Biekorf. Jaargang 55
(1954)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 231]
| |
De familie Verschaeve te ArdooieDe familie Verschaeve te Ardooie kan gerekend worden onder de meest interessante families die in een West Vlaamse plattelandsgemeente in de vorige eeuw ten tonele kwamen. Haar opkomst en haar voortgang waren nauw verbonden met de industriële ontwikkeling van de gemeente, haar gezag en haar invloed waren niet onbeduidend, vooral op het godsdienstig en het caritatief leven der parochie, en haar laatste generatie te Ardooie schonk aan ons volk een persoonlijkheid van blijvende betekenis.
De eerste Verschaeve die te Ardooie toekwam rond 1787 was Jan fs. Jacques en Anna van Dommele, geboren te Moorslede in 1730, maar wonende te Bissegem, gehuwd met Godelieve van der Plancke van Bissegem. In vroeger tijden woonde de familie te Gullegem. Jan Verschaeve was lijn waadbleker van beroep. De man koos werkelijk een voortreffelijke plaats uit om een blekerij te vestigen. Rond die tijd telde Ardooie alleszins 5.000 inwoners, en al waren er honderden lijnwaadwevers, enige kamslagers, opkopers en zelfs een getouwenmaker, nog nooit was er iemand op de idee gekomen een blekerij of een ververij op te richten. Jan Verschaeve bouwde in 1787 een ‘remarquabel woonhuys met voorder edificien... in steen ende hardt dack, voorts syn looghuys, annexe, coye ende swynstallen, staende inden meersch ofte bleeckerye suyt voor desen huyse’, ten zuidoosten van de kerk, op 225 roeden cijnsgrond van burggraaf Theodoor de Jonghe, baron van Ardooie. De blekerijmeers, langsheen de Brugstraat, paalde aan de Kaaiebeek en aan de omwallingen der mote van het voormalige kasteel der heren van het dorp. Nauwelijks goed geïnstalleerd moest Jan Verschaeve op 9 December 1789 zijn eigendom, ‘ledent twee jaer nieuwe ghebauwt’, tot een bedrag van 300 p. gr. laten berenten ten profijte van burggraaf de Jonghe. Alles wat zijn huis ook bevatte, zoals ‘alle den halm, cuypen, standen, fournois, etc. dienende tot deselve bleeckerye, midtsgaeders alle syne meubelen,... de doornhaeghe, poort ende fruytboomen’ werden bezet.Ga naar voetnoot(1) | |
[pagina 232]
| |
We kunnen ons te vergeefs afvragen waarom Jan Verschaeve deze schuld moest aangaan. Zijn zaak was nochtans reeds zo goed gevestigd dat ze het nog meer dan een eeuw lang in dezelfde familie zou uithouden. Ook werd Jan bij zijn komst te Ardooie al bijgestaan door enkele zijner kinderen, die groot genoeg waren om een helpende hand toe te steken. Alles samen had hij drie zonen en drie dochters. De drie dochters waren: Maria Theresia (o Biss. 1763), die in 1796 te Ardooie huwde met Joos Louis Doorme; Constantia Barbara (o Biss. 1765) die in 1789 te Ardooie huwde met Ignaas Jacob CleppeGa naar voetnoot(1); en Francisca Leonora (o Biss. 1775). Godelieve vander Plancke overleed te Ardooie in 1794 en Jan Verschaeve in 1817. Hij schijnt geen deel te hebben genomen aan het openbaar leven in zijn nieuwe woonplaats. De jongste twee zonen Verschaeve zien we voor het eerst hun intrede doen in de middens der dorpsburgerij in de busgilde van Sint-Barbara. Pieter Jozef was er tweede bezorger (1789) en ontvanger (1810). Vital Jacob tweede (1793, 1810), en eerste bezorger (1808). De oudste zoon Jan Frans heeft hier weinig sporen nagelaten. We behandelen hem en zijn nakomelingen het laatst.
De drie gebroeders Verschaeve huwden elk tweemaal. Pieter Jozef (Bissegem 1770-Ardooie 1816) huwde de eerste keer met Maria Platteeuw, de tweede maal met Catharina Dewitte, twee Ardooise landbouwersdochters. Hij was ‘bleeckersbaes’. Uit zijn eerste huwelijk had hij een zoon, Karel (1799-1865), die hem opvolgde als bleker. Karel Verschaeve was een gezien persoon. Hij was gehuwd met Barbara Coleta Perneel uit Ardooie, een voorname landbouwersdochter. ‘Hy had dertig jaren [gemeentelraadslid, en in de slechte ongelukkige jaren [van 1845-1850] dischmeester geweest. Hy heeft dan doen blyken dat hy alles zoude opgeofferd hebben voor de arme lieden en tot welzyn van de commune’.Ga naar voetnoot(2) In de kadastrale legger van ca. 1842 staat Karel Verschaeve aangegeven als eigenaar van drie percelen, waaronder twee huizen, met een oppervlakte van ruim 0,50 ha. en een jaar- | |
[pagina 233]
| |
lijks kadastraal inkomen van 153 fr. We mogen hem dus een plaats toekennen in de voornamere dorpsmiddenstand. Ook zijn kinderen namen dezelfde sociale stand in. We hadden vooreerst Nathalie (1826-1900). Nathalie was de godvruchtigheid zelve: prefecte der congregatie van Onze Lieve Vrouw. Opperbestuurster der Confrerie van de H. Barbara en ijveraarster van een drietal godvruchtige genootschappen. Dan volgde Henri (1828-Ingelmunster 1875), blauwverver. Hij huwde te Ingelmunster met Pauline SteverlynckGa naar voetnoot(1) en bleef daar wonen. Constant (1830-1880), eveneens bleker van beroep, was de volgende zoon. Iedereen wilde dat Constant Verschaeve zijn vader Karel in 1865 in de gemeenteraad opvolgde, maar ‘de pastor ging met den heer burgemeester naar het kasteel en men weerlegde de candidature van Verschaeve. Op het verzoek van den pastor, jufvrouw Zoé [de Jonghe d'Ardoye] ontbood Constant Verschaeve en hy was verplicht tegen wil en dank van geheel de commune zyne candidature in te trekken.’Ga naar voetnoot(2) Men bedenke immers dat de blekerij nog steeds lag op cijnsgrond van de familie de Jonghe d'Ardoye! Constant Verschaeve stond ook zijn man in de dorpsschutterij; in 1858, bij voorbeeld, schoot hij zich koning in de stalenboogmaatschappij Willem Tell. De man bleef ongehuwd en stierf schielijk. Een andere zoon van Karel Verschaeve-Perneel was Isidoor (1831-1896), bleker, gehuwd met Ida Cauwe van Ardooie. Hij was eerst lid en later ontvanger van 't Bureel van Weldadigheid en deken van de Broederschap van het H. Schapulier. Bij Koninklijk Besluit van 15 September 1858 ontving hij de gouden medaille voor moed en zelfopoffering om twee kinderen te hebben gered die op het ijs speelden en er doorgevallen waren.Ga naar voetnoot(3) Isidoor Verschaeve overleed kinderloos. Van Jan (1835-1854) weten we alleen dat hij in het college de medaille won voor goed gedrag (1846)Ga naar voetnoot(4). De jongste van allen, Romanie Verschaeve (1837-1893), werd al van haar twaalfde jaar meesteres in de Zondagschool, wat ze bleef tot haar overlijden. Ze | |
[pagina 234]
| |
was lid der Dames van Barmhartigheid en penningmeesteres van het genootschap der Arme Kerken. Deze tak der familie Verschaeve, die tot de kleine burgerij behoorde, schijnt dus een ruim aandeel te hebben gehad in het religieus en caritatief leven der parochie. De kinderen uit het tweede huwelijk van Pieter Jozef met Catharina Dewitte bereikten niet de begoede dorpsmiddenstand. Allen verlieten ook het voorvaderlijk blekers- of verversberoep en daalden meteen een sport op de sociale ladder. Ze zijn nochtans de enigen wier afstammelingen hier nog bestaan. Rosalie (1807-1865) werd naaister; Julie (1809-1876), spinster, trouwde met Pieter Dedecker, een muldersgast uit Kuurne; Edward (1813-1860), getrouwd met Rosalie Heldenbergh van Kachtem, bracht het tot veldwachter en herbergier; Louise (1814-1847) huwde met Pieter Seite, een werkman, terwijl de jongste (Pieter) Jozef (1816-1887), gehuwd met Coleta Dujardin, nu eens als landbouwer, dan eens als werkman staat opgegeven. Alle afstammelingen uit deze tak bleven in de kring van werklieden, kleine landbouwers, spinsters of kantwerksters. Rond 1842 bezat ook geen enkele der hier besproken Verschaeve's een onroerend goed te Ardooie; de kadastrale legger maakt er toch geen melding van.
De jongste zoon van Jan Verschaeve-vander Plancke was Vital Jacob (Bissegem 1778-Ardooie 1823), blauwverver. Vital huwde ook tweemaal. Uit zijn eerste huwelijk met Joanna Lidwina Dorme uit Izegem hield hij een dochter over, Ida Ludowina (1801-Roeselare 1830), die ging wonen naar Roeselare en getrouwd was met Joseph Van Tomme van Rumbeke. Deze man was volgens de vermelding op zijn doodsanctje (1864): ‘Lid van de maetschappy van den edelen Ridder Sebastiaen binnen de stede van Rousselaere sedert den 27 Mei 1808; Koning derzelve maetschappy op 23 Mei 1825’! Vital Verschaeve had zeven kinderen uit zijn tweede huwelijk met Marie Duvivier van Zwevezele.Ga naar voetnoot(1) Zijn sociale stand liet het hem toe ze een verzorgde opvoeding te verschaffen: de zoon bezocht een kostschool te Ingelmunster, de zes dochters verbleven in het pensionaat te Ruiselede. | |
[pagina 235]
| |
Het gezin Verschaeve Duvivier behoorde ongetwijfeld tot de welgestelde burgerij der gemeente, te oordelen naar de talrijke onroerende goederen die de weduwe ca. 1842 nog bezat: 17 kadastrale nummers, waaronder 5 huizen, met een oppervlakte van 3,30 ha. en een kadastrale cpbrengst van 564 fr. per jaar. De zeven kinderen uit dit laatste huwelijk waren nog uit een ander hout gesneden dan hun hoger beschreven kozijns en nichten. De godvruchtigheid schijnt de hoofdeigenschap van dit hele gezin te zijn geweest. Vital Jacob was zeer godvrezend en oefende te Ardooie de bediening van kerkmeester uit. Zijn vrijgevigheid aan de armen was bekend. Ook de moeder was uiterst godvruchtig en voorbeeldig. De enige zoon, Amatus Polycarpus (1812-1841), blauwverver zoals zijn vader, stierf ongehuwd en tamelijk jong, in geur van heiligheid. In 1866 bij ‘zijnen halven overlijdensjubilé’ had zijn jaargetijde plaats onder een ware volkstoeloop. Zijn zes zusters traden alle zes in het klooster. Drie werden overste, de andere drie werden abdis! De geestelijke raadsman der kinderen Verschaeve, die op hun roeping een heilzame invloed uitoefende, was niemand minder dan de beroemde kanunnik Ch. Carton, stichter der Societe d'Emulation en promotor van het onderwijs der blinden en doofstommen te Brugge, die van 1829 tot 1835 onderpastoor te Ardooie was. Ten huize der gezusters Verschaeve was een kamer omgevormd in private kapel. Ze vergaderden er de Zondagen met vriendinnen en geburen. Uit deze bijeenkomsten ontstond in 1840 de Congregatie van Onze Lieve Vrouw, die op heden nog bestaat. Ook hielden ze in hun huis voorlezingen van stichtelijke lectuur ten gerieve van ongeletterde geburen. De levensloop van elk der gezusters Verschaeve is dan ook merkwaardig te noemen. Juliana (1809-1845), de eigenlijke stichteres en eerste prefecte der Congregatie, trad in 1842 in het pas gestichte klooster der H. Kindsheid van Jezus te Ardooie en werd er onmiddellijk de eerste overste onder de naam van moeder Maria-Aloysia. Thans is deze kleine kloostergemeente uitgegroeid tot een merkwaardig complex met verschillende bijhuizen.Ga naar voetnoot(1) Na een kortstondig bestuur stierf moeder Aloysia in 1845 aan de typhus. Van de zes gezusters was ze het laatst in het klooster getreden en stierf het eerst. | |
[pagina 236]
| |
Maria Theresia (1811-Ieper 1868) ging in 1835 binnen in het klooster der Arme Claren Coletinnen te Brugge. Ze heette voortaan Maria-Angelina. Ze werd overgeplaatst in het klooster te Doornik als novicemeesteres. In 1847 werd ze abdis der Arme Claren Coletinnen te Ieper. Virginie (1814-Lier 1870) trad in 1834 in het klooster der Arme Claren Coletinnen te Brugge. Als zuster Maria-Hyacintha was ze in 1836 bij de eerste vijf Arme Claren die te Lier een nieuw klooster stichtten. In 1837, nauwelijks 23 jaar oud, werd ze novicemeesteres en in 1852 abdis, tot aan haar overlijden in 1870.Ga naar voetnoot(1) Henriette Francisca (1818-Brugge 1880) ging in 1839 binnen in Spermalie te Brugge, bij de Zusters van de Kindsheid van Maria, een stichting van Kan. Carton. Ze werd er overste van het pensionaat. Haar kloosternaam was moeder Maria-Agatha. Lucie Eugenie (1820-Brussel 1873) ging in 1839 binnen bij de Arme Claren te Brugge en droeg er de naam van zuster Maria-Ludovica. In 1841 was ze bij de groep Brugse Arme Claren die naar Nevele trokken om het klooster van O.L.Vr. Onbevlekt Ontvangen in te richten. In 1848 vertrok ze naar het klooster der Arme Claren te Kortrijk en in 1849 naar dit te Brussel, waar ze abdis werd. De jongste, Nathalie (1823-Brugge 1878), ging binnen in Spermalie te Brugge en werd er, onder de naam van Moeder Maria-Alphonse. overste van het Instituut voor Blinden en Doofstommen (Stichting Kan. Carton).
De derde en laatste, maar voor Ardooie de belangrijkste tak der familie Verschaeve, was deze van Jan Frans. die dus de oudste zoon was van Jan en Catharina vander Plancke. Jan Frans (Bissegem 1761-Hulste 1839) vinden we niet veel te Ardooie. Hij werd kleermaker, huwde een tweede | |
[pagina 237]
| |
maal te Ardooie met Isabella Brigitta Cauwe (Ardooie 1758-1811)Ga naar voetnoot(1), woonde na zijn huwelijk te Izegem, dan weer te Ardooie en later te Hulste, waar hij overleed in 1839. Jan Frans en Isabella Brigitta Cauwe waren de overgrootouders van Cyr. Verschaeve; en Isabella Cauwe was van dezelfde familie als dichter Pieter Cauwe († Ardooie 1712) en pater Francis Cauwe, minderbroeder en geestelijk schrijver († Rome 1679). Uit zijn eerste huwelijk met Maria Francisca de Meyere van Izegem had Jan Frans Verschaeve vijf kinderen, allen te Izegem geboren, waaronder we vermelden Carolus Ludovicus (o Izegem 1789), die in 1816 trouwde met Barbara Verhelle en ‘hoede maeker’ was.Ga naar voetnoot(2) De zoon uit het tweede huwelijk, Bruno Francis (Izegem 1804-Ardooie 1889) die de verdere stamhouder worden zou in deze tak, kwam in 1829 te Ardooie trouwen met Barbara Bourgeois (1798-1851) van Ardooie, wier voorouders te Izegem aansluiten bij de bekende chirurgijnsfamilie van die naam.Ga naar voetnoot(3) Bij zijn huwelijk woonde Bruno Verschaeve te Ardooie en was er blauwverver. Hij kwam dus voorzeker naar Ardooie om het beroep in het familiebedrijf aan te leren en dan later verder voort te zetten in de plaats van de tak van Vital Verschaeve-Duvivier, die zonder nazaten was uitgestorven. Toen Bruno Verschaeve te Ardooie de blauwververij opnam, was de blekerij van 1787 reeds derwijze uitgegroeid dat er twee wel onderscheiden bezigheden werden beoefend: de lijnwaadblekerij en de bleekblauwververij. Benevens de beschikbare werkkrachten uit de eigen familie, - de eerste tak speciaal geïnteresseerd in de blekerij, de takken van Vital en Bruno werkzaam in de ververij, - werden er minstens nog twee knechten op nagehouden: Vital Cleppe, blauwverver (1823)Ga naar voetnoot(4) en Carolus Roelens, blauwverver (1824). Bruno Verschaeve had een winkel en hield zich ook bezig met lijnwaadhandel, een bedrijf dat bij zijn ververij paste en zijn financiële situatie in grote mate zal bevorderd hebben, want in de aangehaalde kadastrale legger van omstreeks 1842, toen hij pas ca. 38 jaar oud was, bezat hij reeds een | |
[pagina 238]
| |
fortuin dat hem toeliet een plaats in te nemen in de hogere dorpsburgerij. Hij staat bekend als eigenaar van 24 percelen, waaronder 7 huizen, met een totale oppervlakte van ruim 4 ha. en een kadastraal inkomen van 557 fr. per jaar. Ook in het openbaar leven wist hij zich op te werken tot een vooraanstaand dorpsgenoot. Nauwelijks 28 jaar oud werd hij lid van de kerkraad. In 1869 werd hij voorzitter van de kerkraad, alsook deken van de Confrerie van het H. Schapulier, die te Ardooie zowat de oudste en voornaamste burgerfamilies groepeert. In 1855 stichtte hij samen met meester Diaz het nu nog bestaande Sint-Vincentiusgenootschap, waarvan hij de eerste voorzitter werd. Bruno Verschaeve overleed als rentenier in 1889. Van zijn vier kinderen is Julie, naaister en congreganiste, jong gestorven; de andere zijn: Marie (1835-1907) in 1862 geprofest bij de Zusters van Heule. Ze overleed als overste van het klooster te Passendale, dat ze gedurende 43 jaar wijselijk had bestuurd. Charles Louis (1831-Pittem 1901) werd priester gewijd te Brugge in 1857, was leraar aan het college te Ieper (1857), onderpastoor te Harelbeke (1866), pastoor te Roeselare Onze Lieve Vrouw (1879) en te Pittem (1891), waar hij stierf in 1901. François Verschaeve (1830-1905), blauwverver en koopman. zoon van Bruno, was de vader van Cyr. Verschaeve. Hij huwde in 1863 met Melanie Deforche van Ardooie (1837-1906).Ga naar voetnoot(1) Zoals zijn vader was hij een man die te Ardooie in hoog aanzien stond. Hij volgde zijn vader op als voorzitter van de kerkraad en was hoofdman van de vergadering der Xaverianen, sinds het onstaan der vereniging in 1873. Toen de schoolstrijd uitbrak in 1879 werd François Verschaeve door Mgr Faict benoemd tot tresorier van het inderhaast gesticht katholiek schoolcomité. Aldus stond hij regelrecht tegen meester Theodoor Diaz, de vriend van zijn vader, die zijn bediening in de gemeenteschool niet opz gde. Dit belette nochtans niet dat François Verschaeve zijn zoon Cyriel bij het einde van de schoolstrijd in 1883 terug naar de gemeente school zond. Van 1856 tot aan zijn dood was François Verschaeve ook penningmeester van de Kon. Stalenboogmaatschappij, waar hij een aangenaam confrater en vaardig schutter was. We vonden hem ook onder de stichtende leden der Sint-Maar- | |
[pagina 239]
| |
tensziekengilde (1889) en bij de ereleden der Gilde van Ambachten en Neringen (ca. 1900). Vermelden we tenslotte zijn drie kinderen: Marie (1864-1942), in de wandel, ‘Juffrouw Marie’, het laatste lid der familie dat te Ardooie woonde. Ze was prefecte van de Congregatie en staat bekend als een weldoenster der missionarissen van Scheut. Alfons (1870-Kortrijk 1935) studeerde in de Rechten en eindigde zijn loopbaan als Procureur des Konings te Kortrijk. Hij was gehuwd met Alice Roelandts vsn Meulebeke en laat verschillende afstammelingen na. Cyriel (1874-Hall, Tirol 1949), priester gewijd te Brugge in 1897, leraar aan het College te Tielt (1897), onderpastoor te Alveringem (1911), doctor honoris causa der Universiteiten van Leuven, Keulen en Jena, de dichter, denker en Vlaamse voorman.
Maar meteen zegden de Verschaeve's hun blekerij, ververij en Ardooie vaarwel. Toen de familieonderneming de weg der industrialisatie had kunnen opgaan, stierf de ene tak uit en keek de andere naar idealen die buiten de blekers- en ververskringen lagen. Zo vertrok een familie van onze gemeenteGa naar voetnoot(1), die haast 150 jaar lang de voortrekster was geweest van godsdienstzin, liefdadigheid en familietraditie. Maar de grote en bezielde persoonlijkheid van één harer laatste telgen, Cyriel Verschaeve, die in zijn familie zulke schone voorbeelden vond voor alles wat groot, edel en buiten-gewoon was, heeft een vlucht genomen die hem ver buiten en boven het locale kader van Ardooie heeft gevoerd.Ga naar voetnoot(2) L. Van Acker |
|