Schotelgeld voor de schouteet
1548
Elk huwelijk gesloten binnen de stad Diksmuide was onderworpen aan ‘den oorlof van den heere’. Voor de gegeven toelating ontving de heer van Diksmuide telkens een maelge (= halve penning, hallinc) die hij deelde met de stad.
Ook de schouteet van de heer had zijn profijten bij elke bruiloft. Hij ontving ‘van elcken bruudt, huwende binnen der voorscreven stede, een schuttel spyse’; zoals blijkt uit een akte van 1548 (Fragmenta I 258) was dit recht ‘van ouden tyden ghecostumeert’. Zo'n bruiloftschotel was omvangrijk en stelde de schouteet in staat ‘schuttelgeldt (te) nemen van synen schuttelghenoten’. Hij mocht dus anderen met hem laten aanzitten aan zijn schotel en daarvoor schotelgeld ontvangen. Dit recht wijst op de oude tafelgebruiken: twee of meer personen aten uit dezelfde schotel of van dezelfde portie en waren schotelgenoten. Het eten met een voornaam persoon uit dezelfde schotel gold als een hoge eer. De schouteet van Diksmuide mocht echter zijn eervol schotelrecht omzetten in klinkende munt, een schuttelgeldt, een soort drinkgeld hem te betalen door zijn schotelgenoten.
c.b.