De Laey kwam dus, alleen al door zijn beroepsbezigheden, regelmatig in contact met meester Claerbout. Is het toevallig te heten dat De Laey zich juist documenteerde voor zijn geschiedkundige werken over Hooglede, toen meester Claerbout zijn folkloreboekjes uitgaf rond 1899-1900? De ‘Geschiedkundige aanteekeningen over Hooghlede’ verschenen inderdaad te Roeselare in 1902, gevolgd in 1906 door een brochuurtje over het ontstaan der parochie St. Jozef te Hooglede.
Ook De Laey verliet voor goed, rond dezelfde tijd, zoals zijn vriend Claerbout, deze liefhebberij. Beiden werden ook meer en meer opgeslorpt door hun landbouwactiviteiten.
Opnieuw ingericht bij Kon. Besluit van 18 Oct. 1889 - ze dateren oorspronkelijk van 1848-49 - wonnen de Comicen en de Raden vooral aan betekenis na de landbouwcrisis der jaren 1880-95; de herinrichting van 1888 staat trouwens in dit teken. Zo verruimden de Landbouwcomicen en meteen de provinciale Landbouwraden, die er een soort adviserend bestuurslichaam op waren, meer en meer hun werkkring, zodat de ‘secretarissen’ en ‘voorzitters’ er heel door in beslag werden genomen. Voor beiden zal dit het einde der liefhebberij hebben betekend.
Vermelden we tenslotte nog dat de opvolger van meester Claerbout, als secretaris der Landbouwcomicen van Roeselare-Tielt-Ingelmunster, in 1926 mijn vader zaliger was, Remi Van Acker, onderwijzer en landbouwleraar te Ardooie († 1943), die zelfs nog een stukske familie was van de inmiddels overleden De Laey. Ook De Laey werd als voorzitter der Landbouwcomicen en der Provinciale Landbouwkamer door een Ardooienaar opgevolgd, nl. Cyr. vanden Bûssche, oud-burgemeester en gewezen senator († 1930).
Al deze personen waren vriendschappelijke samenwerkers om door voordrachten, leergangen, proefvelden, veeprijskampen en andere middelen de landbouw en de veeteelt op hoger peil te brengen. Hun wetenschappelijk onderlegde voorman was een merkwaardige figuur: Felix De Keyser, Rijkslandbouwkundige (Tielt 1857-1927), schrijver van tientallen landbouwkundige boeken en brochures, een groot inspirator en onbetwistbaar leider op landbouwgebied, zowel van De Laey, van Claerbout, als van de hele generatie landbouwwerkers uit Midden-Vlaanderen rond de eeuwwisseling.
Meester Claerbout kwam dus na zijn folkoristische periode terecht in een meer prozaïsch milieu, maar een midden dat directer met de levende man van de buiten - drager van de levende folklore - in aanraking stond.
L. Van Acker