| |
| |
| |
Mengelmaren
Nijverheid in Izegem
Op koninklijke wijze weet de stad Izegem haar gedenkdagen te vieren. Met telkens, als kroon van de viering, een kostbaar gedenkboek. Verleden jaar werkten woord en beeld voortreffelijk samen om een eeuw geschiedenis van de jubilerende St-Hiloniuskerk vast te leggen (Biekorf 1955, 220). Prinselijk bezoek ter gelegenheid van het jubileum van de Vrije Vakschool voor Schoenmakers werd nu op zijn beurt bekroond met de uitgave van een prachtig geïllustreerd album gewijd aan de geschiedenis van de plaatselijke nijverheden van de laatste eeuw. Zeg schoenen en de wereld zegt Izegem: op de ereplaats prijkt vanzelfsprekend de historische schets van de Schoennijverheid. Naast Izegems trots en roem krijgen de Borstelnijverheid en de Textielnijverheid hun ‘levensbeschrijving’. Aan het leven en streven van enkele ‘vlijtige en boze’ pioniers is Izegem inderdaad de nijverheden verschuldigd die zijn verheffing tot stad (1817) gedurende de eeuw van de industriële omwenteling driemaal hebben bezegeld. Deze gedocumenteerde bijdragen zijn van de hand van E.H. Jozef Geldhof die, zoals onze lezers best weten, een uitstekend beoefenaar is van onze lokale geschiedenis.
Dit gedenkboek werd luxueus uitgevoerd door de Drukkerij Strobbe te Izegem. Naar inhoud en vorm moge dit album een model zijn voor Westvlaamse industriële zustersteden en -gemeenten die een beeld van hun hedendaagse economische ontwikkeling voor het nageslacht willen bewaren.
- Yseghem: Vlytigh ende Boos. Historisch-economisch overzicht van de Izegemse nijverheden. 1956. Album-formaat; rijk geïllustreerd. 86 blz. Uitgave in opdracht van het Stadsbestuur van Izegem. Niet in de handel.
| |
De Schilderkunst te Brugge
Bij het bezoek van onze Brugse musea en verzamelingen is Kan. J. Dochy sedert weldra tien jaar een beste leidsman geworden. En een algemeen gevolgde leidsman dank zij zijn rijk gedocumenteerde en didactisch uitgewerkte gids (zie Biekorf 1947, 165) die, ook in franse vertaling, een vademecum van de bezoeker der Brugse kunstschatten geworden is.
De Gidsenbond van Brugge, die onlangs een jubileum mocht vieren van zoveel werking en zoveel initiatieven die met Brugge-Kunststad vergroeid zijn, heeft nu een nieuwe, bijgewerkte uitgave van De Schilderkunst van Kanunnik Dochy in zijn uitgaven opgenomen. Auteur en Gidsenbond eren daarin elkaar, uit de keurig uitgevoerde
| |
| |
‘Geïllustreerde Gids’ in zakformaat spreekt een verblijdende samenwerking in dienst van het schone.
Voor al wie onze Vlaamse Meesters te Brugge wil leren kennen en genieten, blijft dit handige zakboek als inleiding en repertorium onmisbaar.
Een paar wenken in het vooruitzicht van volgende uitgaven. De praktische omgang met deze gids zou o.i. gebaat worden zo men de occasionele bespreking van verdwenen of niet te Brugge bewaarde schilderijen typographisch wilde onderscheiden - door een kleiner lettertype b.v. - van de tekst over de schilderijen die de bezoeker wel voor ogen heeft. Over een paar museumgebouwen, bepaaldelijk het St-Janshospitaal en het Groeningemuseum, zal de gebruiker gaarne enkele gegevens vinden die het stemmige kapittelzaaltje en de naam van bouwmeester Viérin met zijn kunstindrukken verbinden. En waarom zou de legende van Memlinc, als legende, haar poëtische bekoring niet mogen inlassen op een bladzijde van deze aantrekkelijke gids?
- Kan. J. Dochy. De Schilderkunst te Brugge. Geïllustreerde Gids. Tweede, bijgewerkte uitgave. Brugge, Gidsenbond, 1956. 104 blz.; 24 buitentekstplaten. Prijs: 50 fr.
| |
Vlaanderen en Schotland
De Vlaamse visserij werd in de 16e eeuw grotendeels aan de Schotse oostkust uitgeoefend. Zo zien we in die jaren de Schotse ambassadeur zijn beklag doen dat boten uit Heist en Walravensyde buiten de toegelaten visgronden haring waren gaan vangen. De oorlog maakte de zee onveilig, onze eigen kust en de kustvisserij moest beschermd worden. De drie zeesteden (Duinkerke, Nieuwpoort en Oostende) rustten kustwachters uit die de kleine visserij van het Brugse Vrije zouden beschermen en raadsheer Cornelius De Scheppere ontwierp een doeltreffend konvooisysteem voor onze koopvaarders. De Scheppere stak echter niet weg dat de toestand er heel anders zou uitzien ‘indien de onzen niet altijd hun kostbare koopwaar vervoerden door vreemde wateren in alle soorten half-lekke, onbewapende, slecht bemande en zonder kennis van zaken bestuurde schepen’. In 1550 werd door de Keizer te Binche een verdrag gesloten waardoor aan de zo gevreesde Schotse kaapvaart een einde werd gesteld. De ‘kleine kaapvaart’ van de Schotten heeft echter sedertdien nu en dan in onze Vlaamse kronieken nog van zich laten horen.
Deze episode uit onze maritieme geschiedenis wordt behandeld in de ernstig uitgediepte en keurig geschreven studie van J. Hinneman: Sprokkelingen uit de geschiedenis van onze betrekkingen met Schotland ten tijde van Keizer Karel, in Mededelingen van de Academie van Marine van België, Boek VII, 1953, 185-215.
| |
| |
| |
Het Noodgeld van Izegem 1914-1918
Veel gemeenten werden tijdens de oorlogsjaren door de omstandigheden gedwongen tot een lokale uitgifte van papiergeld over te gaan. Deze gemeentelijke biljetten hadden normaal slechts betaalkracht binnen de grenzen van de gemeente. De uitgiften waren gedekt door een belofte tot inwisseling tegen nationaal geld vanwege de gemeentelijke overheid. Daarnaast bestonden dikwijls nog zakelijke of persoonlijke waarborgen. Een rijke verscheidenheid van biljetten werd uitgegeven. De volledigste en mooiste reeks werd in omloop gebracht door de stad Gent. Zie daarover de interessante brochure ‘125 jaar geldomloop in België. 1830-1955’ uitgegeven als gids bij de tentoonstelling in de Kredietbank.
Gelukkig bezitten we het rijk gedocumenteerde werk van Dr Arnold Keller: ‘Das belgische Kriegsnotgeld 1914-1918’ dat de aandacht op de culturele waarde van verzamelingen noodgeld heeft gevestigd.
De stad Izegem had haar eigen plaatselijk gedrukte geldbriefjes die methodisch beschreven worden in de studie van M. Nuijttens: Het Noodgeld van Izegem (gepubliceerd in het maandschrift van het Europees Genootschap voor Munt- en Penningkunde, jaargang 1954, blz. 107-108; jaargang 1955, blz. 6-7; 14-15).
Ook in 1940 werden te Izegem geldbriefjes uitgegeven die maar enkele weken in omloop waren en nagenoeg onvindbaar geworden zijn. De auteur vermeldt ook de gemeenten die in 1914-1918 bij Izegemse drukkers geldbiljetten lieten drukken. Het zijn: Emelgem, Rumbeke, Oekene, Ardooie, Tielt, Ingelmunster, Winkel-St-Elooi, Rollegem-Kapelle, Lichtervelde, Wakken (bij De Busschere); Rumbeke, Lendelede en Kachtem (bij Strobbe).
| |
De Corverbeek te Houthulst
De St-Pietersabdij van Corbie (Somme) bezat te Houthulst een proosdij gelegen op de Corverbeek, een waterloop die het bos van oost naar west doortrekt en in de Ieperlee uitmondt. Zeer waarschijnlijk is de naam van de in 1311 vermelde heerlijkheid Corvere - gelegen onder Merkem, Langemark en Westrozebeke - ontleend aan de Corverbeek, waarvan de naam eerst in documenten van de 15e eeuw voorkomt. Corver zou dan kunnen teruggaan op de plaatsnaam Curba die voorkomt in het ‘Liber secundus miraculorum Sancti Adalardi’, een verhaal van translatie van relikwieën uit het begin van de 12e eeuw.
Bij de behandeling van dit vraagstuk in Sacris Erudiri VII, 1955, blz. 163-176 voegt Dom Nicolas Huyghebaert nog enkele beschouwingen over Sint-Jan-ter-Vonte: naam van een kerk of kapel die op de heerlijkheid Corvere gelegen was en misschien de oude titelkerk geweest is van het gebied dat zich in de 8e eeuw uitstrekte tussen de golf van Lo en deze van Handzame. Bij een verdeling
| |
| |
van dit gebied door de graaf van Vlaanderen zou Sint-Jan-ter-Vonte aan de parochie Merkem gehecht geworden zijn.
Men weet dat Houthulst zelf eerst in 1857 parochie geworden is, en gemeente in 1928.
a.v.
| |
‘Uitgaan met de stok’
Dat was te Deerlijk ‘gaan noden voor een begrafenis’.
Vóór de oorlog van 1914 en het verzenden van de doodsbrieven werd een bejaard persoon gevraagd om geburen en kennissen uit te nodigen. De man kleedde zich op zijn best en nam de gaanstok mee, hij ging van huis tot huis in het gebuurte, zeggend: ‘Gij wordt vriendelijk verzocht een gebed te komen lezen voor de zielezaligheid van X... die overleden is en. dag wordt begraven, te 8.30 uur aan het huis en te 9 uur aan de kerke’.
Het gebeurde dat de uitgenodigde zei: ‘Kom binnen en drink een druppel’. Doorgaans was een noder na zijn rondgang zeer verblijd door de druppels en pintjes tijdens zijn ronde.
l.d.
| |
Schrikaanjagend vertelseltje
Op Nieuwjaar laatstleden vertelde mijn vader zaliger onder andere volgend verhaaltje aan mijn kinderen. Hij had het vroeger ook aan ons verteld en het gehoord van zijn eigen vader.
Vroeger stond er tussen ‘de Vrede’ en Kamiel Van Heckens (te Ursel) een klein huisje met een grote beukenhaag voor de deur. Er woonde daar een wijveken in (mijn vader noemde het met naam en toenaam maar die ben ik vergeten). Dat wijveken was eens op een avond achter melk gegaan naar Timmermans en toen het terug kwam was het bijna donker. Het ging binnen in zijn huizeken maar er stond daar een grote vent bij den heerd.
‘Maar vent,’ zei dat wijveken, ‘hoe komt dat, als ik in mijn kast kijk dat daar alles overende ligt?’
‘Omdat ge 't brood met de bovenste korst van onder gelegd hebt’ zei die vent met een zware stem.
‘Maar vent,’ zei dat wijveken, ‘hoe komt dat, als ik in de heerd kijk dat het allemaal doodshoofden zijn?’
‘Omdat ge den haal in 't bovenste schof niet gedaan en hebt’ antwoordde de reus.
‘Maar vent, hoe komt dat dat ge zulke grote tanden hebt?’
‘Hauw’ zei die vent en beet het wijveken heur kop af.
d.v.
| |
Uit de doopregisters van Vichte
Pastoor Slosse heeft in zijn parochieboekje van Vichte verschillende curieuze meldingen bijeengebracht uit de kerstenboeken van deze parochie. (Men vergelijke zijn Rond Kortrijk pp. 1912 vlg.). Hier volgen enkele van zijn aantekeningen.
1645. 3 mei. Gedoopt wordt Maria Van Laureyne, onwettig kind
| |
| |
uit Deerlijk, geboren naar men zeide uit soldaten van de hertog van Lorreinen die aldaar voorbijtrokken. De moeder is Joanna Matthon, dochter van Judocus, uit Deerlijk.
1796. 30 aug. Gedoopt, voorwaardelijk, Rosa Vander Santen, aldus geheten omdat ze onder korenzanten te vondelinge was gelegd geweest.
1801. 16 aug. Pieter Joseph Matthys, van Deerlijk, die geen gemeens wil hebben met beëdigde priesters, komt naar Vichte om er zijn kind te laten dopen.
Onder het jaar 1768 tekent de pastoor aan dat men, naar ordonnantie van de bisschop van Doornik, voortaan geen kinderen beneden de zeven jaar zal mogen aanbieden voor het Vormsel, tenzij men zeker weze ‘dat ze niet sullen weenen, nochte eenig misbaer maeken’.
l.d.
| |
Philosophische faculteit te Brugge. 1667
‘Op den 19 septembre 1667 soo wiert er over al de straeten gheplackt advertentien van weghen de paters predickheeren als dat sij alhier in hun convent met consent vande magistraet ende den bisschop van Brugge souden doceeren de philosophie aen de jonckheijt overmits de troubele tijden ende quade weeghen datmen niet en conde reijsen naer de unijversijteijten van Douwaij ofte Leuven. Ende dit begonste octobre 1667 by provisie maer de unijversiteijten quamen in oppositie, maer de predickheeren gijnghen even wel voort met cleenen toeloop.’ - Uit het Handschrift (Rare Geschriften) van Jacques Inbona, blz. 239.
| |
Van de koeier die de bijbel las
Rond de jaren 1850-1900 was er op een hof langs de Breeweg te Klemskerke een aardige koeier die las in een bijbel. En als hij in die boek las, rond den avond of 's noens, als 't werk gedaan was, vlogen er stenen en knorren eerde door de veister en scheurpoorte. Ze hebben d'r achter gewaakt en nooit of nooit iemand gezien, totdat ze vonden dat als de koeier in dien boek las, dat het dan gebeurde. De paster van Vlissegem heeft dat belezen en opgelost. Hij wist er weg mee! Als de knechten met peerden met gerste naar Brugge reden naar de brouwerijen, ze kosten met geen middels in de poorte rijden zolange of dat hij las. Ook wilden de zakken soms onderweg altijd van die wagen, terwijl hij in dien boek doende was.
(Letterlijk opgenomen van S. 64 jaar, in Lentemaand 1952).
A. Lowyck.
|
|