Biekorf. Jaargang 60
(1959)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
West-Vlaanderen te BokrijkDoor geestdriftige Bokrijk-bezoekers uit West-Vlaanderen wordt soms wel de bedenking geuit: ‘Ware het in WV niet mogelijk geweest een Openlucht Museum tot stand te brengen speciaal van en voor onze provincie?’ Bokrijk is verafgelegen, en zo'n eigen museum ware een verrijking van ons toeristisch patrimonium, een bron van inkomsten, een gelegenheid voor tewerkstelling. De wording van het OM heb ik van tamelijk dichtbij kunnen volgen. Nadat dhr. J. Weyns in 1953 op het Congres van Gesch. en Oudh. Kringen te Kortrijk gesproken had over het OM van de provincie Limburg te Bokrijk, werd de vraag ‘nationaal of regionaal’ door de aanwezige folkloristen besproken. De voorkeur ging algemeen naar een provinciaal Westvlaams museum. Een uitzondering maakten de leden van de Nationale Commissie voor Folklore.Ga naar voetnoot(1) Onder de drang van verzamelaars die geen blijf wisten met de reeds verzamelde voorwerpen (vooral gereedschap voor landbouw en landelijk handwerk) en ook nog om werkelijk iets te doen, kwam men later overeen de vrije landbouwschool van Ten Bogaerde (Koksijde) aan te spreken. Wat dan ook gebeurde. Een mengelmare in Biekorf (1953, 229) liet geloven dat het museum van Ten Bogaerde er zou komen, doch stilaan geraakte alles in de vergeethoek. In 1955 werd het rossekot van Oostkerke onttakeld en apotheker A. Mahieu bekloeg er zich over dat er in WV niets noch niemand was om zich daarover te ontfermen (Biekorf 1955, 251). Alleen uit Bokrijk kon nog redding opdagen. Hetgeen later dan ook is gebeurd. Op 3 juni 1956 had dhr. J. Weyns, tijdens zijn bezoek aan het Veurnse Houtland, tal van typische bouwsels en voorwerpen gefotografeerd. Sinds lang was het huisje van Oostvleteren - dat strikt genomen buiten het Veurnse Houtland ligt maar er toch verwantschap mede vertoont - in 't oog gehouden, het was een streekeigen vakbouw en was, naar het jaartal 1507 dat in een van de moerbalken gekapt was, nog 13 jaar ouder dan het huisje van Kaster, dat eertijds door toedoen van pastoor J. Claerhout werd geklasseerd. Bij een bezoek ter plaatse in april 1957 gedurende de paasweek, kon dhr. Weyns zich vergewissen van de belangrijkheid van dit bouwsel. Als eerste resultaat bekwam men dat aan het huis niet zou geraakt worden | |
[pagina 122]
| |
in afwachting van de beslissing van de kommissie van het OM. De beslissing viel (15.6.1957) ten gunste van de aankoop van het huisje; op 21 juni werd het schriftelijk akkoord aan de eigenaar in Tourcoing gestuurd en kort daarna kwam het ondertekend terug. Met deze aanwinst was de eerste stap voor WV gezet, weldra gevolgd door de ‘mikke’ van 1711 uit Lo. Later volgden nog een winterschuur uit Vinkem (met datum 1550 in de rechter balk van de poeiwee en 1759 op een andere plaats) en een niet gedateerd wagenkot (wagenhuisje) uit Beveren aan de Ijzer. Merkwaardig is wel dat die schuur van Vinkem behoorde tot een gebouwencompleks waarvan de schouwbalk in het woonhuis het jaar 1539 draagt, alsook het wapen van Keizer Karel. Bij dat laatste bezoek kreeg dhr. Weyns de kans om te Krombeke een demonstratie van een gewezen hoepelsnijder bij te wonen en de verschillende fazen van dit handwerk te fotograferen. Deze hoepelsnijder, C. Devloo, bezat nog de volledige verzameling ambachtsgerief en stond destijds bekend als een uitermate knap vakman. Dit hoepelsnijdersalaam is dan naar Bokrijk verhuisd samen met het huisje van Oostvleteren; ook een ‘binotte’ uit Henegouwen, die toevallig in Poperinge was verzeild, maakte dezelfde reis mede. Ten slotte kon men nog de hand leggen op een streekeigen oude boerenwagen uit Pollinkhove. Iedereen, ook in West-Vlaanderen, zal zich over dit verloop van zaken verheugen. Bokrijk is Limburg, en West-Vlaanderen en Limburg hebben elkaar steeds goed begrepen en gesteund; Guido Gezelle heeft daarvan in zijn tijd het voorbeeld gegeven. Bokrijk wordt ons nationaal Openlucht Museum, en mag rekenen op de belangstelling en medewerking van allen, van de eenvoudige volksmens tot het hoogste gezag in de Provincie. En Bokrijk verwacht nog veel voor zijn verzamelingen. Wie de eerste op de lijst van de begiftigers?
Stavele. A. Bonnez. |
|