Biekorf. Jaargang 59
(1958)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| |
In de Sint-Maartenskerk te KortrijkIn de loop van de maand mei werden we door E.H.G. Billiet, onderpastoor van de O.-L.-V.-kerk te Kortrijk, verwittigd dat tijdens grondwerken in de Sint-Maartenskerk aldaar, oude muren gevonden waren. Ter plaats gekomen stelden we vast dat men de marmeren bevloering uit het midden- en zuidkoor uitgebroken, maar reeds gedeeltelijk herlegd had; in het overige gedeelte van beide koren had men reeds een verstevigde onderlaag voor de vloer aangebracht, uitgenomen vóór de absis, waar een put gegraven werd om de fundering te maken voor een marmeren neo-barokaltaar van 20 tonGa naar voetnoot(1). We waren spijtig genoeg te laat om een onderzoek te kunnen instellen naar de opeenvolgende koorpartijen van de kerk. Een opgraving zou nochtans de moeite geloond hebben!Ga naar voetnoot(2). Kerken aan S. Martinus toegewijd, zijn gewoonlijk zeer oude stichtingen, en te Kortrijk was de S. Maartenskerk de oorspronkelijke parochiekerk. We mogen ook niet vergeten dat Kortrijk een romeins centrum geweest isGa naar voetnoot(3). De uitgegraven ruimte was op de oostkant begrend door de fundering van een driezijdige koorsluiting; deze grondvesten zijn gemetseld met baksteen (26 × 13 × 6 cm) en gefundeerd op - 7,20 mGa naar voetnoot(4) beneden het nieuw vloerpeil achter het hoofdaltaarGa naar voetnoot(5). Op - 2,40 m heeft het metselwerk een versnijding van 45 cm; het bleef bewaard tot - 1,30 m. De middenmuur van de driezijdige sluiting is 3,05 m lang; van de twee andere zijden bleven enkel 90 en 160 cm bewaard, daar ze gedeeltelijk uitgebroken werden door het aanleggen van de funderingen van het nieuw koor dat na de brand van 1862 tot stand kwamGa naar voetnoot(6). Een twintigtal cm vóór de middenmuur van de koorsluiting was op - 2,40 m de fundering (± 2,50 × 1 m) van een altaar aangelegd; evenals bij de koormuren bleef ook hier het metselwerk tot - 1,30 m bewaard. Het bestond uit Doornikse steen, enkele stukken | |
[pagina 153]
| |
baksteen en zeer harde grijze mortel; daartussen troffen we een hergebruikt bouwfragment van Doornikse steen aan, nl. een ring (26 cm diameter) die in de muur ingewerkt, een halfronde dienst (18 cm diameter) verstevigd heeft. Het kan uit de XIIIe eeuw dateren. We hebben omzeggens geen gegevens om de driezijdige koorsluiting te dateren. De oudste delen van de huidige kerk worden gevormd door vier traveeën van de noordmuur, westwaarts van het transept; ze zijn van Doornikse steen, uitgenomen de gootlijst, die samen met de jongere traveeën gemaakt is. De middenmonelen en de flankeerzuiltjes van de vensters in deze vier traveeën zijn alle hersteld, maar hun algemene vorm kan op de oorspronkelijke toestand teruggaan. In de zijingang, die nu weer geopend werd, bleven de oude flankeerzuiltjes met hun verweerde haakkapitelen en basementen bewaard. In de zuidmuur is enkel de overeenstemmende zijingang gebleven; de eigenlijke deuropening bestaat echter uit een jongere geprofileerde korfboog. Deze fragmenten kwamen tot stand omstreeks 1300 en in het begin van de 14e eeuw; het zijn de enige overblijfsels van de kerk die door de brand van 1382 erg beschadigd en in de volgende decennia herbouwd werd. Overal werd toen zandsteen aangewend, en het lijkt wel eigenaardig dat de grondvesten van onze driezijdige koorsluiting met baksteen opgetrokken werden. Het schijnt ons daarom niet onmogelijk dat na de ramp van 1382, het koor snel hersteld, maar niet uitgebreid werd; het driezijdig gesloten koor zou dan maar dateren van na de bouw van de toren en het transept (15e eeuw). Luc Devliegher Aspirant N.F.W.O. |
|