Konijnenjacht in de duinen
Biekorf 1956, 89
Volgens het plakkaat op de jacht in de duinen, in 1613 door de Aartshertogen uitgevaardigd, mochten de inwoners gevestigd ‘binnen de hafve myle van de voorseyde Duynen’ geen honden houden tenzij ‘van de clauwen afghecort’ en geen katten ‘dan met afghesneden ooren’.
Deze bepaling was niet nieuw, zij herhaalde een wetgeving die reeds twee eeuwen en meer in voege was, zoals blijkt uit de volgende tekst.
‘Actum 8. maerte 1426. Men ghebied van myns gheduchts heeren weghe ende vander wet weghe vanden Vryen dat niemene wie hi zy honden noch catten en houde up een halfmile der Dunnen, het ne zy dat hi eiken hond den rechteren voet ofhauwe up de boete van 3 lb. par. ende elke catte beede de hooren ofsnyde, elke catte up de boete van 20 lb. par. te verbuerne tjeghen den opperduunherdere te Oostkerke, Lesseweghe, Ouckene (Hoeke), Nieumunster, Vlisseghem, Clemskercke, Breedene, sheer Woutermans, Camerlinc.’ - Brugge, Rijksarchief. Reg. n" 16937: Ordonnancien, Statuten ende Voorgheboden vant Vryen, 1421-1458, f. 20 v.
Gedurende het beleg van Oostende (1601-1604) hadden de Spaanse officieren en soldaten naar de wetgeving op de gesloten jacht in de duinen niet omgezien en die kwade gewoonte konden ze, ook na het plakkaat van 1613, moeilijk laten. De pachter van de waranden in de zeeduinen tussen Oostende en Blankenberge was in 1623 een zekere Marco Cassetta, een Italiaan die in dienst van Spinola had gestaan en het hier goed vond: hij had zich te Brugge gevestigd en werd er de stamvader van de Brugse Cassetta's die een begrafeniskapel in de St-Salvatorskerk hebben gesticht. In 1623 richtte Cassetta een suppliek aan de Geheime Spaanse Raad waarin hij optreedt als ‘fermier des garennes et pares a conins entre Ostende et Blanqueberg’. Hij vraagt de toelating om het plakkaat van 1613 aangaande ‘de bewaerenisse ende toesicht van de Zee Duynen ende Waranden van Vlaenderen’ te mogen vertalen in het spaans. De soldaten beweerden immers dat zij het plakkaat - dat in het vlaams en het frans was uitgevaardigd - niet kenden. Met de spaanse vertaling in de hand hoopte Cassetta zijn pachtrecht van de konijnenjacht in de duinen te doen eerbiedigen; hij vraagt inderdaad deze toelating ‘afin que les garnisons de la alentour qui sont pour la pluspart Espagnols, n'ayent occasion d'en pretendre cause d'ignorance...’. Casseta verkreeg op 4 november 1623 de toelating om zijn spaanse vertaling te laten drukken door een drukker naar zijn beliefte. (Brussel, Algemeen Rijksarchief. Geheime Spaanse Raad, Doos 1277). Zie de mededeling van L. Le Clercq in de Gulden Passer NR. XXII, 1944, blz. 5-6.
A.V.