Biekorf. Jaargang 63
(1962)– [tijdschrift] Biekorf–
[pagina 48]
| |
Baljuw Jacob Wybo uit Pittem
| |
[pagina 49]
| |
‘Ten zelven daghe [t'zondaechs daernaer xiie in Julio xvcxxxix] Jacob Wybode woonachtich inde prochie van Pitthem prince vander Rhetorycke van dese stede, met hem brynghende den nombre van vyftich persoonen ofte daer ontrent alle vuytter zelve prochie van Pitthem ghecleet int groene zoo zij metter zelve Retorycke te Ghendt gheweest hadden, zes cannen wyns ten x sc. par. den stoop compt vi lb. par.’Ga naar voetnoot(5) De auteur verhaalt verder dat op dezelfde dag aan Jonkheer Joris van Claerhout ook vier kannen wijn geschonken werden door de Tieltse magistraatGa naar voetnoot(6). Hij had de Tieltse kamer vergezeld naar Gent en dat was nu de ‘geste’ van de Tieltse schepenen. Dat is heel begrijpelijk voor wie de Tieltse stadsrekening mocht lezen. Die Joris van Claerhout, heer van Hamme, was voogd van de nog onbejaarde heer van Pittem en dus feitelijk zelf heer van Pittem. Trouwens hij trad als zodanig op, zodat Jacob Wybo eigenlijk de eerste dienaar van Joris van Claerhout was. Als eerste onder de bekwame Pittemse toneelspelers en dichters verdiende jonkheer Joris wel zijn vier kannen wijn. Daarbij komt nog dat onze Joris van Claerhout in 1538 deken geworden was van de Tieltse St.-Jorisschuttersgilde, zowat de zustervereniging van de kamer van retorika. De stadsrekening van 1538 zegt: ‘Jor Jooris van Claerhout heere van Hamme als by by heere, wet, coninck end Guldebroeders van St Jooris deken vande zelven guide ghecoren was, twee cannen wijns te ix sc. par. den stoop comt xxxvi sc. par.’Ga naar voetnoot(7). Dit alles staat te lezen in de stadsrekening van 1538 en 1539. Waarom dat dan niet medegedeeld in dat lijvig werk? Die Jacob Wybo bleef, volgens De Vlaminck, prins van de Kamer tot in 1544. In dat jaar kwam ook een nieuwe baljuw te Pittem in functie, zodat wij kunnen onderstellen dat Jacob Wybo in dat jaar overleden is. De gegevens ontbreken om te zeggen welk aandeel Jacob Wybo heeft gehad in de schepping van de Tieltse teksten, refreinen en zinnespel. Dit laatste omvat 559 verzen, volgens de heruitgave door L.M. van Dis en B.H. Erné, van de zinnespelen in 1539 te Gent opgevoerdGa naar voetnoot(8). Hierbij aansluitend moeten wij zeggen dat de Wybo's te Pittem een voorame rol in het dorpsleven hebben vervuld in de 15e en 16e eeuwGa naar voetnoot(9). Er staat nog een Joris Wybo bekend, geboren te Pittem in 1530 en overleden te Londen in 1576, die als calvinistisch predikant een aandeel heeft gehad in de beeldenstorm. Was deze Joris Wybo de zoon van de baljuw en prins Jacob Wybo? Het is | |
[pagina 50]
| |
goed mogelijk, zoals het ook aanneembaar is dat Joris van Claerhout zijn peter was. In 1530 was deze laatste reeds voogd van de toen nog zeer jonge heer van Pittem, zijn neef Jacob van Claerhout. Ergens staat te lezen dat de vader van Joris Wybo een Tieltenaar wasGa naar voetnoot(10), omdat men wellicht aannam dat Jacob Wybo, prins van de Tieltse rederijkers, uit deze stad afkomstig was. Zo misleidt de ene Tieltse schrijver zijn andere stadsgenoten-historici! Zonder verder in te gaan op de zeer bewogen levensgeschiedenis van Joris Wybo, ‘alias Sylvanus’, moet deze calvinistische predikant hier vermeld worden als dichter en verzamelaar van een protestants liederboek dat posthuum werd uitgegeven. De titel van dit werkje luidt als volgt: ‘Gheestelijcke Liedekens gemaect (ende oock sommige by een vergadert) tot stichtinge aller Christgheloovighen. Door M. Joris Wybo alias Sylvanus voormaels Dienaar der ghereformeerden Ghemeynden Christi binnen Antwerpen ende daer naer inder Nederduytsche Kercke tot Londen. t'Hantwerpen. By Jasper Troyens, woonende op de Catte Veste in den Tennen Pot. Anno MDLXXXII’. Een tweede druk bij dezelfde uitgever verscheen te Gorcum in 1596. Over dit werk schrijft Dr. G.A. van Es dat de liederen van Wybo ongekunsteld en gevoelig zijn. Is hun vorm minder zeker, de poëzie is echter gedragen door een innerlijke bewogenheidGa naar voetnoot(11). Samenvattend menen wij De Vlaminck zó te mogen aanvullen: In 1539 trad de Tieltse rederijkerskamer op te Gent in het groot landjuweel. Onder de leiding van haar prins Jacob Wybo, baljuw van Pittem, behaalde deze kamer meerdere prijzen in dit tornooi, dank zij de medewerking van een vijftigtal Pittemnaren die, met hun dorpsheer aan het hoofd, de oproep van hun baljuw beantwoord hadden. V. Arickx |
|