaemsche en Fransche taelen, 't schryven en de cijferkonst’. Van zijn kant deed Tavernier hetzelfde en liet weten aan het ‘public’ dat hij in zijn avondschool ‘zal leeren opstellen alle slagt van brieven, bouckhouden, rekeningen, notitien, als oock de decimaele cijfferkonst, als mede de gonne die boucken leezen, de grondregels der Vlaemsche taele... Elk seg het voorts’. Wijkschooltjes, meestal ook spinschooltjes, bestonden hier en daar over de gemeente verspreid. Hier volgen enkele nota's over deze schooltjes. | |
De bijscholen op de wijk ‘De Plaats’In de dorpskom of ‘De Plaats’ bestonden een drietal schooltjes. Als eerste en oudste vermelden wij dat van Barbara de Clerck. | |
[pagina 81]
| |
Deze godvruchtige jonge dochter, geboren te Pittem in 1773, opende haar schooltje in mei 1789. Zij onderwees er de catechismus, spellen en lezen. De kinderen leerden er spinnen en werkten voor eigen rekening. Hun leeftijd schommelde rond de acht jaar. Bevolking: 1823: 17 lln.; 1828: 24 lln.; 1841: 50 lln. (26 jongens en 24 meisjes); 1847: 38 lln. Dit schooltje kreeg vanaf 1831 een gemeentelijke toelage van 30 à 40 F als vergoeding voor het onderricht gegeven aan de arme kinderen. In 1848 werd dit schooltje gesloten en nam Barbara de Clerck haar intrek in het godshuis waar zij overleed op 13 augustus 1850. Een tweede ‘cleyne schoole’ op de Plaats was die van Marie-Anna Bonte, begonnen in mei 1797. ‘Joffrouwe’ Bonte, geboren te Pittem in 1763, kreeg in december 1822 haar bewijs van ‘algemeene toelating’ door de provinciale onderwijscommissie, waardoor zij mocht leren spellen en lezen. Daarnaast onderwees zij nog de catechismus en leerde de kleinen spinnen en breien. Haar leerlingen waren kinderen van rond de 8 à 10 jaar, die in 1828 een maandgeld van 24 cent betaalden. Schoolbevolking: 1823: 60 lln.; 1824: 38 lln.; 1828: 66 lln. (waarvan 26 armen). Vanaf 1832 kreeg zij een gemeentelijke toelage van 21 F per jaar. Het schooltje verdween in 1836. De derde kleuterschool van de Plaats was deze van Catharina van der Schaeghe. Zij was geboren te Pittem in 1784 en opende haar schooltje in mei 1814. Haar certificaat van 1 maart 1822 liet haar toe onderwijs te geven in het spellen en lezen. Zij leerde ook naaien en spinnen en gaf ook de ‘Mechelschen catechismus’. Het schoolgeld bedroeg bij haar 32 cent per maand in 1828. Bevolking: 1824: 80 lln.; 1826: 50 lln. (20 j. en 30 m.); 1828: 40 lln. Deze kinderen waren van 6 tot 8 jaar oud. Het schooltje verdween vóór 1830. De meesteresse overleed te Pittem op 7 juni 1836. Als ‘maître d'école’ ontmoetten wij ook toevallig Pieter van Cuyl, oud commissaris van de Franse Republiek bij het kanton Pittem, die in 1806 schoolhield in zijn woning, de herberg ‘Het Damberd’ op de Markt. Meer was er over deze schoolmeester niet te vinden. | |
Op de wijk ‘Turkije’Op deze afgelegen wijk is alléén het schooltje van Angelie Joye bekend. Zij was geboren in 1801 en opende haar kleuterschool in augustus 1826, waar zij de catechismus en de letters aanleerde. De meesteresse zelf kon niet schrijven, zelfs haar naam niet. Dit belette niet dat zij onderwees! Haar onderwijs was kosteloos, doch vanaf | |
[pagina 82]
| |
1832 kreeg zij ook van de gemeente een toelage van 25 F per jaar. Haar leerlingen waren kleuters van 6 à 8 jaar oud. Bevolking: 1827: 12 lln.; 1841: 30 lln. (16 j. en 14 m.); 1843: 26 lln. Na 1845 vonden wij van deze school geen spoor meer. Angelie Joye overleed te Pittem op 13 januari 1858. | |
Op de wijk ‘Berg’Op dit gehucht, op de grens Pittem-Meulebeke bij ‘Peereboom’, stond het schooltje van Barbara de Voldere, dat in november 1819 begonnen was. Haar bekwaamheidsbewijs van 9 maart 1822 liet haar toe onderwijs te geven in ‘lire en flamand’. Zij gaf ook de catechismus en leerde ook ‘lezen in de boucken’. Haar leerlingen waren 8 tot 10 jaar oud en betaalden een schoolgeld van 11 cent per maand in 1828. Bevolking: 1823: 23 lln.; 1828: 23 lln. Dit schooltje verdween vóór 1830. Op 23 augustus 1826 vroeg Francisca van Neste aan het gemeentebestuur om op ‘den Berg’ een kinderschool te mogen oprichten. Deze aanvraag werd met gunstig advies overgemaakt aan de districtcommissaris. Welk gevolg er werd gegeven, weten wij niet. Wij denken dat Francisca van Neste niet verder geraakt is dan het insturen van een aanvraag. | |
Op de wijk ‘Muizelare’Op deze afgelegen wijk bestond sedert oktober 1820 de voornaamste ‘bijschool’ van de gemeente. De ‘Muizelareschool’ stond onder de leiding van Barbara Seynaeve, geboren te Pittem in 1798. Haar certificaat van 24 december 1821 liet haar toe slechts het lezen te onderrichten. In 1828 wordt ook gezegd dat zij ‘een weynig schryven’ en de catechismus op haar programma heeft staan. Doch het overgrote deel van haar leerlingen leerden slechts spinnen. Deze brachten naar school hun garen mee, dat zij voor eigen rekening verwerkten. Haar schoolgangers waren ten andere reeds 10 tot 12 jaar oud. Een zeer kleine minderheid van de leerlingen betaalden schoolgeld, dat in 1828 per maand 11 cent bedroeg. ‘In consideratie’ van het zeer groot aantal arme kinderen dat Barbara Seynaeve aanvaardde, betaalde de gemeente haar een toelage van 50 gl. per jaar. Na 1843 wordt van deze school niet meer gesproken. Bevolking: 1824: 116 lln.; 1826: 140 lln. (60 j. en 80 m.) waarvan 120 arme kinderen; 1831: 200 lln. (90 j. en 110 m.). Eveneens op de ‘Muizelare’, maar dichter bij het dorp, - en later, vanaf de jaren 1840, in de Tieltstraat, leert de traditie - hield Nathalie de Bruyne school voor jongere kinderen. Zij was hier geboren in 1803 en opende haar klas in 1824. In 1833 kreeg | |
[pagina 83]
| |
zij een gemeentevergoeding van 32 F per jaar, die in 1845 nog slechts 5 F bedroeg. Schoolbevolking: 1824: 26 lln.; 1826: 40 lln.; 1841: 30 lln. In de jaren 1840 waren het slechts kleine kinderen die bij Nathalie opgenomen werden, zodat haar klas een kleuterschooltje was in afwachting dat, veel jaren later, in het Klooster de ‘echte’ bewaarschool zou geopend worden. Dit kleuterschooltje moet bestaan hebben tot halverwege de jaren 1850. Nathalie de Bruyne overleed in het godshuis op 15 januari 1859. Rond 1860 opende Francisca De Maré een huisschool op de hofstede van haar ouders op de ‘Muizelare’. In 1943 onmoette ik een oude Pittemnaar die bij Francisca zijn onderwijs had gekregen. Deze oude man, die over een flink geheugen beschikte, vertelde over die school, waarover in de geschreven bronnen geen woord te vinden is, het volgende. De klas was ingericht in een grote kamer van het woonhuis, waar een zeventigtal kinderen plaats vonden. De meesteresse werd geholpen in school door een tweede juffrouw, Louise Verhaeghe uit Meulebeke. De kinderen leerden er de catechismus, lezen en schrijven. Cijferen werd weinig beoefend. Dat moest men leren in de school van ‘de meester’ op het dorp. Alle leerlingen leerden er ‘spellewerken’, ook de jongens. Het waren kinderen van alle leeftijd beneden de Eerste - alsdan de ook Plechtige - Communie, die bij Siska op de banken zaten. De school begon 's morgens te 9 uur en duurde tot rond de middag; 's namiddags begon ze te halftwee en eindigde te vier uur. 's Winters zat de school overbevolkt en 's zomers was er bijna niemand. Het gebeurde soms dat Siska en Louise met hun schoolbengels op wandeling gingen naar een andere huisschool op Meulebeke of Ardooie, als de kinderen goed ‘gespellewerkt’ hadden. Als speelplaats diende de hofplaats van de boerderij. Zelden moest Siska de roede gebruiken. In 1869 sloot Juffrouw De Maré haar school omdat in dat jaar de St.-Jozefsschool op de ‘Krieke’ door de Zusters van Pittem opgericht werd. De meesteresse trad in het zelfde klooster en overleed in 1921. In de bescheiden die wij onderzochten wordt ook melding gemaakt van enkele andere schoolhoudsters, nl. Barbara Laethem (1825-1826), Sophie Laethem (1837-1840), Franciscus van Ryckeghem (1823), Victoria de Buck (1823) en de boerenzoon Adriaan Cloet (1816). In 1823 vinden wij deze laatste terug als onderwijzer te Warcoing. Op het hofstedeke van Jacobus Vroman werd er ook school gehouden tussen 1815 en 1824. Hij werd hierin geholpen door zijn twee godvruchtige jonge dochters, o.m. Francisca. In 1817 telde dit schooltje 40 lln., doch men onderwees er slechts de catechismus en de letters. De traditie herinnert ook nog aan de schooltjes van de broeders Parmentier (rond 1870), de gezusters Eugenie en Thecla Canepeel (circa 1860) en Zalia van de Putte (rond 1860) op de wijk ‘Berg’. v. arickx |
|