Aller en Flandre sans couteau
Biekorf 1957, 192, 242; 1958, 380.
F. De Potter en J. Broeckaert in hun ‘Geschiedenis van den Belgischen Boerenstand’ (Brussel, 1880), p. 340, vermelden een spreuk die bij de Walen vroeger in gebruik was om aan te duiden dat de Vlamingen vechtersbazen waren:
Qui va en Flandre sans couteau
Il perd de beurre maint morceau.
Vechten met messen was voorheen een zulkdanige plaag geworden dat Lodewijk XIV bij de verovering van Frans-Vlaanderen een speciaal edict uitvaardigde (St.-Germain-en-Laye, juni 1669) waarbij bevolen werd dat alle tafel- en andere messen binnen de drie dagen langs boven moesten rondgeslepen worden (p. 340-341).
Het is nog zo heel lang niet geleden dat er op onze vlaamse buiten geen zondag kon voorbijgaan of er werden messen getrokken. De oorsprong van ‘aller en Flandre sans couteau’ moet niet verder worden gezocht dan in de fel verspreide kwaal van het messen-trekken, die zulke omvang aangenomen had, dat buitenlanders ze bij een bezoek aan onze streken, wel zeker zullen opgemerkt hebben.
l.v.a.